ECLI:NL:RBROT:2017:5071

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juni 2017
Publicatiedatum
3 juli 2017
Zaaknummer
10/741115-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen en veroordeling tot gevangenisstraf voor zware mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 juni 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van zware mishandeling. De verdachte werd vrijgesproken van het medeplegen van het feit, maar werd wel veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 12 maart 2017 in Rotterdam opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had toegebracht aan een persoon, waarbij hij met kracht in het gezicht had geslagen en geschopt. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de verdachte alle geweldshandelingen had bekend, er onvoldoende bewijs was voor nauwe en bewuste samenwerking met een ander, wat leidde tot de vrijspraak voor medeplegen. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een eerder strafblad en rapportages van het Leger des Heils. De opgelegde straf was bedoeld om de verdachte te weerhouden van toekomstige strafbare feiten en om bij te dragen aan de veiligheid in de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/741115-17
Datum uitspraak: 30 juni 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. M.L. van Gaalen, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 juni 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A. Ekiz heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden, inclusief het medeplegen omdat het feit is begaan door de verdachte samen met zijn neef.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder primair ten laste gelegde medeplegen. Uit de camerabeelden volgt dat het geweld richting het slachtoffer in de eerste plaats door de verdachte is gepleegd. Dat zijn neef op enig moment is bijgesprongen, betekent niet dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. De neef van de verdachte heeft zich slechts aangesloten bij het geweld.
4.1.3.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat de verdachte alle aan hem verweten geweldshandelingen heeft bekend. Dat levert op, zulks staat ook niet ter discussie, het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel zoals primair is ten laste gelegd. Uit de camerabeelden zou afgeleid kunnen worden dat een andere man dan de verdachte zich ook niet onbetuigd laat, maar onvoldoende blijkt dat deze man hierbij nauw en bewust met de verdachte heeft samengewerkt. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit tezamen en in vereniging met een ander heeft begaan.
4.1.4.
Conclusie
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de verdachte worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op of omstreeks 12 maart 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
aan een persoon genaamd [naam slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten meerdere botbreuken in het
gezicht), heeft toegebracht door deze opzettelijk
(met kracht) in het gezicht, althans op/tegen het hoofd te slaan/stompen en/of
schoppen/trappen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich na het uitgaan, zonder dat daar een aanwijsbare aanleiding voor bestond, zeer gewelddadig gedragen tegenover de uitbater van een café. De uitbater is daarbij voor de deur van zijn café, in het centrum van Rotterdam, door de verdachte in het gezicht geschopt en geslagen, ook nadat hij op de grond was gevallen. De verdachte heeft daarbij zoveel kracht gebruikt, dat in het gezicht van het slachtoffer een bloeduitstorting zichtbaar was, met de vorm van een schoenafdruk. Door het geweld heeft het slachtoffer een gebroken oogkas, jukbeen, neusbeen en kaakholte opgelopen. Tevens is schade toegebracht aan zijn gebit en zijn er aanwijzingen voor schade aan een aangezichtszenuw. Uit de medische informatie blijkt dat de geschatte genezingsduur van de botbreuken minimaal zes weken bedraagt en dat eventueel zenuwletsel pas na een jaar te beoordelen is.
Door aldus te handelen heeft de verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het behoeft geen betoog dat de gevolgen hiervan voor het slachtoffer ingrijpend zijn geweest.
Daarnaast leveren dergelijke geweldsincidenten, gepleegd in de vroege ochtend voor de deur van een café, een bijdrage aan reeds bestaande gevoelens van onveiligheid, met name onder horecamedewerkers en jongeren in het uitgaansleven.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 mei 2017 op naam van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld, veelal voor vermogensdelicten, waarvan een aantal met een geweldscomponent.
7.2.2.
Rapportages
Het Leger des Heils, afdeling Jeugdbescherming & Reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 17 mei 2017. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte valt in Amsterdam onder de zogenaamde TOP 600 aanpak. Dit is de aanpak van 600 personen die de afgelopen jaren relatief veel high-impact delicten hebben gepleegd. Geadviseerd wordt om het volwassenstrafrecht toe te passen.
Daarnaast wordt geadviseerd om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden:
• meldplicht en houden aan de aanwijzingen;
• gedragsinterventie;
• behandelverplichting - ambulante behandeling;
• locatieverbod voor de gemeente Rotterdam;
• locatiegebod, te controleren met een elektronisch controlemiddel;
• handhaven van de bijzondere voorwaarden zoals opgelegd in de zaak met parketnummer
[nummer] .
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Gelet daarop is een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, zoals door de raadsman van de verdachte bepleit, niet aan de orde.
Anders dan de officier van justitie is het de rechtbank niet gebleken dat de verdachte thans al in een proeftijd met reclasseringstoezicht loopt. Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden wel noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen met een proeftijd en de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de verdachte een locatieverbod voor de gemeente Rotterdam op te leggen, omdat het enkele gegeven dat de verdachte zich ten tijde van het bewezen verklaarde feit in Rotterdam bevond, niet heeft bijgedragen aan het plegen van dat feit en een locatieverbod derhalve ook niet zal bijdragen aan het terugdringen van het recidiverisico.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden,
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
3 maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich binnen één werkdag volgend op het onherroepelijk worden van deze uitspraak melden bij het Leger des Heils, afdeling reclassering, op het adres [adres 1] te Amsterdam en zich blijven melden zo lang en frequent als die reclasseringstelling noodzakelijk acht;
2. de veroordeelde zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit Cognitieve Vaardigheden van Reclassering Nederland, of een soortgelijke instelling;
3. de veroordeelde wordt, indien de reclassering dit nodig acht, verplicht om zich te laten behandelen voor alcoholgebruik bij [naam instelling] of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
4. betrokkene zal op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig zijn op het verblijfadres [adres 2] , [plaats] . Daarbij heeft hij op doordeweekse dagen een aaneengesloten blok van 12 uur ter invulling van zijn dagbesteding. In de weekenden heeft betrokkene 4 uur per dag vrij te besteden. De precieze tijdstippen worden vooraf vastgesteld door de reclassering, in overleg met betrokkene en afhankelijk van de dagbesteding. Uren kunnen in overleg met de reclassering worden uitgebreid. Het locatiegebod wordt gecontroleerd met een elektronisch controlemiddel. Een ander verblijfadres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. Het Openbaar Ministerie kan op advies van de reclassering het locatiegebod laten vervallen of de genoemde bloktijden wijzigen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.W. van Lottum, voorzitter,
en mrs. A. van Luijck en L. Amperse, rechters,
in tegenwoordigheid van M.M. Cerpentier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 juni 2017.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 12 maart 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
aan een persoon genaamd [naam slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten meerdere botbreuken in het
gezicht), heeft toegebracht door deze opzettelijk
(met kracht) in het gezicht, althans op/tegen het hoofd te slaan/stompen en/of
schoppen/trappen;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht);
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 maart 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
die [naam slachtoffer] meermalen (met kracht) in het gezicht, althans op/tegen het
hoofd heeft geslagen/gestompt en/of geschopt/getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 302 jo 45 van het Wetboek van Strafrecht);