ECLI:NL:RBROT:2017:5195

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juli 2017
Publicatiedatum
6 juli 2017
Zaaknummer
10/680105-17 vonnis ontneming
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel door Dordtse dealers van harddrugs

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 juli 2017 een vonnis uitgesproken in de ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die betrokken was bij de handel in harddrugs, specifiek cocaïne en heroïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, samen met zijn broertje, gedurende een periode van acht maanden en tien dagen actief was in de drugshandel. De officier van justitie, mr. J.A. Castelein, heeft een vordering ingediend tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat werd geschat op een bedrag van € 99.121,34. De verdediging heeft echter betoogd dat het voordeel niet meer dan € 3.000,- zou bedragen, gebaseerd op de verklaring van de verdachte over zijn activiteiten en inkomsten uit de drugshandel.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie beoordeeld en vastgesteld dat de veroordeelde door zijn activiteiten een aanzienlijk bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel heeft behaald. De rechtbank heeft de berekening van het voordeel gebaseerd op de inkoopprijzen van cocaïne en heroïne, de verkoopprijzen, en het aantal drugsdeals dat gedurende de tapperiode heeft plaatsgevonden. Uiteindelijk heeft de rechtbank het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 56.074,44, dat door de veroordeelde aan de staat moet worden betaald. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde in overweging zijn genomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/680105-17
Datum uitspraak: 5 juli 2017
Tegenspraak
VONNIS (ontneming)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie in de zaak tegen de veroordeelde:
[naam veroordeelde] ,
geboren te [geboorteplaats veroordeelde] ( [geboorteland veroordeelde] ) op [geboortedatum veroordeelde] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres veroordeelde] , [woonplaats veroordeelde] ,
Raadsman mr. J.M.C. Wessels, advocaat te Hendrik-Ido-Ambacht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 juni 2017.

2.Voorafgaande veroordeling

Bij vonnis van deze rechtbank van 5 juli 2017 is de veroordeelde veroordeeld wegens de hierna te noemen strafbare feiten. Van dat vonnis is een kopie, aangeduid als A, als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

3.Vordering officier van justitie

De vordering van de officier van justitie, mr. J.A. Castelein, strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en tot het opleggen aan de veroordeelde van de verplichting tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter ontneming van dat geschatte voordeel tot een maximum van € 99.121,34.
De vordering van de officier van justitie is uitsluitend gebaseerd op artikel 36e lid 1 en lid 2 van het Wetboek van Strafrecht. Zij betreft voordeel verkregen door middel van of uit de baten van de feiten waarvoor de veroordeelde is veroordeeld.

4.Verweren

De verdediging heeft geconcludeerd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel niet meer kan bedragen dan € 3.000, -. De verdachte heeft immers verklaard dat hij twee maanden drugs heeft verhandeld, en dat hij € 50, - per dag verdiende. Dat is de winst na aftrek van de kosten geweest. De vordering van de officier van justitie is gebaseerd op telefonische contacten, maar dat telefoonnummer is niet het nummer van de verdachte. Daarnaast is de periode aanzienlijk korter dan waar de officier van justitie van uitgaat. Voorts zijn niet alle kosten in rekening gebracht, maar alleen versnijdingsmiddel en gripzakjes. De verdachte heeft echter ook gereden, hij had benzinekosten en hij had telefoonkosten die in mindering moeten worden gebracht.

