ECLI:NL:RBROT:2017:4985

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juni 2017
Publicatiedatum
29 juni 2017
Zaaknummer
10/661210-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal, medeplegen van inbraak en verduisteringen door een werknemer

Op 14 juni 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een sleutel, medeplegen van een inbraak en twee verduisteringen van goederen van zijn (ex-)werkgevers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de sleutel van de woning van een bekende heeft gestolen, waardoor hij en zijn medeverdachten in staat waren om in te breken. De verdachte heeft ook goederen verduisterd die toebehoorden aan zijn werkgevers, waarbij hij zich beroept op een achterstallige betaling van loon. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en ambulante behandeling bij een forensische psychiatrische polikliniek. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, evenals het gebrek aan respect van de verdachte voor de eigendommen van anderen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/661210-16
Datum uitspraak: 14 juni 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
verblijvende op de [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. R. Bonis, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 mei 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A. Ekiz heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 6 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 primair, 3, 4 en 5 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur 10 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandelverplichting bij een forensische psychiatrische polikliniek of soortgelijke ambulante forensische zorg.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Vrijspraak van feiten 3, 4 en 6
4.1.1
Ten aanzien van feit 6
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder feit 6 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.1.2
Ten aanzien van feit 3
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat de verdachte werkzaam was via uitzendbureau [naam uitzendbureau] en de beschikking had over een auto en divers gereedschap. In het contract is opgenomen dat de verdachte de auto en het gereedschap weer moest inleveren zodra het contract van de verdachte zou zijn afgelopen. Het contract van de verdachte werd op 25 juli 2016 beëindigd en de verdachte heeft de auto en het gereedschap vervolgens niet ingeleverd. De verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking.
Beoordeling
Uit de verklaring van aangeefster volgt dat zij nog achterstallig loon uit dienstverband was verschuldigd aan de verdachte. De verdachte heeft daarover verklaard dat hij, zolang dat achterstallig loon niet werd uitbetaald, de in de tenlastelegging onder dit feit genoemde auto onder zich hield en dat hij dit ook kenbaar heeft gemaakt bij de aangeefster. Gelet daarop – los van de vraag of de verdachte zich daadwerkelijk op een rententierecht mocht/kon beroepen – kan niet worden bewezen dat de verdachte opzet had op de wederrechtelijke toe-eigening van de auto.
De verdachte heeft verder verklaard dat hij het gereedschap van aangeefster op zijn laatste werkdag heeft achtergelaten op de bouwplaats bij een collega. Omdat er op de aangifte na geen andere bewijsmiddelen in het dossier zijn waaruit blijkt dat de verdachte zichzelf het gereedschap van aangeefster heeft toegeëigend, is dit deel van de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen.
Gelet op het voorgaande zal de verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
Conclusie
Het onder feit 3 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.1.3
Ten aanzien van feit 4
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat de verdachte blijkens de aangiftes van de tankstations heeft getankt zonder te betalen. De verdachte kreeg de gelegenheid om de benzine alsnog te betalen, maar liet dit na. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het handelen van de verdachte een strafbaar feit oplevert, te weten verduistering van de benzine.
Beoordeling
Uit de aangiftes van respectievelijk het [naam tankstation 1] en het [naam tankstation 2] tankstation volgt dat de verdachte, na te hebben getankt, bij de betreffende benzinestations naar binnen is gelopen en daar heeft verteld dat hij geen geld had om te betalen voor benzine. De verdachte heeft daarover verklaard dat hij bij het [naam tankstation 1] -tankstation de afspraak had gemaakt dat hij binnen 48 uur moest betalen voor de benzine, en dat hij bij het [naam tankstation 2] -tankstation een bon had meegekregen voor betaling. Dat er afspraken zijn gemaakt over de betaling van de benzine wordt voorts bevestigd door het feit dat de verdachte, na naar binnen te zijn gegaan en gemeld te hebben dat hij niet kon betalen, van de medewerkers van de tankstations mocht wegrijden met de benzine. De benzine was daarom krachtens overeenkomst aan de verdachte geleverd en hij was gerechtigd daarover als heer en meester te beschikken. Dat de verdachte heeft nagelaten de schuldbekentenis na te komen en de door hem voor de benzine verschuldigde koopsom te betalen, levert geen grond op om af te wijken van de uit het burgerlijk recht voortvloeiende regel dat de desbetreffende benzine, na levering daarvan, tot het vermogen van de verdachte is gaan behoren. Niet bewezen verklaard kan daarom worden dat de verdachte zichzelf de betreffende benzine wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Conclusie
Het onder feit 4 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2
Bewijswaardering feiten 1, 2 en 5
4.2.1
Ten aanzien van feiten 1 en 2
Standpunt van de verdediging
De verdachte heeft weliswaar (onder dwang) de gelegenheid en inlichtingen gegeven aan zijn medeverdachten voor de diefstal uit de woning van [naam slachtoffer 1] , maar daarmee is nog geen sprake van medeplegen van die inbraak. Van het onder feit 2 primair tenlastegelegde dient de verdachte daarom te worden vrijgesproken.
