Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
- toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Rechtbank Rotterdam
In de zaak voor de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 29 juni 2017, is de verdachte vrijgesproken van medeplichtigheid aan het verwerven en verspreiden van kinderporno. De rechtbank heeft vastgesteld dat niet bewezen is dat de verdachte opzet had op de medeplichtigheid. De officier van justitie had gevorderd dat het ten laste gelegde bewezen zou worden, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte wist of bewust de kans aanvaardde dat de medeverdachte kinderpornografische afbeeldingen zou verwerven met de door de verdachte verstrekte smartphone en opwaardeervouchers. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte als geloofwaardig beoordeeld, waarbij hij aangaf dat hij enkel een scharrelaar was die geld wilde verdienen aan de verkoop van spullen en niets met kinderporno te maken wilde hebben. De rechtbank concludeerde dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen was, en sprak de verdachte vrij.