5.1.1.De gebiedsinformatie van de Dienst bevat onder meer het kaartmateriaal van de netbeheerders die binnen het betreffende graafpolygoon hun netten hebben liggen. De wijze waarop dit kaartmateriaal door de netbeheerders moet worden verstrekt is uitgebreid beschreven in het BION en de RION. Zo bepaalt artikel 5 van het BION, dat de liggingsgegevens die deel uitmaken van de beheerdersinformatie, betrekking hebben op elk in de oriëntatiepolygoon of graafpolygoon gelegen net, en worden weergegeven door een tekening op een bij ministeriële regeling te bepalen schaalgrootte (artikel 5, eerste lid, BION). In de RION wordt nog gedetailleerder beschreven waar het kaartmateriaal van de beheerders aan moet voldoen.
Uitgangspunt van deze gedetailleerde voorschriften is, dat iedereen met dezelfde standaarden werkt en dat over de gegevens, die op de kaarten van de Dienst zijn weergegeven, geen misverstanden bestaan. De MvT, waar eiseres onder r.o. 4.1 naar verwijst, vermeldt dat de gegevens die door de netbeheerders worden verstrekt, dienen ter informatie voor de grondroerders, zodat de grondroerders zo uitgebreid mogelijk worden geïnformeerd over de ligging van de kabels en leidingen in het gebied waar de graafwerkzaamheden zullen worden verricht, de eventueel te nemen voorzorgsmaatregelen en de contactgegevens van de netbeheerders die deel uitmaken van de gebiedsinformatie. Deze gegevens zijn van essentieel belang om ten tijde van bijvoorbeeld een calamiteit of vragen over de verstrekte informatie, de juiste persoon bij de netbeheerder te kunnen bereiken.
Mede gelet op de doelstelling van de WION (reduceren van graafschades) dient deze zorgvuldigheid en precisering van regels over het kaartmateriaal dat via de Dienst aan de grondroerder wordt verstrekt, dan ook een zeer belangrijk doel. De rechtbank is van oordeel dat het daarom van belang is dat deze authentieke gegevens, op deze wijze aanwezig zijn op de graaflocatie. Dat is ook exact wat de wetgever heeft beoogd met artikel 2, derde lid, aanhef en onder c, van de WION, namelijk dat de grondroerder er ten minste voor zorgt dat op de graaflocatie de van de Dienst ontvangen gebiedsinformatie aanwezig is. Een grondslag voor de stelling dat niet de originele authentieke gebiedsinformatie aanwezig hoeft te zijn, heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank niet gegeven. Evenmin volgt dat uit de wettekst en de overige regelgeving.
De in dit kader onderbouwde stelling van verweerder dat bij het transporteren van de gegevens naar een andere kaart, de authenticiteit van de gegevens niet meer geborgd kan worden en dat er als gevolg van het tijdsverloop zomaar een verschil kan ontstaan tussen de originele versie en de be-/verwerkte versie, is ter zitting wel door eiseres betwist maar zij heeft naar het oordeel van de rechtbank niet aangetoond dan wel aannemelijk gemaakt dat een dergelijk ongeregeldheid zich niet zou kunnen voordoen. Eiseres heeft het overigens bij de bespreking van de omzetting slechts over het kaartmateriaal en vergeet daarbij dat ook de meest recente van de Dienst ontvangen overige informatie op de graaflocatie aanwezig moet zijn. De te nemen voorzorgsmaatregelen bijvoorbeeld zijn niet overgezet op de werktekening. Dit volgt uit het RvB waarin de inspecteur heeft opgenomen dat de gegevens over de te nemen voorzorgsmaatregelen niet konden worden getoond.
De rechtbank is bovendien met verweerder van oordeel dat het te ver zou gaan om van de toezichthouder te verlangen dat hij tijdens een controle op de graaflocatie beoordeelt of de aldaar gebruikte werktekening goed is opgebouwd en of deze één op één overeenstemt met de originele van de Dienst ontvangen gebiedsinformatie. Dit nog afgezien van het feit dat een dergelijke controle in deze zaak ook niet mogelijk was geweest, aangezien de originele van de Dienst ontvangen gebiedsinformatie niet ter plekke aanwezig was.