5.Strafbare feiten waarop de voordeelsberekening is gebaseerd

Blijkens het vonnis van de rechtbank Rotterdam d.d. 5 juli 2017 is de veroordeelde
veroordeeld ter zake van:
1
medeplegen van handelen in strijd met een in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
2
medeplegen van handelen in strijd met het in artikel 2, onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

6.Beoordeling en berekening

Uit de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen die hebben geleid tot de bewezenverklaring in de strafzaak wordt duidelijk dat de veroordeelde zich gedurende de bewezen verklaarde periode van 1 juli 2016 tot en met 10 maart 2017, zijnde acht maanden en tien dagen, heeft beziggehouden met de handel in harddrugs. Op 10 maart 2017 heeft hij een hoeveelheid harddrugs, te weten cocaïne en heroïne, voorhanden gehad. Deze feiten heeft de veroordeelde in vereniging met zijn broertje gepleegd.
Gebleken is dat de veroordeelde door middel van en uit de baten van de hiervoor genoemde strafbare feiten wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Dit voordeel dient hem te worden ontnomen.
Met betrekking tot de berekening van het geschatte voordeel wordt nader het volgende overwogen.
Inkoopprijzen
Ten aanzien van de inkoopprijzen gaat de rechtbank uit van de volgende gegevens, die blijken uit het door het Openbaar Ministerie aan de vordering ten grondslag gelegde rapport, dat in zoverre niet of onvoldoende door de verdediging is weersproken.
• Cocaïne werd in de periode 2012/2015 gemiddeld ingekocht voor een bedrag van
€ 35,00 per gram (bron: Nationale Drug Monitor 2016 (NDM 2016)).
• De gebruikelijke versnijdingsverhouding tussen cocaïne en versnijdingsmiddel
bedraagt 62,1:37,9 (bron: NDM 2016).
• Een versnijdingsmiddel als Inositol is blijkens informatie die verkregen is van het
internet verkrijgbaar voor een bedrag van € 22,99 per pond, dus (€ 22,99 : 500=)
€ 0,04598 per gram.
• Heroïne werd in de periode 2012/2015 gemiddeld ingekocht voor een bedrag van
€ 28,87 per gram (bron: NDM 2016).
• Volgens op internet verkregen informatie bedraagt de inkoopprijs van een
gripzakje € 0,12 per stuk.
Versnijding
Nu er tijdens de doorzoekingen versnijdingsmiddelen zijn aangetroffen en daarbij is gebleken dat het gaat om Inositol, is in de berekening van de kostprijs van de cocaïne de prijs van versnijding verdisconteerd. Er zijn geen aanwijzingen dat die versnijding plaatsvond door anderen dan door de verdachten zelf.
Verkoopprijzen
Uit het proces verbaal verdachte verhoor met documentcode [code 1] blijkt dat verdachte [naam verdachte] verklaart dat de verkoopprijs van cocaïne € 10,- per 0.17 gram is en dat de verkoopprijs van heroïne € 10,- per 0,2 gram is.
Gemiddeld aantal drugsdeals
In het voetspoor van het ontnemingsrapport gaat de rechtbank voor de inschatting van het gemiddeld aantal drugsdeals uit van het aantal vastgestelde klantcontacten.
Gedurende de tapperiode van 31 januari 2017 tot en met 10 maart 2017 (38 dagen) zijn er in totaal 182 verschillende klanten geïdentificeerd die het getapte nummer hebben gebeld. Uit de getapte gesprekken bleek dat het nummer alleen gebruikt werd voor de handel in cocaïne en heroïne, gesprekken met een ander doeleinde bleken niet plaats te vinden. Om het gemiddelde aantal drugsdeals per dag te bepalen is er gekeken naar het aantal unieke nummers dat per dag belde. Uit de getapte telefoongesprekken over een periode van 38 dagen bleek dat er gemiddeld 51,5 keer per dag met een uniek nummer gebeld werd. Dit rechtvaardigt de schatting dat er gemiddeld genomen minimaal 51,5 drugsdeals per dag plaats hadden.
Bij deze schatting is in het voordeel van de veroordeelde buiten beschouwing gelaten dat er door sommige klanten meerdere malen per dag verdovende middelen werden besteld. Ook als er meer dan eens voor een drugsdeal door een nummer werd gebeld, is dat niet meegenomen in de schatting van het gemiddeld aantal drugsdeals per dag.
Verkoophoeveelheden cocaïne / heroïne
Uit het proces verbaal verdachte verhoor met documentcode [code 1] blijkt dat verdachte [naam verdachte] verklaart dat de cocaïne in zakjes van 0,17 gram werd verkocht en de heroïne In zakjes van 0,2 gram. Uit het proces verbaal van bevindingen van het gesprek met verdachte [naam medeverdachte] met documentcode [code 2] blijkt dat bij de handel in verdovende middelen de verdachten niet voor 1 eenheid naar de klant komt. Hieruit is geconcludeerd dat er per drugsdeal minimaal 2 eenheden worden verkocht. Dit komt neer op een waarde van € 20,- per drugsdeal.
