ECLI:NL:RBROT:2017:5069

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juni 2017
Publicatiedatum
3 juli 2017
Zaaknummer
10/650148-16 TUL VV 15/810366-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging verkrachting en veroordeling feitelijke aanranding van de eerbaarheid met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 30 juni 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot verkrachting en feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot verkrachting, omdat niet voldoende bewijs aanwezig was dat de verdachte de intentie had om het slachtoffer te dwingen tot seksueel binnendringen. De rechtbank oordeelde dat de handelingen van de verdachte, hoewel onzedelijk, niet voldeden aan de criteria voor poging tot verkrachting. Echter, de feitelijke aanranding van de eerbaarheid werd wel bewezen verklaard. De verdachte had op 18 juli 2016 in Rotterdam een 17-jarig meisje aangerand door haar op een fietspad aan te spreken, haar van haar fiets te trekken en haar onzedelijk te betasten. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast werd de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde jeugddetentie van 86 dagen gelast, die werd omgezet in een gevangenisstraf. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen en een rapport van de reclassering. De verdachte werd ook verplicht zich te melden bij de reclassering en onder ambulante behandeling te gaan voor zijn gedrag.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/650148-16
Parketnummer vordering TUL VV: 15/810366-14
Datum uitspraak: 30 juni 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. F.P. Holthuis, advocaat te ‘s-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 juni 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A. Ekiz heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandelverplichting;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 15-810366-14, waarbij de 86 dagen jeugddetentie dienen te worden vervangen door 86 dagen gevangenisstraf.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Beoordeling
Op 18 juli 2016 fietst het latere slachtoffer, op een fietspad door een klein parkje in Rotterdam-Overschie. Een man, die op het fietspad staat, vraagt haar de weg. Zij stopt en stapt af. Terwijl zij voor de man een straatnaam opzoekt, komt de man dichterbij. Zij voelt dat hij zijn hand onder haar shirt steekt en in haar blote borst knijpt. Daarna trekt hij haar aan haar pols richting de bosjes. De verdachte zegt gedurende het voorval niets. Het slachtoffer schreeuwt en trapt om zich heen en weet zo haar belager te doen stoppen. Hij rent weg. Zij wordt kort daarna, nog liggend op de grond en hevig overstuur zijnde, opgevangen door twee vrouwen.
Het slachtoffer is aldus op een ontoelaatbare seksuele wijze aangevallen door een man. Anders dan de verdachte meent, staat vast dat hij deze man is geweest. Uit onderzoek volgt namelijk dat er op de door het slachtoffer aangegeven plekken op haar lichaam, te weten de linkerborst en de pols, DNA-profielen van de verdachte zijn aangetroffen. Tevens wordt de verdachte bij een meervoudige fotoconfrontatie door het slachtoffer aangewezen als de dader.
De vraag die vervolgens voorligt is of de verdachte de intentie had om het slachtoffer te dwingen tot het ondergaan van handelingen die (mede) zouden bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Nu de verdachte niet heeft willen verklaren en het slachtoffer heeft aangegeven dat de dader tijdens zijn handelen niets heeft gezegd, dient deze beoordeling plaats te vinden op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van de verdachte.
De rechtbank kan zich de vrees van het slachtoffer, dat zij door de verdachte verkracht zou worden, goed voorstellen. Echter, uit de handelingen die de verdachte heeft verricht tot aan zijn vlucht volgt onvoldoende dat hij daadwerkelijk was begonnen met de uitvoering van een voornemen tot het seksueel binnendringen bij het slachtoffer. Dat zou mogelijk anders kunnen zijn indien hij bijvoorbeeld begonnen zou zijn met het ontkleden van het slachtoffer danwel haar had bedreigd met verkrachting. Dat is echter niet gebleken.
4.1.2.
Conclusie
De verdachte zal worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
Uit bovenstaande volgt dat -overeenkomstig ook het standpunt van de verdediging- de subsidiair ten laste gelegde feitelijke aanranding van de eerbaarheid wel bewezen kan worden. Anders dan de verdediging voorstaat kunnen alle aan de verdachte verweten gedragingen worden bewezen, waaronder dus ook het knijpen in het kruis van het slachtoffer en haar vervolgens met kracht aan haar pols in de richting van de bosjes trekken. Haar verklaring is betrouwbaar en niet is vereist dat alle onderdelen van een verklaring bevestiging moeten vinden in andere bewijsmiddelen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op of omstreeks 18 juli 2016 te Rotterdam
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met
geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand,
te weten [naam slachtoffer] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handeling(en), namelijk het aanraken/betasten en/of vastpakken van
haar borst en/of geslachtsdeel, het geweld en/of een andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met
andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
- onverhoeds met kracht vastpakken van de pols van die [naam slachtoffer] en/of
- van de fiets trekken van die [naam slachtoffer] en/of
- vervolgens met kracht (aan haar pols) trekken van die [naam slachtoffer] naar, althans in
de richting van de bosjes;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Subsidiair
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een 17-jarig meisje aangerand door haar op een afgelegen fietspad in een parkje vragend aan te spreken, waardoor zij stopte, en haar vervolgens van haar fiets te trekken en onzedelijk te betasten.