De rechtbank merkt in dit verband verder op dat dit niet wegneemt dat het een grondroerder vrij staat om de van de Dienst ontvangen kaartgegevens te verwerken in een ander programma of via een zogenaamde KLIC-app. Deze verwerking heft echter niet de verplichting op om daarnaast de originele, authentieke van de Dienst ontvangen gebiedsinformatie aanwezig te hebben op de graaflocatie.
De ter zitting door eiseres geponeerde stelling dat ook wettelijke regelingen met nieuwe technologische ontwikkelingen afkomstig uit de markt zouden moeten meebewegen, wordt niet door de rechtbank onderschreven. De grondslag van de onderhavige regelgeving is er met name in gelegen dat met gedetailleerde voorschriften graafschade voorkomen dient te worden. Het is dan niet aan marktpartijen maar aan het parlement om aan te geven hoe wettelijke regels geïnterpreteerd dienen te worden. Het is evenmin aan eiseres om naderhand een andere invulling te geven aan deze uit de wet vloeiende verplichting.
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat uit de context van de wettekst volgt dat daarmee de originele gebiedsinformatie en niet een bewerkte versie daarvan wordt beoogd. Eiseres had dus de gebiedsinformatie van de Dienst in originele vorm op de graaflocatie aanwezig moeten hebben. De uiteenzetting van eiseres over de wijze waarop de verwerking van de van de Dienst ontvangen kaartgegevens heeft plaatsgevonden, heeft in die zin dus geen invloed op de constatering dat artikel 2, tweede lid, juncto, artikel 2, derde lid, aanhef en onder c, van de WION is overtreden.
5.1.2.Het betoog van eiseres dat de feitelijke verklaring van de heer [naam 1] , dat de van de Dienst ontvangen gebiedsinformatie niet op de graaflocatie aanwezig was, niet gebruikt mag worden om er een juridische lading aan te geven, slaagt niet. De vraag of eiseres in overtreding is hangt in dit geval af van het enkele feit of de van de Dienst ontvangen informatie al dan niet aanwezig is. Die aan- of afwezigheid van de juiste informatie heeft in dit geval (juridische) consequenties.
Voorts ziet de rechtbank niet in waarom verweerder niet uit mag gaan van de juistheid van de door de voorman tegenover de toezichthouder ter plaatse afgelegde verklaring. Volgens vaste rechtspraak mag worden uitgegaan van de juistheid van een in eerste instantie afgelegde verklaring, te meer wanneer deze is opgenomen in een op ambtseed- of belofte opgemaakt proces-verbaal. Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RBARN:2011: BT8410, r.o. 4. Eiseres heeft bovendien niet aannemelijk gemaakt dat [naam 1] de vraag niet zou hebben begrepen dan wel dat hij de WION onvoldoende kende. Verder is in dit kader van belang dat ook de heren [naam 2 en naam 3] in het bijzijn van de juriste van eiseres, de verklaring van [naam 1] op dit punt, hebben bevestigd.
De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanknopingspunten voor de conclusie dat [naam 1] “de vraagstelling van verweerder” onjuist zouden hebben geïnterpreteerd. Wat er ook zij van de stelling van eiseres, dat de bewerkte werktekening (ook) als van de Dienst ontvangen gebiedsinformatie kan worden aangemerkt, uit de vraagstelling van de toezichthouder volgde duidelijk dat hij expliciet naar de van de Dienst ontvangen gebiedsinformatie heeft gevraagd. Uit de omstandigheid dat de werktekening wel getoond is, valt op te maken dat [naam 1] en de heren [naam 2 en naam 3] met hun verklaringen, dat de gebiedsinformatie niet aanwezig is, daarmee de van de Dienst ontvangen gebiedsinformatie hebben bedoeld. Voorts bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerder de door [naam 1] afgelegde verklaring onjuist heeft geïnterpreteerd. Uit deze verklaringen en feiten heeft verweerder op goede gronden de conclusie getrokken dat de van de Dienst ontvangen gebiedsinformatie op de graaflocatie niet aanwezig was.