Verkoopverhouding cocaïne / heroïne
Bij de berekening is uitgegaan van een verdeling van 60% cocaïneverkoop en 40% heroïneverkoop, omdat verdachte [naam verdachte] in proces verbaal verdachte verhoor met documentcode [code 1] verklaart dat er meer cocaïne dan heroïne werd verkocht.
Berekening opbrengst in de tapperiode van 38 dagen
Uitgaande van gemiddeld 51,5 drugsdeals per dag van het minimale aantal van 2 eenheden per deal, zijn er in 38 dagen dus (38 x 51,5 =) 1.957 drugsdeals geweest en werden er daarbij minimaal (1.957 x 2=) 3.914 eenheden verkocht, waarvoor dan (3.914 x € 10, - =)
€ 39.140, - betaald is.
Kostprijs eenheid cocaïne
Uitgaande van de inkoopprijzen en versnijding als hiervoor aangegeven kost een gram versneden cocaïne 62,1% van € 35,00 en 37,9% van € 0,04598, dus afgerond € 21,76. Uitgaande daarvan heeft een zakje van 0,17 gram dan een kostprijs van € 3,70. Vermeerderd met een gripzakje van € 0,12 komt de totale kostprijs van een eenheid cocaïne op € 3,82.
Kostprijs eenheid heroïne
Uitgaande van de inkoopprijs als hiervoor aangegeven kost een gram heroïne € 28,87. Uitgaande daarvan heeft een zakje van 0,2 gram dan de kostprijs van afgerond in het voordeel van veroordeelde € 5,78. Vermeerderd met een gripzakje van € 0,12 komt de totale kostprijs van een eenheid heroïne op € 5,90.
Berekening materiaalkosten in de tapperiode
Ervan uitgaande dat 60% van de 3.914 eenheden die in de tapperiode verkocht zijn bestond uit cocaïne en 40% uit heroïne, worden de kosten van het verhandelde materiaal als volgt berekend:
Cocaïne: 60% x 3.914 x € 3,82 = € 8.970,89
Heroïne: 40% x 3.914 x € 5,90 = € 9.237,04
Winst in de tapperiode van 38 dagen
De winst in de tapperiode van 38 dagen wordt berekend door van de opbrengst de materiaalkosten af te trekken: € 39.140,00 - (€ 8.970,89 + € 9.237,04) komt op € 20.932,07.
Maandelijks voordeel
Het maandelijks wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden geschat door het totaal bepaalde wederrechtelijk voordeel in de tapperiode te delen door 38 dagen en vervolgens te vermenigvuldigen met 30 dagen. Dit is € 20.932,07 / 38 x 30 = € 16.525,32.
Door de verdediging is naar voren gebracht dat ook auto- en telefoonkosten meegenomen dienen te worden in de berekening. De rechtbank zal bij gebrek aan concrete andere gegevens voor deze kosten stelposten per maand begroten. Voor telefoonkosten wordt uitgegaan van een bedrag van € 150,00 per maand en voor auto- en benzinekosten een bedrag van € 200,00 per maand.
Het maandelijks voordeel komt na aftrek van die kosten op € 16.175,32 per maand.
Extrapolatie naar de bewezen verklaarde periode
Uit de verklaringen die ten grondslag liggen aan de bewezenverklaring kan afgeleid worden dat de handel in de hele periode bloeiend geweest is. Schattenderwijs zal de rechtbank ervan uitgaan dat de handel tot het moment van de onderzoeksperiode enigszins is opgebouwd. Daarom wordt bij de schatting over de periode voorafgaand aan de onderzoeksperiode aangenomen dat deze met ongeveer 5% per maand gestegen is. Dat leidt tot de volgende schatting van het behaalde voordeel:
Periode
Percentage handel
Schatting voordeel
1 maart t/m 10 maart 2017
100%
€ 5.391,77
Februari 2017
100%
€ 16.175,32
Januari 2017
95%
€ 15.366,55
December 2016
90%
€ 14.557,79
November 2016
85%
€ 13.749,02
Oktober 2016
80%
€ 12.940,26
September 2016
75%
€ 12.131,49
Augustus 2016
70%
€ 11.322,72
Juli 2016
65%
€ 10.513,96
Totaal
€ 112.148,88
Verdeling
De rechtbank heeft onvoldoende basis om aan te nemen dat er afspraken waren over de verdeling van de opbrengst met anderen dan de beide verdachten [naam] . Er zal worden uitgegaan van een gelijkwaardige verdeling tussen hen beiden, zodat voor elk van hen het wederrechtelijk behaalde voordeel in de bewezenverklaarde periode zal worden geschat op de helft van het hiervoor berekende bedrag, te weten € 56.074,44.
Deze schatting is gegrond op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de inhoud van de als bijlage aan dit vonnis gehechte vonnis, alsmede op de bewijsmiddelen die zijn opgenomen in de bijlage van dit vonnis.

