ECLI:NL:RBROT:2017:4875

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
26 juni 2017
Zaaknummer
10/731010-17 en 10/209591-15 vordering TUL VV 10-093078-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbraak en poging tot inbraak in horecabedrijf en nachtwinkel met meerdere verdachten

Op 24 januari 2017 heeft de verdachte samen met anderen ingebroken in het horecabedrijf O en heeft hij geprobeerd in te breken in de nachtwinkel A. De verdachte was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd. De rechtbank Rotterdam heeft op 24 mei 2017 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de verdachte werd beschuldigd van meerdere inbraken en pogingen daartoe. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en behandelverplichting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waaronder diefstal en poging tot diefstal, en legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn alcoholverslaving en beperkte cognitieve vaardigheden, en besloot tot een gedeeltelijk voorwaardelijke straf. De vordering van de benadeelde partij werd toegewezen, maar de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd gelast.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10/731010-17 en 10-209591-15
Parketnummer vordering TUL VV: 10-093078-14
Datum uitspraak: 24 mei 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel te Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. J.L.A.M. le Cocq d’Armandville, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 mei 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L. Goudzwaard heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/731010-17, onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde en het onder parketnummer 10-209591-15, onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd in het rapport van Bouman GGZ, afdeling reclassering, van 4 mei 2017, te weten: meldplicht, behandelverplichting - ambulante behandeling alsmede opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder het onder parketnummer 10-209591-15, onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Ten aanzien van het onder parketnummer 10/731010-17
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde feit heeft gepleegd. Zij baseert zich daarbij op de aangifte, de verklaringen van de getuige [naam getuige] , het proces-verbaal van bevindingen van het aantreffen van de verdachte en zijn medeverdachten in het horecabedrijf en het proces-verbaal van bevindingen van het aantreffen van een envelop met geld afkomstig uit de kluis van dat horecabedrijf tijdens de fouillering van de verdachte [naam medeverdachte] . Onder deze omstandigheden is sprake van een voltooid delict en de verdachte heeft zich hieraan mede schuldig gemaakt.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten eveneens kunnen worden bewezenverklaard. Dit standpunt is gebaseerd op de beide aangiften van de eigenaar van de nachtwinkel, de
stillsvan de camerabeelden en de processen-verbaal van de bevindingen van de verbalisanten dat zij de verdachte herkennen. Ook is er door de daders in de winkel een zwarte handschoen achtergelaten. Deze handschoen is onderzocht door het NFI waaruit blijkt dat het DNA-profiel dat is aangetroffen, overeenkomt met dat van verdachte.
4.2.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair tenlastegelegde feit nu geen sprake is van een voltooid delict. De verdachte is weliswaar aangetroffen op een plaats waar sprake was van een inbraak, maar hij heeft niets weggenomen.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 2 en 3 tenlastegelegde vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe betoogd dat zich in het dossier prints (
stills) van bewegende camerabeelden bevinden. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat dit te weinig is om de verdachte met voldoende mate van zekerheid daarop te herkennen, met name gelet op het feit dat het om vage afbeeldingen gaat. Om die reden hebben de herkenning van verdachte door de verbalisanten gedaan op basis van foto’s van deze bewegende beelden onvoldoende bewijswaarde. zodat de verdachte ook van deze feiten moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 3 dient voorts nog in aanmerking te worden genomen dat de pakken shag die tijdens de doorzoeking in de woning van de verdachte zijn aangetroffen niet door de aangever worden genoemd in zijn aangifte.
