In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 juni 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Havensteder en [gedaagde 1.] en [rechthebbende]. De eiseres, Havensteder, vorderde betaling van huurachterstand en ontbinding van de huurovereenkomst, terwijl de gedaagden in reconventie de huurprijs lager wilden vaststellen op basis van dwaling. De gedaagden huurden een woning voor € 551,63 per maand, maar stelden dat zij gedwaald hadden bij het aangaan van de huurovereenkomst, omdat Havensteder hen niet had geïnformeerd over de mogelijkheden voor huurtoeslag.
De kantonrechter oordeelde dat Havensteder als professionele verhuurder verplicht was om de gedaagden te informeren over hun recht op huurtoeslag, wat zij niet had gedaan. Hierdoor was de huurovereenkomst vernietigbaar op grond van dwaling. De rechter besloot de huurprijs voor de periode van de aanvang van de huurovereenkomst tot en met juli 2017 vast te stellen op € 409,92 per maand, en de huurachterstand van € 3.840,54 te vergoeden door de gedaagden. De rechter ontbond de huurovereenkomst en veroordeelde de gedaagden tot ontruiming van het gehuurde.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van verhuurders in het huurrecht, vooral in sociale huursituaties, en de gevolgen van dwaling voor de huurprijs. De kantonrechter bepaalde dat ieder van de partijen de eigen kosten van de procedure draagt en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.