ECLI:NL:RBROT:2017:4984

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juni 2017
Publicatiedatum
29 juni 2017
Zaaknummer
10/811046-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor aanranding van een meerderjarige vrouw met geweld en bedreiging

Op 14 juni 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van aanranding van een meerderjarige vrouw. De feiten vonden plaats op 21 februari 2017 in Schiedam, waar de verdachte, onder invloed van alcohol, tijdens een ruzie met de aangeefster, haar tegen haar wil betastte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de aangeefster had gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen door zijn hand en vinger tegen haar vagina te wrijven. De verdachte ontkende echter dat hij seksueel binnendrong, wat leidde tot een discussie over de bewijsvoering. De rechtbank concludeerde dat het primair ten laste gelegde feit van verkrachting niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, maar dat de subsidiaire tenlastelegging van aanranding wel bewezen was. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 weken, waarvan 24 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en een contactverbod met de aangeefster. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die geen eerdere veroordelingen had en zorgelijke signalen vertoonde op het gebied van alcoholgebruik en relaties.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/811046-17
Datum uitspraak: 14 juni 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] , ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. R. Haze, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 mei 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. de Jager heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, contactverbod met mevrouw [naam slachtoffer] en het accepteren van hulpverlening ten behoeve van het alcoholgebruik, indien de reclassering dit noodzakelijk acht.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Inleiding
Op 23 februari 2017 heeft de verdachte samen met aangeefster [naam slachtoffer] een stevige ruzie in hun gezamenlijke woning. Hij is dronken. Er ontstaat een worsteling. Tijdens die worsteling probeert de verdachte de drie over elkaar gelaagde broeken van [naam slachtoffer] naar beneden te trekken. De verdachte stopt zijn hand in die broek en wrijft daarmee tegen de ontblote vagina van [naam slachtoffer] . Zij verzet zich hiertegen. Volgens [naam slachtoffer] is hij vervolgens met een vinger haar vagina binnengedrongen. Hij ontkent dat.
4.2.
Standpunt verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van de primair ten laste gelegde verkrachting omdat [naam slachtoffer] niet seksueel is binnengedrongen door de verdachte. Hij is niet verder gegaan dan het wrijven met zijn hand over haar vagina. Wel kan de subsidiair ten laste gelegde aanranding worden bewezen.
4.3.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht de verweten verkrachting wel bewijsbaar. Dit volgt namelijk uit de inhoud van de aangifte en het gegeven dat de verdachte in zijn eerste verklaringen bij de politie het seksueel binnendringen heeft bekend. Zijn latere ontkenning doet daar niet aan af.
4.4.
De beoordeling
De verdachte heeft [naam slachtoffer] op een grove en ontoelaatbare wijze seksueel bejegend. Dat staat niet ter discussie. Centraal staat de vraag of de verdachte daarbij ook met zijn vinger in de vagina van [naam slachtoffer] is geweest.
Volgens de aangeefster is sprake is geweest van seksueel binnendringen. Na te zijn ontnuchterd verklaart de verdachte op het politiebureau spontaan dat hij “zijn vinger van onderen er ingestoken had”. Tijdens zijn eerste politieverhoor ontkent hij stellig met zijn vinger daadwerkelijk in de vagina van [naam slachtoffer] te zijn geweest. Vervolgens, na confrontatie met haar verklaring zegt hij: “
misschiendat het een klein beetje erin is gegaan, maar niet veel”.
Deze verklaringen zouden in beginsel voldoende wettig bewijs op kunnen leveren om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van het seksueel binnendringen.
Echter, voor zover al sprake zou zijn van een “bekentenis” zijn er omstandigheden die de betrouwbaarheid ervan in sterke mate aantasten.
Allereerst volgt uit de “spontante” verklaring niet zonder meer een erkenning van het seksueel binnendringen. Heel goed mogelijk is dat hij daarmee heeft bedoeld het naar binnen worstelen van zijn hand in de broeken van [naam slachtoffer] , zoals hij ook heeft verklaard. Daarnaast kan hetgeen hij tijdens zijn eerste politieverhoor heeft verklaard niet als een gave bekentenis worden beschouwd. Hij heeft het namelijk over een mogelijkheid –getuige het woord “misschien”- van binnendringen. Er zijn dus gerede twijfels of de verdachte het seksueel binnendringen daadwerkelijk heeft toegegeven. Daar komt bij dat zijn in potentie belastende bewoordingen op verschillende manieren kunnen worden geïnterpreteerd.
De rechtbank heeft namelijk ter terechtzitting waargenomen dat de verdachte de Nederlandse taal slechts matig beheerst, moeite heeft met het voeren van enig coherent gesprek en op verschillende momenten niet-bestaande geluiden “hoort”. In zijn algemeenheid komt hij over als iemand met beperkte verstandelijke vermogens.
De verdachte is ter terechtzitting uitvoerig gehoord. Hij heeft zichzelf meermalen belast door te erkennen dat hij te ver is gegaan in zijn seksuele handelingen jegens [naam slachtoffer] . Hij is echter stellig gebleven in zijn ontkenning dat hij op enig moment zijn vinger in haar vagina zou hebben gebracht.