De verdachte heeft bij zijn handelen louter en alleen oog gehad voor zijn eigen en directe behoeftebevrediging en heeft zich op geen enkele wijze bekommerd om de gevoelens van het slachtoffer, hetgeen ook past bij de stoornis die bij hem is vastgesteld.
Hij heeft een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en op het vertrouwen dat zij in haar medemens stelt. Naar de ervaring leert, kampen de slachtoffers van zulke misdrijven in psychisch opzicht nog geruime tijd met de gevolgen daarvan, hetgeen ook blijkt uit de verklaring van het slachtoffer dat zij sinds het voorval met de verdachte let op de kleding die ze aantrekt, veel alerter is, geen gebruik meer maakt van het betreffende fietspad en aan het voorval denkt als iemand haar aankijkt of als haar vriendje haar aanraakt.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 mei 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.2.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 15 maart 2017. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte heeft na een eerdere veroordeling in de periode 2014-2016 onder toezicht gestaan van Reclassering Nederland en is in behandeling geweest bij de Waag. Beide trajecten heeft de verdachte met goed gevolg afgesloten. Dit zeer recent doorlopen behandeltraject gericht op seksuele delictplegers en recidivekansvermindering alsmede de sociaalmaatschappelijke omstandigheden van de verdachte (een goede werksituatie, een goed huwelijk en recent vaderschap) hebben hem evenwel niet belet om in herhaling te vallen. De kans op herhaling wordt dan ook als onverminderd aanwezig omschreven. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante (zedendader) behandelverplichting door polikliniek ‘De Waag’ of soortgelijke ambulante forensische zorg. Tevens wordt geadviseerd het volwassenenstrafrecht toe te passen.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Psycholoog [naam deskundige] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 20 maart 2017. Dit rapport houdt het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, in de vorm van een autismespectrumstoornis, licht van ernst, en van een obsessieve-compulsieve stoornis. Er is geen sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens.
Indien de rechtbank het hem ten laste gelegde bewezen acht, is er bij de verdachte
echter wel sprake van een zorgnoodzaak. In het geval van een bewezenverklaring kan zijn
huidige delictgedrag op eenzelfde manier als zijn eerdere delictgedragingen worden verklaard: het vanuit dwangmatigheid tot seksueel grensoverschrijdend gedrag komen. In dat geval lijkt (vervolg-)behandeling van de verdachte nadrukkelijk geïndiceerd.
Geconcludeerd wordt dat het meerderjarigenstrafrecht het meest passend lijkt.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij calculerend en volgens een vooropgezet plan lijkt te hebben gehandeld.
De verdachte verklaart dat hij zich het voorval niet kan herinneren en heeft geen inzicht getoond in zijn eigen handelen. De rechtbank oordeelt dat dit de kans op recidive vergroot. Gelet op het voorgaande en gelet op het feit dat de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Gelet op het feit dat het zeer recent doorlopen behandeltraject de verdachte er niet van heeft weerhouden opnieuw de fout in te gaan, is de rechtbank van oordeel dat een proeftijd voor de duur van 3 jaar nodig is om de verdachte door de reclassering te laten begeleiden en toezicht op hem te houden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Noord-Holland is de verdachte ter zake van het meermalen plegen van schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd en het meermalen plegen van feitelijke aanranding van de eerbaarheid veroordeeld voor zover van belang tot een jeugddetentie van 180 dagen, waarvan 86 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 6 februari 2015.
8.2.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van voornoemd vonnis van de rechtbank Noord-Holland en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan voornoemd vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde jeugddetentie. Nu de veroordeelde inmiddels de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt en naar het oordeel van de rechtbank niet meer voor een zodanige straf in aanmerking komt, zal de jeugddetentie -overeenkomstig artikel 77k van het Wetboek van Strafrecht en conform de vordering van het openbaar ministerie- worden vervangen door een gevangenisstraf.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
5 maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 3 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
- de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen voor zijn gedrag middels ambulante (zedendader)behandeling door polikliniek 'De Waag' te Den Haag, of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 86 dagen, van de bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Noord-Holland aan de veroordeelde opgelegde jeugddetentie en vervangt deze straf door een gevangenisstraf van 86 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.W. van Lottum, voorzitter,
en mrs. A. van Luijck en L. Amperse, rechters,
in tegenwoordigheid van M.M. Cerpentier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 juni 2017.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 18 juli 2016 te Rotterdam
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld en/of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of
bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam slachtoffer] , te
dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden
uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
- onverhoeds met kracht die [naam slachtoffer] bij haar pols heeft vastgepakt en/of
- haar met kracht van haar fiets heeft getrokken en/of
- haar borst en/of geslachtsdeel heeft betast en/of vastgepakt en/of
- haar vervolgens met kracht (aan haar pols) naar, althans in de richting van
de bosjes heeft getrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 242 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 juli 2016 te Rotterdam
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met
geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand,
te weten [naam slachtoffer] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handeling(en), namelijk het aanraken/betasten en/of vastpakken van
haar borst en/of geslachtsdeel, het geweld en/of een andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met
andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
- onverhoeds met kracht vastpakken van de pols van die [naam slachtoffer] en/of
- van de fiets trekken van die [naam slachtoffer] en/of
- vervolgens met kracht (aan haar pols) trekken van die [naam slachtoffer] naar, althans in
de richting van de bosjes;