ECLI:NL:RBROT:2017:5263

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 juni 2017
Publicatiedatum
7 juli 2017
Zaaknummer
10/741465-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld in het uitgaansleven van Rotterdam met taakstraf als gevolg

Op 23 juni 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijk geweld in het uitgaansleven. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 12 november 2016 op het Stadhuisplein in Rotterdam, waar de verdachte samen met een medeverdachte een slachtoffer heeft mishandeld. De officier van justitie eiste een taakstraf van 200 uur, waarvan 50 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was, waaronder camerabeelden en verklaringen van verbalisanten, die de betrokkenheid van de verdachte bevestigden. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte meermalen het slachtoffer had geschopt en geslagen, ook terwijl het slachtoffer op de grond lag. De rechtbank overwoog dat het geweld in het uitgaansleven had plaatsgevonden, wat de openbare orde verstoorde en gevoelens van onveiligheid veroorzaakte. De verdachte had geen eerdere veroordelingen en leek zijn leven op orde te hebben, wat leidde tot de beslissing om een taakstraf op te leggen in plaats van een gevangenisstraf. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die materiële en immateriële schade had geleden door het geweld. De rechtbank legde een schadevergoeding op van € 965,00, vermeerderd met wettelijke rente, en bepaalde dat bij niet-betaling vervangende hechtenis zou worden toegepast.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/741465-16
Datum uitspraak: 23 juni 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. J. de Vries, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 juni 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.D. van den Berg heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 200 uur, met aftrek van voorarrest, waarvan 50 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde en heeft daartoe betoogd dat er onvoldoende bewijs is om vast te stellen dat de verdachte en de medeverdachte het slachtoffer meermalen hebben geschopt en geslagen. Het slachtoffer was dronken en kan zich niets herinneren. Aan het proces-verbaal van uitkijken van de camerabeelden kan geen waarde worden gehecht. De beelden zijn niet toegevoegd aan het dossier en het proces-verbaal is onvoldoende specifiek.
4.1.2.
Beoordeling
Met betrekking tot het tenlastegelegde feit bevat het dossier - naast de aangifte van [naam slachtoffer] en verschillende processen-verbaal van verbalisanten die in de directe nabijheid van het incident aanwezig waren - een proces-verbaal van bevindingen met een beschrijving van camerabeelden van twee verschillende camera’s op het Stadhuisplein.
Anders dan door de verdediging betoogd is de rechtbank van oordeel dat in voornoemd proces-verbaal van bevindingen voldoende specifiek wordt beschreven wat er is te zien op de camerabeelden. De rechtbank ziet in de niet nader onderbouwde stelling van de verdediging ook geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van dit proces-verbaal te twijfelen. Uit de beschrijving van de camerabeelden blijkt dat de medeverdachte op enig moment op een groepje toeloopt en een slaande beweging maakt richting de aangever. Direct daarna valt de aangever op de grond waarna de medeverdachte met rechts een draaiende schop maakt in de richting van het achterhoofd van de aangever. Vervolgens geeft de verdachte de aangever een trap met rechts waardoor deze plat op zijn rug op straat komt te liggen. Ten slotte geven de medeverdachte en de verdachte een voetbalschop in de richting van het slachtoffer en een trap in de richting van het achterhoofd van het slachtoffer.
De rechtbank acht op grond hiervan bewezen dat de verdachte en zijn medeverdachte meermalen hebben geschopt tegen het hoofd van de aangever en andere delen van zijn lichaam, ook terwijl de aangever op de grond lag. Eén en ander blijkt niet alleen uit het proces-verbaal van uitkijken van de beelden, maar vindt ook steun in de verklaringen van de ter plaatse aanwezig verbalisanten en in de beschrijving van de pijn en het letsel dat het slachtoffer na het incident heeft.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte door de hiervoor genoemde gedragingen een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld, zodat het ten laste gelegde kan worden bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op of omstreeks 12 november 2016 te Rotterdam,
op of aan de openbare weg, te weten het Stadhuisplein, in elk geval op of aan
een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer] ,
welk geweld bestond uit het:
- meermalen, althans eenmaal, telkens met kracht, slaan tegen het gelaat
en/of andere delen van het lichaam van die [naam slachtoffer] en/of
- meermalen, althans eenmaal, telkens met kracht, (terwijl die [naam slachtoffer] op de
grond lag) schoppen tegen het hoofd en/of andere delen van het lichaam van die
[naam slachtoffer] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft – samen met zijn jongere broer – na een avond stappen in Rotterdam en vermoedelijk onder invloed van een aanzienlijke hoeveelheid alcohol, op het Stadhuisplein, het slachtoffer naar de grond gewerkt en - terwijl het slachtoffer op de grond lag - meermalen tegen diens hoofd en lichaam geschopt. Omdat de verdachten ter zitting niets hebben willen verklaren over de toedracht en de aangever zich alleen nog kan herinneren dat hij voorafgaand aan het incident werd aangesproken door één van de verdachten, tast de rechtbank in het duister over de directe aanleiding van deze geweldpleging. De verdachte is na het incident gevlucht en kort daarna aangehouden door de politie.
Het gaat hier om geweld in het uitgaansleven, gepleegd tijdens de nachtelijke uren in het publieke domein, waardoor de openbare orde is verstoord en maatschappelijke onrust en algemene gevoelens van onveiligheid zijn veroorzaakt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 mei 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
15 februari 2017. Uit het rapport blijkt dat de verdachte zijn leven in praktisch en emotioneel opzicht op orde lijkt te hebben. De verdachte heeft een vaste relatie en woont (zo bleek ter terechtzitting) afwisselend bij zijn moeder en zijn vriendin. De verdachte heeft een goed lopende kledingwinkel en er zijn geen financiële problemen. Omdat hij een adequaat functionerende man lijkt zonder middelen- en/of agressieproblematiek, wordt het recidiverisico ingeschat op laag en geadviseerd wordt een werkstraf op te leggen.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Mede gelet op het ontbreken van enige redelijke verklaring van de verdachte, gaat de rechtbank er vanuit dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan volstrekt ‘zinloos’ geweld tegen een willekeurige voorbijganger. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan. Voor een dergelijk feit ligt in beginsel het opleggen van een gevangenisstraf in de rede. De rechtbank houdt echter rekening met de omstandigheid dat de verdachte zijn leven goed op orde lijkt te hebben en nadien niet meer met de politie in aanraking is geweest. De rechtbank zal daarom afzien van het opleggen van een gevangenisstraf en in de plaats daarvan een taakstraf opleggen. De rechtbank ziet – gezien de ernst van het feit – geen aanleiding om deze straf te matigen, zoals verzocht door de verdediging.
Omdat de verdachte geen inzicht heeft getoond in het kwalijke van zijn handelen, maakt de rechtbank zich wel zorgen ten aanzien van de kans op herhaling. Daarom zal de rechtbank een deel van de straf voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