Er is verder onvoldoende wettig bewijs om de verdachte te veroordelen voor de diefstal van de sieraden en de (inhoud van) de spaarpot van aangeefster [naam slachtoffer 2] .
Beoordeling
De verdachte heeft bekend dat hij de sleutel van de woning van [naam slachtoffer 1] heeft gestolen uit het huis van aangeefster [naam slachtoffer 2] en dat hij deze ter beschikking heeft gesteld aan twee medeverdachten, zodat deze medeverdachten op 7 augustus 2016 goederen konden wegnemen uit de woning van [naam slachtoffer 1] . Het idee voor deze diefstal kwam bij de verdachte vandaan, ter inlossing van een schuld die de verdachte had. De verdachte heeft verder de twee medeverdachten naar de woning van [naam slachtoffer 1] toegereden en hen de woning aangewezen. De verdachte bleef vervolgens, gedurende de inbraak, in zijn auto op de uitkijk staan samen met de medeverdachte [naam medeverdachte 1] . Pas toen de politie ter plaatse kwam is de verdachte weggereden van de plaats van het misdrijf. De dag na de inbraak in de woning van [naam slachtoffer 1] heeft [naam medeverdachte 1] bij verschillende opkopers goederen aangeboden, waaronder een X‑Box met de gamertag van [naam slachtoffer 1] , kettinkjes en sieraden. [naam medeverdachte 1] had deze goederen gekregen van de verdachte (aan wie hij ook de opbrengst van de verkoop gaf) en de verdachte bleef buiten de winkels staan wachten op [naam medeverdachte 1] .
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de sleutel van de woning van [naam slachtoffer 1] uit de woning van [naam slachtoffer 2] heeft gestolen en dat zijn medeverdachten op 7 augustus 2016 met behulp van die sleutel hebben ingebroken in de woning van [naam slachtoffer 1] . Dat er ten aanzien van die inbraak sprake was van een nauwe, bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten (en dat er dus sprake is van medeplegen daarvan), volgt voorts uit het feit dat het plan voor de diefstal bij de verdachte vandaan kwam, hij de middelen daartoe verschafte aan zijn medeverdachten, hij op de uitkijk stond tijdens de inbraak, en hij betrokken is geweest bij de verkoop van de gestolen goederen. Dat de verdachte onder dwang zou zijn gezet door zijn medeverdachten blijkt niet uit de stukken in het dossier.
Dat de verdachte ook de (inhoud) van de spaarpot van aangeefster [naam slachtoffer 2] en haar sieraden heeft gestolen, is niet wettig en overtuigend bewezen. Niet vastgesteld kan worden dat de door [naam medeverdachte 1] bij opkopers aangeboden sieraden, dezelfde sieraden betreffen die gestolen zijn bij aangeefster [naam slachtoffer 2] . Voor het overige zijn er – op de aangifte van [naam slachtoffer 2] na – geen andere bewijsmiddelen op basis waarvan deze onderdelen van het tenlastegelegde feit 1 bewezen kunnen worden verklaard, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Conclusie
Het onder feit 1 ten laste gelegde met betrekking tot het onderdeel ‘een bos sleutels’ kan wettig en overtuigend bewezen worden. Tevens kan het primaire onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend worden bewezen.
4.2.2
Ten aanzien van feit 5
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend, voor zover het feit betrekking heeft op de toe‑eigening van gereedschap van [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] . Dat deel van het tenlastegelegde feit zal daarom zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank verder van oordeel dat voor zover dit tenlastegelegde feit betrekking heeft op de werkbroek, de bedrijfsauto en het gereedschap van anderen dan [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] , het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend is bewezen. De verdachte zal daarvan zonder nadere motivering worden vrijgesproken.