7.Vaststelling van het te betalen bedrag

Bepaald zal worden dat het gehele bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel door de veroordeelde aan de staat moet worden betaald.
Bij deze beslissing zijn de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde in aanmerking genomen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Deze beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op € 56.074,44 (zegge: zesenvijftigduizend vierenzeventig euro en vierenveertig eurocent);
- legt aan de veroordeelde de verplichting op tot
betaling aan de staat van € 56.074,44 (zegge: zesenvijftigduizend vierenzeventig euro en vierenveertig eurocent).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. C.M.A.T. van der Geest en K.J. van den Herik, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 juli 2017.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Bewijsmiddelen

1.

Het proces-verbaal van politie met documentcode [code 1] (pagina’s 129-132 van zaaksdossier [nickname veroordeelde] , zaaksdeel), inhoudende als verklaring van verdachte [naam verdachte] :
V: Wat was de verkoopprijs van 1 gram cocaïne?
A: Ik verkocht dat voor € 10, - voor 1 zakje van 0.17 gram.
V: Wat was verkoopprijs van 1 gram heroïne?
A: Voor de heroïne ook € 10, - maar dan voor 0.20 gram.
V: Hoe was de verhouding tussen de verkoop van heroïne en cocaïne?
A: Ik verkocht meer coke.
2.
Het proces-verbaal van politie met documentcode [code 2] (pagina’s 107-108 van zaaksdossier [nickname veroordeelde] , zaaksdeel), inhoudende als relaas van de verbalisanten:
Op 20 maart 2017 bevonden wij verbalisanten ons in de woning van verdachte [naam medeverdachte] met als doel een verklaring af te nemen inzake onderzoek [nickname veroordeelde] in verband met het afnemen van drugs door genoemde [naam medeverdachte] .
Nadat verdachte was medegedeeld dat hij geen verklaring hoefde af te leggen verklaarde hij onder andere dat:
- Hij minimaal voor twee moest bestellen want voor één kwam [nickname veroordeelde] niet.
3.
Een geschrift, te weten een berekening wederrechtelijk verkregen voordeel nummer [documentnummer] (behorende bij onderzoek [nickname veroordeelde] ), opgemaakt door [naam opsporingsambtenaar] .
De inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen is telkens zakelijk weergegeven.
Wanneer hiervoor is verwezen naar een proces-verbaal van politie is - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.