8.Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] , ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 305,00 aan materiële schade en een vergoeding van € 660,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de vordering integraal voor toewijzing in aanmerking komt, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft de vordering niet bestreden.
8.3.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Nu de gevorderde schadevergoeding door de verdachte niet is weersproken, zal de vordering worden toegewezen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 660,00.
Nu de verdachte het strafbare feit samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaald is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 12 november 2016.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 965,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van
200 (tweehonderd) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte, groot
50 (vijftig) urenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
142 (honderdtweeënveertig) urente verrichten onvoorwaardelijke taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
71 dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 965,00 (zegge: negenhonderdvijfenzestig euro), bestaande uit
€ 305,00 aan materiële schade en € 660,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 12 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de
benadeelde partij [naam benadeelde] te betalen € 965,00 (hoofdsom, zegge: negenhonderdvijfenzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 november 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 965,00 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
19 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. A. van Luijck en S. Riege, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.Y. de Lange, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 12 november 2016 te Rotterdam,
op of aan de openbare weg, te weten het Stadhuisplein, in elk geval op of aan
een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer] ,
welk geweld bestond uit het:
- meermalen, althans eenmaal, telkens met kracht, slaan tegen het gelaat
en/of andere delen van het lichaam van die [naam slachtoffer] en/of
- meermalen, althans eenmaal, telkens met kracht, (terwijl die [naam slachtoffer] op de
grond lag) schoppen tegen het hoofd en/of andere delen van het lichaam van die
[naam slachtoffer] .