Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
Ik heb de rechter gewraakt omdat ik de rechter partijdig vind. Mijn advocaat heeft een verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak ingediend in verband met een ziekenhuisbezoek. Dit verzoek is een week voor de zitting ingediend. Eerst op 27 maart 2017 is mij bekend geworden dat het verzoek was afgewezen. Ik had op de zitting van 27 maart 2017 stukken willen indienen. Dat kon echter niet omdat mijn advocaat die dag verhinderd was. De gang van zaken is partijdig omdat ik in mijn rechten ben beknot.
2.2
Ter zitting van de wrakingskamer heeft verzoeker, in aanvulling op het bovenstaande, het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven en voor zover nog van belang - :
De gang van zaken is goed neergelegd in het proces-verbaal van de zitting van 27 maart 2017.
Ik ben pas op 27 maart 2017 op de hoogte gesteld van de afwijzing van het aanhoudingsverzoek en ben op die dag zonder mijn advocaat ter terechtzitting verschenen. Ik kon mezelf niet verdedigen. Het zou die dag gaan over de alimentatie. Ik had het gevoel dat ik op achterstand stond doordat mijn advocaat niet aanwezig kon zijn.
2.3
De rechter heeft ter zitting aangegeven, dat hij niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
Een paar dagen voor de zitting van 27 maart 2017 heeft mij een verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak van de advocaat van verzoeker bereikt. Ik heb dit verzoek afgewezen op basis van de interne werkinstructie en na overleg met de kwaliteitscoördinator van mijn team. Hierbij zijn meegewogen het standpunt van de wederpartij, de tijdigheid van het verzoek tot aanhouding en de mate van onderbouwing van het verzoek. Op 27 maart 2017 heb ik nog een verzoek tot aanhouding ontvangen van de advocaat van verzoeker.
Bij de start van de zitting heb ik verzoeker voorgehouden dat hij met zijn advocaat had willen verschijnen. Verzoeker vroeg vervolgens of de behandeling van de zaak zou worden aangehouden en of ik de verzoeken tot aanhouding had ontvangen. Hier heb ik op geantwoord dat ik de verzoeken had ontvangen en dat de behandeling niet zou worden aangehouden. Vervolgens werd ik gewraakt door verzoeker. Ik heb de zitting meteen gestaakt.
Vervolgens zei verzoeker dat hij stukken had willen inbrengen. Omdat ik al was gewraakt, heb ik dit niet verder met verzoeker besproken. Ik heb ook niet met verzoeker kunnen bespreken dat het blijkens de jurisprudentie niet onmogelijk is om stukken in te dienen zonder een advocaat.
Door deze gang van zaken heb ik ook mijn beslissing om de verzoeken tot aanhouding van de behandeling van de zaak af te wijzen, niet kunnen motiveren.
Voor zover verzoeker op 27 maart 2017 het gevoel had dat hij op achterstand stond door de afwezigheid van zijn advocaat, merk ik op dat ik dat punt had willen bespreken met verzoeker maar dat ik ook daar door de wraking niet aan toe gekomen ben.