ECLI:NL:RBROT:2017:5265

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 mei 2017
Publicatiedatum
7 juli 2017
Zaaknummer
523782 / HA RK 17-254
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in familiezaken na afwijzing aanhoudingsverzoek

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 11 mei 2017 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen mr. J.J. Klomp, rechter in familiezaken. Het wrakingsverzoek volgde op de afwijzing van een verzoek tot aanhouding van de behandeling van een zaak, waarbij de verzoeker op 27 maart 2017 zonder zijn advocaat ter zitting verscheen. De verzoeker stelde dat de gang van zaken partijdig was en dat hij in zijn rechten was beknot. De rechter had het verzoek tot aanhouding afgewezen op basis van interne richtlijnen en na overleg met de kwaliteitscoördinator van zijn team. De wrakingskamer oordeelde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter. De beslissing van de rechter om de zaak niet aan te houden werd niet als onbegrijpelijk beschouwd, en de vrees voor vooringenomenheid was niet objectief gerechtvaardigd. De wrakingskamer benadrukte dat wraking niet kan dienen als rechtsmiddel tegen onwelgevallige procesbeslissingen. Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 10/523782 / HA RK 17-254
Beslissing van 11 mei 2017
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. J.J. Klomp, rechter in de rechtbank Rotterdam, team Familie (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Ter zitting van 27 maart 2017 heeft verzoeker de rechter gewraakt. De rechter is belast met de behandeling van het verzoekschrift van [naam wederpartij] tegen verzoeker, zijnde een verzoekschrift tot wijziging voorlopige voorzieningen, geregistreerd onder zaaknummer C/10/522546 / FA RK 17-2074. Van de wraking is een proces-verbaal opgemaakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het dossier met zaaknummer C/10/522546 / FA RK 17-2074, alsmede van het dossier met zaaknummer C/10/501157 / FA RK 16-3771.
Verzoeker alsmede de rechter zijn verwittigd dat het wrakingsverzoek op 6 april 2017 zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Bij brief van 6 april 2017 heeft verzoeker gevraagd de behandeling van het wrakingsverzoek aan te houden, omdat hij is verhinderd en er niet is gevraagd om zijn verhinderdata.
Ter zitting van 6 april 2017 2017 zijn verschenen de rechter en [naam wederpartij] en haar advocaat mr. J.J. Boelaars. De wrakingskamer heeft vervolgens, gelet op het aanhoudingverzoek, het onderzoek op de terechtzitting geschorst voor onbepaalde tijd.
Verzoeker alsmede de rechter zijn verwittigd dat het wrakingsverzoek op 8 mei 2017 zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
Ter zitting van 8 mei 2017, waar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verschenen verzoeker, de rechter en [naam wederpartij] en haar advocaat mr. J.J. Boelaars. Verzoeker en de rechter hebben elk hun standpunt nader toegelicht.