4.2.3.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte en zijn medeverdachten zijn aangetroffen in het pand van horecabedrijf [naam horecagelegenheid] . In het pand hadden de verdachte en zijn medeverdachten onder andere computerapparatuur afgekoppeld en klaargezet om mee te nemen. Tijdens de fouillering van de verdachte [naam medeverdachte] is in één van zijn zakken van zijn kleding een witte envelop aangetroffen met daarin een geldbedrag en meerdere kassabonnetjes met daarop de bedrijfsnaam “Eetcafe [naam horecagelegenheid] ” en de datum “23-01-2017”. Hiermee is vastgesteld dat deze envelop met het geldbedrag is onttrokken aan de beschikkingsmacht van de eigenaren daarvan, te weten de aangevers [naam aangever 1] en [naam aangever 2] . Gelet op deze omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een voltooid delict. Dat het de verdachte en zijn medeverdachten door tijdig ingrijpen van de politie niet is gelukt om er vandoor te gaan met het geld en in het pand zijn aangehouden doet hier niet aan af.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 overweegt de rechtbank dat de verdachte op camerabeelden door drie verbalisanten onafhankelijk van elkaar is herkend, ook door wijkagent [naam agent] die niet alleen de verdachte vaker heeft gezien en kort voor het moment van beeldherkenning met hem heeft gesproken. Voorts is door de daders van deze inbraak op 30 december 2016 een handschoen achter gelaten in de nachtwinkel [naam] waarop blijkens onderzoek door het NFI een daderspoor van de verdachte is aangetroffen. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze herkenningen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat op grond hiervan en op grond van de overige bewijsmiddelen (zoals uitgewerkt in de bijlage II bij dit vonnis) wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten.
4.2.4.
Conclusie
De verdachte heeft samen met anderen op 24 januari 2017 ingebroken in het horecabedrijf [naam horecagelegenheid] en voorts heeft hij op 17 januari 2017 getracht in te breken in de nachtwinkel “ [naam] ” waar hij eerder al, samen met anderen op 30 december 2016, had ingebroken.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/731010-17 onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/731010-17 onder 1 primair en onder parketnummer 10-209591-15 onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Parketnummer 10/731010-17
1.
hij op of omstreeks 24 januari 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit horecabedrijf [naam horecagelegenheid] (gevestigd aan de [adres delict 1]
) heeft weggenomen een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan horecabedrijf [naam horecagelegenheid] ,in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of
zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben
verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geld onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of
inklimming;
2.
hij op of omstreeks 17 januari 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit winkelbedrijf [naam] (gevestigd aan de [adres delict 2] ) weg te nemen
goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [naam] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te
verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/hun
bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of
inklimming, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 30 december 2016 te Rotterdam tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit winkelbedrijf [naam] (gevestigd aan de [adres delict 2] )
heeft weggenomen meerdere, althans een, verpakking(en) sigaretten
en/of shag en/of een gelbedrag (van ongeveer 9.000 euro), in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [naam] ,in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij
verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf /hebben hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of
geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of
verbreking en/of inklimming;
parketnummer 10-209591-15
1.
hij op of omstreeks 17 oktober 2015 te Rotterdam met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een vat bier (merk Hertog
Jan), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Jumbo, in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op of omstreeks 17 oktober 2015 te Rotterdam [naam slachtoffer] heeft mishandeld door
voornoemde [naam slachtoffer] (met kracht) eenmaal tegen haar nek, althans lichaam, te slaan;
3.
hij op of omstreeks 17 oktober 2015 te Rotterdam [naam slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd:
"ik plaats een bom in dit pand" en/of "ik schiet jullie neer" en/of "ik steek je neer" en/of "ik snijd je keel door" en/of "ik ga je nog een keer neerschieten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
parketnummer: 10/731010-17