4.3
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feiten 1 en 5 primair ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 28 juli 2016 tot en met 9 augustus 2016 te
Rotterdam
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen
aan de [adres delict 1] ) heeft weggenomen
een bos sleutels en/of een spaarpot (inhoudende een onbekend geldbedrag) en/of
één of meer siera(a)d(en), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2. primair
hij in of omstreeks de periode van 7 augustus 2016 tot en met 8 augustus 2016
te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen
aan de [adres delict 2] ) heeft weggenomen een envelop met 1700 euro en/of 25 Engelse
pound(en) en/of een X-box en/of 15 X-Box spellen en/of een WII gameconsole
en/of vier WII controles en/of 25 WII spellen en/of vier WII oplaadstations
en/of een WII balance bord en/of een Samsung GSM en/of een Sony camera en/of
een Hitatchi boormachine set en/of een Sony e-reader en/of één of meer
siera(a)d(en) en/of horloges) (oa een Fossil),
in elk geval enig goed, en/of een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende
aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem,
verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn
mededader(s), die weg te nemen goed(eren) en/of geldbedrag onder zijn/hun
bereik had(den) gebracht door middel van een valse sleutel,
te weten door met een ontvreemde sleutel, althans een sleutel tot het gebruik
waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren,
die woning te betreden;
5. primair
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2015 tot en 15 december 2015 te
Rotterdam en/of te Utrecht en/of te Andelst (gemeente Overbetuwe) en/of te
Hendrik-Ido-Ambacht en/of te Waardenburg (gemeente Neerijen), althans in
Nederland, opzettelijk één of meer (elektrische) gereedschap(pen) en/of een bedrijfsauto (merk Renault, type Kangoo) en/of een werkbroek, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehoorde aan [naam bedrijf 3]
en/of [naam bedrijf 4] en/of [naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 2] en/of [naam bedrijf 5]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en welk goed verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te
weten uitzendkracht, elk geval anders dan door misdrijf onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1
diefstal
feit 2 primair
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel
feit 5 primair
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal, het medeplegen van een inbraak en een tweetal verduisteringen. De rechtbank neemt het de verdachte zeer kwalijk dat hij de sleutels, die onrechtmatig toegang hebben gegeven tot de woning waar is ingebroken, heeft gestolen bij een bekende (ex-vriendin) van de verdachte, waarmee hij persoonlijk in contact stond. De verdachte heeft daarmee niet alleen onrechtmatig gehandeld, maar tevens het vertrouwen van een persoonlijk contact ernstig geschaad. Samen met zijn medeverdachten heeft de verdachte vervolgens een grote hoeveelheid elektronica, geld en sieraden gestolen. Dit soort feiten zijn een grove inbreuk op de privacy en hebben een enorme impact op het slachtoffer. De verdachte heeft aldus blijk gegeven van een tekort aan respect voor de persoonlijke eigendommen van anderen en hun persoonlijke levenssfeer. Woninginbraken en pogingen daartoe zorgen in het algemeen bovendien voor onrust en gevoelens van onveiligheid in de buurt. De verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en heeft alleen aan zijn eigen financiële gewin gedacht.
Tevens heeft de verdachte in de hoedanigheid van werknemer (elektrische) gereedschappen toegeëigend die tot twee verschillende werkgevers toebehoorden. De verdachte heeft hiermee zijn werkgevers ernstig financieel benadeeld en op grove wijze het vertrouwen geschonden dat een werkgever in zijn medewerkers moet kunnen hebben. Verdachte heeft te kennen gegeven dat hij de gereedschappen heeft verduisterd omdat hij niet volledig zou zijn uitbetaald voor zijn gewerkte uren. Het behoeft geen betoog dat de door de verdachte genoemde reden voor zijn daden hiervoor geen enkel excuus vormt.
7.3
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 mei 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 14 november 2016. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte heeft gebrekkige vaardigheden op het gebied van probleemoplossing en coping. Verder is er blijkens het rapport sprake van psychische klachten door een eerder trauma. De verdachte heeft een opleiding tot timmerman gevolgd en afgerond en heeft voornamelijk op projectbasis als timmerman gewerkt. De reclassering schat het recidiverisico in laag-gemiddelde mate aanwezig. Door de reclassering wordt geadviseerd een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met de bijzondere voorwaarden: meldplicht en een ambulante behandelverplichting bij een forensische psychiatrische polikliniek of soortgelijke ambulante forensische zorg. Met deze bijzondere voorwaarden streeft de reclassering het uitbreiden van de (coping)vaardigheden en een stabieler psychisch functioneren na, waardoor de verdachte in staat is in zijn sociale netwerk en werk adequater te kunnen optreden.
7.4
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank heeft in het voordeel van de verdachte rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte een voltijdbaan heeft gevonden en, blijkens de werkgeversverklaring die op zitting is overgelegd, de werkgever uitzicht biedt op een vaste aanstelling.
