Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 9 juni 2016, met producties;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde 1] , met producties;
- de brief van de rechtbank van 16 november 2016, waarbij partijen zijn opgeroepen voor de comparitie van partijen;
- de brief van de rechtbank van 22 december 2016, houdende een zittingsagenda;
- de akte houdende vermindering van eis en van overlegging producties van ABN Amro van 8 februari 2017, met producties;
- het proces-verbaal van comparitie van 8 februari 2017;
- de pleitnotities van mr. Kooiman;
- de akte houdende overlegging producties van ABN Amro van 3 mei 2017; met producties;
- de akte uitlaten producties van [gedaagde 1] van 17 mei 2017.
2.De feiten
Zekerheden en verklaringen
3.Het geschil
4.De beoordeling
‘ter financiering van de bedrijfsuitoefening van de Kredietnemer’oftewel Govadu II, en dus niet ten behoeve van [gedaagde 1] . ABN Amro heeft ook niet gesteld - en evenmin is dit op andere wijze gebleken - dat [gedaagde 1] het krediet voor privédoeleinden heeft gebruikt. Dit brengt mee dat ABN Amro wist, dan wel geacht kan worden te hebben geweten, dat het krediet [gedaagde 1] niet aanging en dat hij niet draagplichtig was. Derhalve komt de rechtbank tot het oordeel dat partijen een overeenkomst van borgtocht hebben gesloten.
‘Hoofdelijke mede-aansprakelijkheid van de heer M.T. [gedaagde 1] , zeker te stellen door: een krediethypotheek ad EUR 650.000,= in hoofdsom’had begrepen dat hij zich bij beide overeenkomsten borg had gesteld voor een bedrag van ongeveer € 600.000,-. Nog afgezien van het gegeven dat enkel deze tekst naar oordeel van de rechtbank geen aanleiding geeft voor de door [gedaagde 1] voorgestane uitleg, verwerpt de rechtbank dit verweer vanwege het volgende. Als hij de kredietovereenkomsten werkelijk in de hier bedoelde zin had begrepen, had het in de rede gelegen dat hij dit verweer eerder dan bij antwoordakte zou hebben gevoerd. Dat heeft hij, zonder nadere uitleg, echter niet gedaan en evenmin heeft hij dit verweer geconcretiseerd. En bovendien zou zelfs als aangenomen zou worden dat [gedaagde 1] de kredietovereenkomsten zo heeft begrepen als thans door hem gesteld, dat hem niet hebben gebaat. Immers, hij heeft geen feiten of omstandigheden gesteld die meebrengen dat hij de kredietovereenkomsten in die zin mocht begrijpen. Dit verweer wordt derhalve verworpen.
8.027,50(2,5 punten × tarief € 3.211,00)
5.De beslissing
[1729/1980/2869]