ECLI:NL:RBROT:2017:5264

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 juni 2017
Publicatiedatum
7 juli 2017
Zaaknummer
10/661148-16 TUL VV 16/001753-15 en 16/247963-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van een revolver en stroomstootwapen met toepassing van adolescentenstrafrecht

Op 23 juni 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die in de periode van 13 juni 2016 tot en met 17 juni 2016 in Capelle aan den IJssel een revolver en een stroomstootwapen voorhanden heeft gehad. De verdachte, die op dat moment in een begeleid wonen project verbleef, heeft samen met een kennis deze wapens in het openbaar getoond en daarmee winkels bezocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en heeft geoordeeld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. De rechtbank heeft toepassing gegeven aan het adolescentenstrafrecht, gezien de leeftijd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 13 maanden geëist, maar de rechtbank heeft besloten om een jeugddetentie van 6 maanden op te leggen, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, mits de verdachte zich aan de voorwaarden houdt. Daarnaast is een taakstraf van 200 uur opgelegd. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden verbonden aan de jeugddetentie, waaronder begeleiding door de reclassering en urinecontroles. De vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen zijn afgewezen, omdat de rechtbank eerder had besloten de proeftijd te verlengen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/661148-16
Parketnummers vordering TUL VV: 16/001753-15 en 16/247963-14
Datum uitspraak: 23 juni 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr K.S. Kort, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 juni 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. Wijnands heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 13 maanden met aftrek van voorarrest;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 16/001753-15, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken alsmede een werkstraf van 40 uur;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 16/247963-14, te weten een geldboete van € 210,-.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 13 juni 2016 tot en met 17 juni 2016 te
Capelle aan den IJssel,
alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1º van de Wet
Wapens en Munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º
van die wet in de vorm van een revolver van het merk/type Ekol Major Eagle,
kaliber 6 millimeter knal met 10 millimeter rubberen rondkogel,
en/of
munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet Wapens en Munitie, te
weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet van de categorie
III, te weten 4 knalpatronen, kaliber 6 millimeter, en/of 5
rondkogels/projectielen, kaliber 10 millimeter,
en/of
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie II onder 5º van de Wet
Wapens en Munitie, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische
stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden
toegebracht, te weten een stroomstootwapen in de vorm van een zaklamp met als
opschriften "Police" en/of "Flashlight",
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van:
(revolver)
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
(munitie)
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en
(stroomstootwapen)
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft gedurende enige dagen – samen met een kennis uit het begeleid wonen project waar de verdachte woonachtig is – een revolver (met bijbehorende munitie) en een stroomstootwapen voorhanden gehad. Daarmee hebben zij over straat gelopen en hebben zij winkels bezocht. De rechtbank is er enorm van geschrokken dat iemand als de verdachte zomaar aan een vuurwapen kan komen. De rechtbank maakt zich daar heel erg veel zorgen over.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 mei 2017, waaruit blijkt dat die verdachte eerder is veroordeeld voor het voorhanden hebben van een wapen van categorie I (Wet wapens en munitie).
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
Over de verdachte is geen reclasseringsrapport opgesteld in verband met de terechtzitting. Evenmin is gerapporteerd over de verdachte door een psycholoog.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting een rapportage overgelegd, opgesteld door JeugdPlusJeugd (JPJ). De verdachte woont – op vrijwillige basis - in een beschermde woonvorm bij voornoemde organisatie.
In de rapportage is – onder meer – de volgende passage opgenomen:
“ [naam verdachte] is een emotioneel jonge, impulsieve jongen die extreem veel behoefte heeft aan externe structurering. Structuur biedt hem duidelijkheid en houvast. Zowel sociaal emotioneel als cognitief heeft [naam verdachte] anderen nodig om hem middels regels, afspraken en structuren te helpen. Wanneer structuur en duidelijkheid wegvalt, houdt [naam verdachte] zich moeilijk staande. Zijn moeilijke gedrag is een teken dat hij overvraagd wordt en indirect om hulp vraagt. In taakgerichte situaties heeft [naam verdachte] moeite om overzicht te houden en zijn eigen handelen te organiseren. Ook in sociale situaties mist [naam verdachte] het inzicht om overzicht te houden en begrijpt/interpreteert hij situaties soms verkeerd. [naam verdachte] is onvoldoende in staat om rekening te houden met andermans emoties of bedoelingen.
Bron: onderzoeksverslag [naam] , d.d. 16-12-2008
De diagnose die is gesteld is weliswaar verouderd maar [naam verdachte] voldoet nog steeds aan de beschrijving. Binnen JeugdPlusJeugd zien wij een kwetsbare jongen, die zowel cognitief als sociaal-emotioneel fors achter loopt op leeftijdgenoten. Een jongeman die oorzaak en gevolg relaties niet of nauwelijks kan maken en hierdoor herhaaldelijk verkeerde keuzes maakt. [naam verdachte] is gebaat bij een zeer gestructureerde leefomgeving met 24 uurs zorg en begeleiding van vaste, voor hem vertrouwde begeleiders. [naam verdachte] is op alle gebieden niet zelfredzaam. JeugdPlusJeugd acht plaatsing binnen een gevangenis voor volwassenen niet wenselijk, sterker nog, schadelijk voor [naam verdachte] gezien zijn problematiek en beïnvloedbaarheid. JeugdPlusJeugd verzoekt daarom met klem om [naam verdachte] te laten terugkeren naar de beschermde woonvoorziening waar hij verblijft zodat we de begeleiding voor [naam verdachte] kunnen voortzetten en waarmee de positieve ontwikkeling die hij doormaakt, kan worden vastgehouden en verder kan worden uitgebreid.”