Nu de reclassering bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht en de verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven open te staan voor en baat te hebben bij hulp en begeleiding van de reclassering, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen voorwerp (te weten: X BOX 360) terug te geven aan de rechthebbende eigenaar [naam slachtoffer 1] .
8.2
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt geen bezwaar te hebben tegen teruggave van het goed naar de rechtmatige eigenaar.
8.3
Beoordeling
Ten aanzien van het in beslag genomen goed zal de teruggave worden gelast aan de rechthebbende, te weten [naam slachtoffer 1] .

9.Vorderingen benadeelde partijen

9.1
De vordering van [naam benadeelde 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 120,00 voor materiële schade.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd geen rechtstreeks verband houdt met één of meerdere bewezen feiten.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
9.2
De vordering van [naam benadeelde 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 2] ter zake van het onder 3 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van
€ 1.223,66 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2016.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij afgewezen dient te worden. De vordering houdt weliswaar verband met het onder 3 ten laste gelegde feit, echter is de benadeelde partij niet opgenomen in de tekst van de tenlastelegging.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering, nu de benadeelde partij niet is opgenomen in de dagvaarding. Tevens levert de behandeling van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat er uitgezocht dient te worden of de goederen, zoals genoemd in de vordering, gekoppeld kunnen worden aan een rechtspersoon zoals opgenomen in de dagvaarding en het dossier.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd geen rechtstreeks verband houdt met één of meerdere bewezen feiten.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
9.3
De vordering van [naam benadeelde 3] .
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 3] . ter zake van het onder 5 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van
€ 3.612,52 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2015.
Standpunt officier van justitie
De benadeelde partij stelt zich op het standpunt dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De behandeling van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich eveneens op het standpunt dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De verdachte heeft een tegenvordering tegen de benadeelde partij, te weten uitbetaling van de gewerkte arbeidsuren.
Beoordeling
Omdat het onder 5 tenlastegelegde feit bewezen wordt verklaard, staat daarmee tevens vast dat de verdachte onrechtmatig heeft gehandeld jegens de benadeelde partij.
Voor zover de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft op de materiële schadeposten ‘privé gereden kilometers met de [naam] -auto’, ‘tijd en kilometers van de medewerker’ en ‘nog niet ingehouden boetes’ zal de benadeelde partij daarin niet-ontvankelijk verklaard worden. Nader onderzoek naar de gegrondheid van dit deel van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De door de benadeelde partij gevorderde vergoeding voor materiële schade in de vorm van verdwenen gereedschap, is door de benadeelde partij voldoende onderbouwd aan de hand van het ingevulde schadevergoedingsformulier en de bijlagen daarbij. Deze vordering staan ook in voldoende causaal verband met de onrechtmatige gedraging en zijn door de verdachte niet gemotiveerd betwist. De gevorderde materiële schade zal daarom worden toegewezen voor een bedrag van € 560,00.
De benadeelde partij heeft gevorderd het als schadevergoeding toe te kennen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2015, de dag van het onrechtmatig handelen door de verdachte.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 3] . een schadevergoeding betalen van € 560,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2015.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 57, 310, 311, 321 en 322 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 3, 4 en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 primair en 5 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden,
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
stelt als bijzondere voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, afdeling reclassering, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
  • de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen bij een forensische psychiatrische polikliniek of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, na ingang van de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de instelling/behandelaar verantwoord vindt;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van het voorwerp, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan de rechthebbende [naam slachtoffer 1] ;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in hun vorderingen, met veroordeling van [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] in de door de verdachte ter verdediging tegen deze vorderingen gemaakte proceskosten, tot op heden begroot op nihil, bepaalt dat de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 3] , te betalen een bedrag van
€ 560,00 (zegge: vijfhonderd en zestig euro)te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 juni 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 3] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 3] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.W. van Lottum, voorzitter,
en mrs. E.G. Fels en L. Daum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. Ihataren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 juni 2017.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 28 juli 2016 tot en met 9 augustus 2016 te
Rotterdam
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen
