In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 juli 2017 uitspraak gedaan in een kort geding waarin ACT Commodities B.V. (hierna: ACT) vorderingen heeft ingesteld tegen Youngray Co. Ltd. (hierna: Youngray), Wei Guan Environmental Protection Co. Ltd. (hierna: WG) en Coöperatieve Rabobank U.A. (hierna: Rabobank). ACT had eerder een verstekvonnis verkregen op 29 maart 2017, waarin werd bevolen dat Youngray en WG de beslagen documenten aan ACT moesten afgeven. Youngray heeft echter verzet aangetekend tegen dit verstekvonnis, stellende dat zij niet gebonden is aan de toezeggingen van WG en dat er geen volmacht was verleend aan WG om namens haar op te treden.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat Youngray tijdig in verzet is gekomen en dat de exceptio plurium litis consortium niet van toepassing is. De rechtbank oordeelde dat Youngray en WG twee afzonderlijke entiteiten zijn en dat Youngray niet gebonden is aan de 'letter of guarantee' die WG had afgegeven. De rechtbank heeft geconcludeerd dat ACT niet gerechtigd was om de documenten op te eisen, omdat zij niet had voldaan aan haar betalingsverplichtingen onder de L/C's. Het verstekvonnis is vernietigd en de vorderingen van ACT zijn afgewezen. ACT is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke volmachten en de scheiding tussen verschillende rechtspersonen in commerciële transacties. De rechtbank heeft ook de rol van de Rabobank in deze kwestie belicht, waarbij werd vastgesteld dat de Rabobank haar verplichtingen strikt moest naleven volgens de voorwaarden van de L/C's. De beslissing van de rechtbank is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.