ECLI:NL:RBROT:2017:5200
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vonnis ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in drugszaken
Op 5 juli 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam een vonnis gewezen in een zaak betreffende de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van Dordtse dealers van harddrugs, specifiek cocaïne en heroïne. De zaak betreft de vordering van de officier van justitie, mr. J.A. Castelein, die een bedrag van maximaal € 12.183,48 aan ontneming van voordeel heeft geëist, gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De veroordeelde was eerder op dezelfde datum veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet.
Tijdens de zitting op 21 juni 2017 heeft de verdediging, vertegenwoordigd door raadsman mr. H.W.F. Klarenaar, geconcludeerd tot afwijzing van de vordering, verwijzend naar de vrijspraak die zij heeft bepleit. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het dossier onvoldoende feiten en omstandigheden bevatte om vast te stellen in hoeverre de veroordeelde geldelijk voordeel heeft behaald uit het bewezenverklaarde feit. Hierdoor heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie afgewezen.
Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer voor strafzaken, bestaande uit voorzitter mr. A.M.H. Geerars en de rechters mrs. C.M.A.T. van der Geest en K.J. van den Herik, in aanwezigheid van griffier mr. J.G. Polke. De oudste rechter was niet in staat om het vonnis mede te ondertekenen.