Al deze omstandigheden, mede in onderlinge samenhang bezien, rechtvaardigen de slotsom dat de verdachte het aan hem verweten seksueel binnendringen niet heeft erkend. Op dit voor verkrachting essentiële bestanddeel resteert daarom slechts de verklaring van [naam slachtoffer] . Ander (steun)bewijs daartoe is niet voorhanden. Dat maakt dat niet bewezen kan worden verklaard dat het seksuele handelen van verdachte mede inhield het seksueel binnendringen van [naam slachtoffer] .
4.5
Conclusie
Het primair ten laste gelegde feit kan niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op of omstreeks 21 februari 2017 te Schiedam, althans in Nederland,
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met
geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
[naam slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handeling(en), namelijk het
brengen en/of houden en/of wrijven van zijn, verdachtes, hand en/of vinger(s)
in/bij/op/tegen/langs de vagina van die [naam slachtoffer] ,
het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld
en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit
het (meermalen) (met kracht)
- trekken/rukken/duwen aan/van het lichaam van die [naam slachtoffer] , waardoor hij,
verdachte, en/of die [naam slachtoffer] (samen) ten val is/zijn gekomen, en/of
- sjorren/trekken aan de (onder)broek(en) van die [naam slachtoffer] en/of
- ( daarbij) zijn, verdachtes, hand in de (onder)broek(en) van die [naam slachtoffer] te
stoppen/duwen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid van het slachtoffer. De verdachte heeft, in de beslotenheid van de woning waarin zowel hij als de aangeefster woonachtig waren, tegen de wil van het slachtoffer in onder dreiging en geweld haar betast, door tijdens een worsteling zijn hand in haar broek en onderbroek te hebben gestopt. De verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer in een omgeving waarin zij zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen. De rechtbank rekent de verdachte dit zwaar aan. De verdachte heeft zich hierbij kennelijk laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en geen rekening gehouden met de gevoelens van de verdachte. Een dergelijke gebeurtenis brengt voor het slachtoffer gevoelens van angst en onveiligheid met zich mee.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 mei 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig misdrijf.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 24 april 2017. Dit rapport houdt het volgende in.
De reclassering concludeert dat er zorgelijke signalen zijn op het gebied van huisvesting, financiën, alcohol en relatie (omgang met de aangeefster). Het recidiverisico zal, naar oordeel van de reclassering, blijvend verlagen indien de aangeefster definitief uit de woning van de verdachte is en het contact permanent is verbroken. Er zijn geen signalen gezien die duiden op een seksueel probleem en/of een interventie op dit gebied noodzakelijk maakt.
Door de reclassering wordt geadviseerd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dat gelijk is aan het voorarrest op te leggen. Een voorwaardelijke gevangenisstraf kan als extra stok achter de deur dienen ten behoeve van de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht, contactverbod met mevrouw [naam slachtoffer] en het accepteren van hulpverlening ten behoeve van het alcoholgebruik.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de reclassering bijzondere voorwaarden adviseert, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 40 (veertig) weken;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 24 (vierentwintig) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
stelt als bijzondere voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, afdeling reclassering, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
  • de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met mevrouw [naam slachtoffer] , gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
  • de veroordeelde zal, indien binnen het toezicht noodzakelijk wordt geacht of indien de kans op recidive wordt vergroot door het gebruik van alcohol, hulpverlening ten behoeve van het alcoholgebruik accepteren, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.W. van Lottum, voorzitter,
en mrs. E.G. Fels en L. Daum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. Ihataren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 juni 2017.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 21 februari 2017 te Schiedam, althans in Nederland,
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met
geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
[naam slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden
uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[naam slachtoffer] , hebbende verdachte, meermalen, althans eenmaal
zijn vinger(s) en/of hand in de vagina van die [naam slachtoffer] geduwd en/of gestopt
het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met
geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben
bestaan uit het (meermalen) (met kracht)
- trekken/rukken/duwen aan/van het lichaam van die [naam slachtoffer] , waardoor hij,
verdachte, en/of die [naam slachtoffer] (samen) ten val is/zijn gekomen, en/of
- sjorren/trekken aan de (onder)broek(en) van die [naam slachtoffer] en/of
- ( daarbij) zijn, verdachtes, hand in de (onder)broek(en) van die [naam slachtoffer] te
stoppen/duwen;
(artikel 242 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 februari 2017 te Schiedam, althans in Nederland,
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met
geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
[naam slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handeling(en), namelijk het
brengen en/of houden en/of wrijven van zijn, verdachtes, hand en/of vinger(s)
in/bij/op/tegen/langs de vagina van die [naam slachtoffer] ,
het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld
en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit
het (meermalen) (met kracht)
- trekken/rukken/duwen aan/van het lichaam van die [naam slachtoffer] , waardoor hij,
verdachte, en/of die [naam slachtoffer] (samen) ten val is/zijn gekomen, en/of
- sjorren/trekken aan de (onder)broek(en) van die [naam slachtoffer] en/of
- ( daarbij) zijn, verdachtes, hand in de (onder)broek(en) van die [naam slachtoffer] te
stoppen/duwen;
(artikel 246 Wetboek van Strafrecht)