2.Het verzoek en de reactie daarop

Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
Ik heb de rechter gewraakt omdat ik de rechter partijdig vind. Mijn advocaat heeft een verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak ingediend in verband met een ziekenhuisbezoek. Dit verzoek is een week voor de zitting ingediend. Eerst op 27 maart 2017 is mij bekend geworden dat het verzoek was afgewezen. Ik had op de zitting van 27 maart 2017 stukken willen indienen. Dat kon echter niet omdat mijn advocaat die dag verhinderd was. De gang van zaken is partijdig omdat ik in mijn rechten ben beknot.
2.2
Ter zitting van de wrakingskamer heeft verzoeker, in aanvulling op het bovenstaande, het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven en voor zover nog van belang - :
De gang van zaken is goed neergelegd in het proces-verbaal van de zitting van 27 maart 2017.
Ik ben pas op 27 maart 2017 op de hoogte gesteld van de afwijzing van het aanhoudingsverzoek en ben op die dag zonder mijn advocaat ter terechtzitting verschenen. Ik kon mezelf niet verdedigen. Het zou die dag gaan over de alimentatie. Ik had het gevoel dat ik op achterstand stond doordat mijn advocaat niet aanwezig kon zijn.
2.3
De rechter heeft ter zitting aangegeven, dat hij niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
Een paar dagen voor de zitting van 27 maart 2017 heeft mij een verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak van de advocaat van verzoeker bereikt. Ik heb dit verzoek afgewezen op basis van de interne werkinstructie en na overleg met de kwaliteitscoördinator van mijn team. Hierbij zijn meegewogen het standpunt van de wederpartij, de tijdigheid van het verzoek tot aanhouding en de mate van onderbouwing van het verzoek. Op 27 maart 2017 heb ik nog een verzoek tot aanhouding ontvangen van de advocaat van verzoeker.
Bij de start van de zitting heb ik verzoeker voorgehouden dat hij met zijn advocaat had willen verschijnen. Verzoeker vroeg vervolgens of de behandeling van de zaak zou worden aangehouden en of ik de verzoeken tot aanhouding had ontvangen. Hier heb ik op geantwoord dat ik de verzoeken had ontvangen en dat de behandeling niet zou worden aangehouden. Vervolgens werd ik gewraakt door verzoeker. Ik heb de zitting meteen gestaakt.
Vervolgens zei verzoeker dat hij stukken had willen inbrengen. Omdat ik al was gewraakt, heb ik dit niet verder met verzoeker besproken. Ik heb ook niet met verzoeker kunnen bespreken dat het blijkens de jurisprudentie niet onmogelijk is om stukken in te dienen zonder een advocaat.
Door deze gang van zaken heb ik ook mijn beslissing om de verzoeken tot aanhouding van de behandeling van de zaak af te wijzen, niet kunnen motiveren.
Voor zover verzoeker op 27 maart 2017 het gevoel had dat hij op achterstand stond door de afwezigheid van zijn advocaat, merk ik op dat ik dat punt had willen bespreken met verzoeker maar dat ik ook daar door de wraking niet aan toe gekomen ben.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter door zijn persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is.
3.4
De wrakingskamer stelt voorop dat het niet aan de wrakingskamer is om de beslissing van de rechter tot het wel of niet aanhouden van een zaak inhoudelijk te toetsen. Wraking kan immers niet fungeren als rechtsmiddel tegen (onwelgevallige) procesbeslissingen.
3.5
De wrakingskamer overweegt verder als volgt.
Voorafgaand aan de zitting van 27 maart 2017 heeft de advocaat van verzoeker op 20 maart 2017 een verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak ingediend. Dit verzoek heeft de rechter een paar dagen voor de zitting bereikt. Op basis van intern beleid heeft de rechter dit verzoek van verzoeker afgewezen. Op de dag van de zitting heeft de rechter nog een verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak ontvangen van de advocaat van verzoeker. Ter terechtzitting van 27 maart 2017 is verzoeker verschenen zonder zijn advocaat. De rechter heeft verzoeker voorgehouden dat hij met zijn advocaat had willen verschijnen, hetgeen door verzoeker bevestigd is. Verzoeker heeft de rechter vervolgens gevraagd of de behandeling van de zaak ter terechtzitting zou worden aangehouden. De rechter heeft te kennen gegeven dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting niet zou worden aangehouden. Hierop heeft verzoeker de rechter gewraakt.
De rechter heeft de verdere behandeling ter terechtzitting meteen gestaakt en is door de wraking niet in de gelegenheid geweest zijn beslissing op het verzoek tot aanhouding te motiveren en evenmin met verzoeker te bespreken of hij stukken zou willen indienen.
3.6
Nu het gaat om een door de rechter gegeven procesbeslissing kan de vrees voor vooringenomenheid slechts objectief gerechtvaardigd zijn indien in het licht van de feiten en omstandigheden van het geval de rechter een beslissing heeft genomen die zo onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan dat deze door vooringenomenheid van de rechter is ingegeven. De beslissing om de zaak niet aan te houden is, gelet op de in 3.5 geschetste gang van zaken, naar het oordeel van de wrakingskamer niet zodanig onbegrijpelijk dat hierdoor blijkt van een vooringenomenheid die het wrakingsverzoek kan doen slagen.
3.7
Het verzoek is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
-
wijst afhet verzoek tot wraking van mr. J.J. Klomp.
Deze beslissing is gegeven door mr. O.E.M. Leinarts, voorzitter, mr. A. Buizer en
mr. M.G.L. de Vette, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 mei 2017 in tegenwoordigheid van mr. S.A. Commandeur, griffier.
Verzonden op:
aan:
- [naam verzoeker]
- mr. A.K. Ramdas
- mr. J.J. Klomp
- [naam wederpartij]
- mr. J.J. Boelaars