aan de [adres delict 1] ) heeft weggenomen
een bos sleutels en/of een spaarpot (inhoudende een onbekend geldbedrag) en/of
één of meer siera(a)d(en), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 7 augustus 2016 tot en met 8 augustus 2016
te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen
aan de [adres delict 2] ) heeft weggenomen een envelop met 1700 euro en/of 25 Engelse
pound(en) en/of een X-box en/of 15 X-Box spellen en/of een WII gameconsole
en/of vier WII controles en/of 25 WII spellen en/of vier WII oplaadstations
en/of een WII balance bord en/of een Samsung GSM en/of een Sony camera en/of
een Hitatchi boormachine set en/of een Sony e-reader en/of één of meer
siera(a)d(en) en/of horlogies) (oa een Fossiel),
in elk geval enig goed, en/of een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende
aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem,
verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn
mededader(s), die weg te nemen goed(eren) en/of geldbedrag onder zijn/hun
bereik had(den) gebracht door middel van een valse sleutel,
te weten door met een ontvreemde sleutel, althans een sleutel tot het gebruik
waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren,
die woning te betreden;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 1] op of omstreeks 08
augustus 2016 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen
aan de [adres delict 2] ) heeft weggenomen een envelop met 1700 euro en/of 25
Engelse pound(en) en/of een X-box en/of 15 X-Box spellen en/of een WII
gameconsole en/of vier WII controles en/of 25 WII spellen en/of vier WII
oplaadstations en/of een WII balance bord en/of een Samsung GSM en/of een Sony
camera en/of een Hitatchi boormachine set en/of een Sony e-reader en/of één of
meer siera(a)d(en) en/of horlogies) (oa een Fossiel),
in elk geval enig goed en/of een geldbedrag,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan die [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 1]
en/of zijn mededaders en/of aan verdachte,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 8 augustus 2016 te
Rotterdam en/of elders in Nederland,
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
één of meer sleutel(s) aan die [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 1]
af te geven en/of te overhandigen en/of vervolgens die [naam medeverdachte 2]
en/of [naam medeverdachte 3] met zijn verdachtes auto (merk Suzuki, kleur rood) naar de
woning van [naam slachtoffer 1] , gelegen in/aan de [adres delict 2] , te rijden en/of aldaar die
[naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 3] af te zetten;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode van 25 juli 2016 tot en 10 augustus 2016 te
Tiel en/of te Rotterdam en/of te Waddinxveen, althans in Nederland,
opzettelijk
een rode Suzuki Celerio en/of één of meer (elektrische) gereedschap(pen) (van
het merk Bosch), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehoorde aan [naam bedrijf 6] en/of [naam uitzendbureau] en/of [naam slachtoffer 3]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en welk goed verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te
weten bouwvakhelper en/of betonafwerker, elk geval anders dan door misdrijf
onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 322 Wetboek van Strafrecht
4.
hij in of omstreeks de periode van 25 juli 2016 tot en met 30 juli 2016 te
Rotterdam
één of meermalen, opzettelijk, benzine welke verdachte bij een voor
zelfbediening ingerichte benzinepompinstallatie, had getankt, onder
gehoudenheid die benzine te betalen en benzine welke verdachte aldus en in elk
geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft
toegeëigend, te weten
- bij een benzinetankstation , gelegen aan [adres delict 3] , 21 liter
benzine, in elk geval een hoeveelheid brandstof, geheel of ten dele
toebehorende aan [naam tankstation 1] en/of
- bij een benzinetankstation, gelegen aan [adres delict 4] , 28 liter benzine, in
elk geval een hoeveelheid brandstof, geheel of ten dele toebehorende aan
[naam tankstation 2]
art 321 Wetboek van Strafrecht
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2015 tot en 15 december 2015 te
Rotterdam en/of te Utrecht en/of te Andelst (gemeente Overbetuwe) en/of te
Hendrik-Ido-Ambacht en/of te Waardenburg (gemeente Neerijen), althans in
Nederland,
opzettelijk
één of meer (elektrische) gereedschap(pen) en/of een bedrijfsauto (merk
Renault, type Kangoo) en/of een werkbroek, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehoorde aan [naam bedrijf 3]
en/of [naam bedrijf 4] en/of [naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 2] en/of [naam bedrijf 5]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en welk goed verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te
weten uitzendkracht, elk geval anders dan door misdrijf onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 322 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2015
tot en 15 december 2016 te Rotterdam,
een of meer goederen, te weten één of meer (elektrische) gereedschap(pen)
en/of een bedrijfsauto (merk Renault, type Kangoo) en/of een werkbroek heeft
verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl hij telkens ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van deze goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door
misdrijf verkregen goed betrof;
art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
6.
hij in of omstreeks de periode van 21 oktober 2014 tot en 18 juni 2015 te
Hendrik-Ido-Ambacht en/of te Rotterdam, althans in Nederland
Hendrik-Ido-Ambacht en/of te Rotterdam, althans in Nederland
een goed, te weten een boormachine (merk Makita), heeft verworven en/of heeft
voorhanden gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de
verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed redelijkerwijs had moeten
vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
(artikel 417bis Wetboek van Strafrecht)