De begeleider van de verdachte bij JPJ, de heer [naam begeleider] , heeft het bovenstaande beeld ter terechtzitting bevestigd en nader toegelicht. Uit zijn toelichting volgt verder dat de verdachte het delict heeft gepleegd onder invloed van verdovende middelen maar dat hij sinds enige tijd geen verdovende middelen meer gebruikt. De begeleiding die aan de verdachte wordt geboden ziet met name op het aanbrengen van structuur in zijn leven, ondersteuning in praktische zaken en het aanleren van oorzaak-gevolg-denken.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank ziet gelet op de leeftijd en de indruk die de verdachte heeft gemaakt ter terechtzitting, in samenhang bezien met de overgelegde rapportage van JPJ en de daarop gegeven toelichting door [naam begeleider] , aanleiding om gelet op de persoonlijkheid van de verdachte, overeenkomstig het gestelde in artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, toepassing te geven aan het adolescentenstrafrecht.
Gelet op de omstandigheden waaronder het strafbare feit is gepleegd (onder invloed van de verslaving aan verdovende middelen) en de omstandigheid dat de verdachte – gesteld – inmiddels clean is, ziet de rechtbank tevens aanleiding om – bij hoge uitzondering - af te zien van het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie. De verslaving van de verdachte zal echter een blijvende zorg en een risico blijven zodat de rechtbank aan de op te leggen voorwaardelijke jeugddetentie bijzondere voorwaarden zal verbinden, inhoudende dat de verdachte zich zal laten begeleiden door de reclassering en – indien de reclasseringsinstelling dit nodig acht – zal meewerken aan urinecontroles en behandeling.
Om de verdachte te doordringen van de ernst van het delict zal de rechtbank daarnaast de maximale taakstraf, in de vorm van een werkstraf, opleggen van 200 uur.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 9 februari 2015 van de politierechter in de rechtbank Utrecht is de verdachte ter zake van diefstal in vereniging door middel van inklimming veroordeeld voor zover van belang tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 weken en een werkstraf van 80 uur, waarvan een gedeelte groot 40 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 23 februari 2015.
Bij vonnis van 8 januari 2015 van de politierechter in de rechtbank Utrecht is de verdachte ter zake van handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 210,-, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 22 januari 2015.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de beide aan de verdachte voorwaardelijk opgelegde straffen, ten uitvoer zullen worden gelegd.
8.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van de voormelde vonnissen en voor het einde van de respectievelijke proeftijden gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan de vonnissen verbonden algemene voorwaarden, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen worden gelast. Ter terechtzitting is echter gebleken dat beide vorderingen eerder – op de terechtzitting van 21 november 2016 – aan de orde zijn geweest en de rechtbank toen heeft besloten de proeftijd van beide zaken te verlengen. Een en ander is abusievelijk niet opgenomen in de justitiële documentatie van de verdachte.
De rechtbank ziet in het voorgaande aanleiding om de vorderingen af te wijzen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 77c, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 77gg van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentie voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland (bij [naam reclasseringsambtenaar] ) zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van verdovende middelen, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek, gedurende de proeftijd;
3. de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd – indien de reclasseringsinstelling dit aangewezen acht - onder ambulante behandeling stellen voor zijn problematiek;
4. de veroordeelde zal gedurende de proefftijd verblijven in de instelling voor begeleid wonen (JeugdPlusJeugd) of een soortgelijke instelling, een en ander ter beoordeling van de reclassering - en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een
werkstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
192 (honderdtweeënnegentig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
96 dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 9 februari 2015 van de politierechter in rechtbank Utrecht aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf en voorwaardelijke werkstraf (parketnummer 16/001753-15);
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 8 januari 2015 van de politierechter in rechtbank Utrecht aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke geldboete (parketnummer 16/247963-14).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. A. van Luijck en S. Riege, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.Y. de Lange, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en de griffier is zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 13 juni 2016 tot en met 17 juni 2016 te
Capelle aan den IJssel,
alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1º van de Wet
Wapens en Munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º
van die wet in de vorm van een revolver van het merk/type Ekol Major Eagle,
kaliber 6 millimeter knal met 10 millimeter rubberen rondkogel,
en/of
munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet Wapens en Munitie, te
weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet van de categorie
III, te weten 4 knalpatronen, kaliber 6 millimeter, en/of 5
rondkogels/projectielen, kaliber 10 millimeter,
en/of
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie II onder 5º van de Wet
Wapens en Munitie, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische
stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden
toegebracht, te weten een stroomstootwapen in de vorm van een zaklamp met als
opschriften "Police" en/of "Flashlight",
voorhanden heeft gehad.