ECLI:NL:RBROT:2017:5199

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juli 2017
Publicatiedatum
6 juli 2017
Zaaknummer
10/680181-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van Dordtse dealers van harddrugs met ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

Op 5 juli 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van drugshandel, specifiek de handel in cocaïne en heroïne. De verdachte, geboren in [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], werd bijgestaan door raadsman mr. H.W.F. Klarenaar. De officier van justitie, mr. J.A. Castelein, eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en een gevangenisstraf van zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf van 120 uur. De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte beoordeeld, waarbij verschillende gebruikers van harddrugs hem als hun leverancier hebben herkend. Ondanks de verdediging van de verdachte, die ontkende schuldig te zijn, oordeelde de rechtbank dat de verklaringen van de gebruikers betrouwbaar waren en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan drugshandel in vereniging met medeverdachten.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte gedurende enkele maanden actief was in de drugshandel en dat dit een ernstige inbreuk op de volksgezondheid vormde. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een negatief zelfbeeld en financiële problemen. Gezien de ernst van het feit, maar ook de rol van de verdachte als niet-hoofddader, werd besloten om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, naast een taakstraf. De verdachte werd ook verplicht om zich te melden bij de reclassering en mee te werken aan het aflossen van zijn schulden. De rechtbank verklaarde de verdachte strafbaar en legde de straffen op, waarbij ook de in beslag genomen auto aan de verdachte werd teruggegeven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/680181-17
Datum uitspraak: 5 juli 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] .
Raadsman mr. H.W.F. Klarenaar, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 juni 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.A. Castelein heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in hun rapportage d.d. 15 juni 2017;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 120 uur met aftrek van voorarrest, subsidiair 60 dagen hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. De verdachte heeft ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan drugshandel, terwijl bewijs voor het tegendeel ontbreekt. De gebruikers die belastend over de verdachte hebben verklaard zijn allemaal drugsverslaafd. Die verklaringen zijn daarom niet betrouwbaar. De politie heeft geen moeite gedaan om een meervoudige fotoconfrontatie te organiseren, de enkelvoudige herkenningen kunnen niet voor het bewijs worden gebruikt. De verdachte leende zijn auto weleens uit.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank verwerpt de verweren en overweegt daartoe als volgt. Uit de inhoud van de bewijsmiddelen en het strafdossier blijkt dat de verdachte wordt geobserveerd als hij naar afspraken rijdt die via de in het onderzoek getapte telefoon zijn gemaakt. Uit het onderzoek blijkt dat dat telefoonnummer enkel voor de handel in verdovende middelen wordt gebruikt, er worden in het geheel geen privé gesprekken gehoord. De verklaring van de verdachte dat wellicht de persoon die op hem lijkt zijn auto heeft gebruikt voor de drugshandel, is niet verifieerbaar en is ook niet op andere wijze aannemelijk geworden.
De verdachte wordt door verschillende gebruikers herkend als de persoon die sinds enkele maanden hun (drugs)bestellingen komt leveren. Weliswaar dienen deze verklaringen van de gebruikers van harddrugs, die als verdachte zijn gehoord, met de nodige voorzichtigheid worden beoordeeld en gewogen, maar opvallend is dat zij overeenstemmen in hun eenduidigheid over de verdachten. De rechtbank heeft daarom geen reden om de verklaringen als onbetrouwbaar aan te merken. Met betrekking tot de fotoconfrontaties overweegt de rechtbank dat de gebruikers vaak meerdere malen per week bestellingen plaatsten en daardoor contact hadden met de verdachte. Om die reden heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de herkenningen. Gelet op het voorgaande is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan drugshandel. De verdachte heeft dat feit in vereniging gepleegd met zijn medeverdachten, de broers [naam] . Omdat er geen aanwijzingen zijn dat de verdachte die handel heeft voortgezet na de arrestatie van de medeverdachten, zal de rechtbank de pleegperiode beperken tot de datum van hun aanhouding.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op in of omstreeks de periode van 01 januari 2017 tot en met 21 10 maart 2017 te
Dordrecht en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met
één of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (meermalen) heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, één of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne en/of één of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft gedurende enkele maanden harddrugs gedeald in vereniging met zijn medeverdachten. Deze drugs, cocaïne en heroïne, zijn stoffen die bedreigend zijn voor de volksgezondheid. Voor gebruikers kunnen zij schadelijke lichamelijke, psychische en sociale gevolgen met zich meebrengen. Ten slotte leidt handel in en gebruik van harddrugs veelal, direct en indirect, tot vele andere vormen van criminaliteit. De verdachte heeft hiervoor geen oog gehad en was kennelijk slechts uit op eigen financieel voordeel.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 mei 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 15 juni 2017. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte is een volledig ontkennende verdachte van het medeplegen van de handel in drugs. Uit referentenonderzoek komt naar voren dat de verdachte het afgelopen jaar somber
oogde en een negatief zelfbeeld kende. Het gevoel sociaal-maatschappelijk te
mislukken overheerste. Betrokkene kende forse schulden en had geen werk of inkomen. Sinds eind maart 2017 is er sprake van schorsingstoezicht. De verdachte houdt zich aan de
meldplichtafspraken en toont hij zich in het contact meewerkend. De toezichthouder
constateert dat betrokkene extra aansturing behoeft in het oppakken van zaken. Hij toont zich serieus in het willen aanpakken van schulden en behouden van huidig werk. De verdachte staat niet onwelwillend tegenover een eventueel opgelegd reclasseringstoezicht. Hij maakt duidelijk de ondersteuning nodig te hebben. Geadviseerd wordt om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met bijzondere voorwaarden voor ondersteuning, sturing en activering op het gebied van werk en inkomen.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, omdat de rechtbank de verdachte niet als hoofddader aanmerkt. In plaats daarvan worden een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal met name met het oog op laatstgenoemd doel – anders dan in het advies van de reclassering vermeld – de proeftijd op twee jaar stellen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen personenauto verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De auto dient te worden teruggegeven aan de verdachte.
8.3.
Beoordeling
Ten aanzien van de in beslag genomen personenauto vermeld op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst onder 1 zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte. De rechtbank ziet onvoldoende grond om die auto verbeurd te verklaren.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal actief meewerken aan het aflossen van zijn schulden, ook als dit betekent dat de veroordeelde moet meewerken aan een schuldsaneringstraject en/of ambulante materiële ondersteuning, zulks ter beoordeling van de reclassering;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
114 (honderdveertien) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
57 dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van de personenauto die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst is genummerd: 1;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. C.M.A.T. van der Geest en K.J. van den Herik, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op in of omstreeks de periode van 01 januari 2017 tot en met 21 maart 2017 te
Dordrecht en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (meermalen) heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, één of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne en/of één of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.