1.primair.

diefstal gepleegd door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;

2.
poging tot diefstal gepleegd door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking of inklimming;
3.
diefstal gepleegd door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
parketnummer: 10-209591-15

1.diefstal;

2.mishandeling;

3.bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met anderen zich schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak en aan twee voltooide inbraken in bedrijfspanden, en verder aan winkeldiefstal, aan mishandeling en aan bedreiging.
De inbraken en ook de poging daartoe veroorzaakten steeds veel schade, niet alleen aan de pui van de getroffen panden maar ook binnen zijn vernielingen aangebracht. Bij de inbraak in de nachtwinkel is een aanzienlijke hoeveelheid sigaretten meegenomen. Door dit soort inbraken worden gevoelens van onveiligheid in de samenleving veroorzaakt. Erger nog is het voor de rechtstreeks gedupeerde ondernemers die worden geconfronteerd met de door de verdachte aangerichte ravage, de boel moeten opruimen, en omzet derven. Dit leed en deze ergernis zal moeten worden vergolden.
Daarnaast heeft de verdachte een medewerkster bij de nachtopvang van het Leger des Heils bedreigd en mishandeld door haar een klap tegen de nek te geven. De plotselinge woede-uitbarsting van de verdachte is door het slachtoffer als zeer beangstigend ervaren. Werknemers met een zorgtaak dienen in hun werk gevrijwaard te zijn van dergelijk agressief gedrag. Zij zijn juist aangesteld om ook aan de verdachte de nodige hulp te bieden. Dat maakt de gedragingen van de verdachte des te kwalijker.
De verdachte heeft ook een winkeldiefstal gepleegd, een ergerlijk feit dat de benadeelde overlast en schade bezorgt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 april 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages /en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
GZ-psycholoog, [naam deskundige] , heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 4 mei 2017. Dit rapport houdt het volgende in.
“Bij de verdachte is sprake van een ernstige stoornis in alcoholgebruik (voorheen: alcoholverslaving), lichte zwakzinnigheid en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De verdachte is al bekend met problematisch alcoholgebruik vanaf 1992 en de problemen bestaan op dit moment nog steeds. Dit probleem was dus zeker aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. Tijdens een lange detentieperiode in Vught is een intelligentie-onderzoek zijn verricht waarop de score op (licht) zwakzinnig niveau is uitgekomen (IQ-score is 57). Op basis van de ontwikkelingsgeschiedenis kan met grote waarschijnlijkheid worden verondersteld dat de zwakzinnigheid, waarbij meestal (mede) een erfelijke factor een rol speelt ook ten tijde van het tenlastegelegde aanwezig was.
Door een combinatie van factoren (beperkte cognitieve vaardigheden, grote beïnvloedbaarheid, hedonistische instelling, mogelijk erfelijke kwetsbaarheid (vader had ook problemen met alcoholgebruik), gebrekkige impulscontrole, raakt de verdachte snel nadat hij begint met het gebruik van alcohol hieraan verslaafd. Hij is niet in staat om door middel van reguliere werkzaamheden voldoende financiële middelen te verkrijgen om de verslaving te onderhouden en wordt hierdoor “gedwongen” om door middel van economische delicten deze financiële middelen te verkrijgen.
Doordat hij over een zeer beperkt empathisch vermogen beschikt en door een grote mate van egocentrisme en gerichtheid op bevrediging van eigen behoeften hij niet geneigd is om zich in de persoon van de ander verplaatsen, wordt hij hierbij niet geremd door schaamte of schuldgevoelens. Zeer snel geraakt hij in een vicieuze cirkel van overmatig drankgebruik, criminele activiteiten, detentie met gedwongen abstinentie, recidive. Ook bij het huidige tenlastegelegde speelt de genoemde vicieuze cirkel een rol. Hierbij dient te worden vermeld dat een tweetal factoren de problematiek mogelijk hebben versterkt, namelijk het overlijden van de verdachtes moeder ongeveer twee jaar geleden, waarna hij volgens eigen zeggen weer geleidelijk aan meer alcohol is gaan gebruiken en het feit dat de verdachte zich in toenemende mate aan begeleiding zou hebben onttrokken, en de begeleide woonvorm waarin hij leefde heeft verlaten om in een eigen woning te gaan wonen. Op basis van de combinatie van alcoholverslaving, zwakzinnigheid en antisociale persoonlijkheidsstoornis kan men tot de conclusie komen dat er sprake is van enige inperking van de vrijheid van keuze van handelen.
Om deze reden wordt geadviseerd om de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Gezien de aard van verslavingsproblematiek, de lichamelijke en geestelijke behoefte aan het gebruik van het middel en het onwel bevinden dat onmiddellijke abstinentie met zich meebrengt kan worden gesteld dat de verdachte niet in volledige vrijheid de keuze kan maken om al dan niet alcohol te consumeren. Hij kan weliswaar wel kiezen om al dan niet het benodigde geld om zijn verslaving te onderhouden te verkrijgen door middel van een vermogensdelict, maar omdat hij nauwelijks andere mogelijkheden heeft om het benodigde geld te verwerven kan men zijn keuzevrijheid hierin ook al beperkt beschouwen.
Daarnaast speelt een rol dat de verdachte in een negatief sociaal milieu verkeert en dat hij in het verleden de ervaring heeft opgedaan dat de keuze om een delict zoals het tenlastegelegde te plegen vaak tot onmiddellijke behoeftebevrediging heeft geleid. Tenslotte dient in de overweging te worden meegenomen dat de verdachte ten gevolge van zijn beperkte cognitieve vermogens nauwelijks andere mogelijkheden heeft om aan het geld te komen dat hij voor zijn verslaving nodig heeft.
Gezien de beschreven stoornissen moet het risico op recidive als zeer hoog worden ingeschat. In de persoonlijkheid van de verdachte zijn geen beschermende functies te onderkennen; deze moeten in de verdachtes sociale omgeving worden gecreëerd. De verdachte is door zijn cognitieve beperkingen onvoldoende toegerust om volledig zelfstandig in de maatschappij te functioneren en heeft hij hierbij blijvend ondersteuning en hulp nodig in de vorm van een beschermde woonvorm en structurerende begeleiding. Omdat de verdachte gezien zijn zeer beperkte cognitieve vermogens niet geacht kan worden zich zelfstandig in de maatschappij te kunnen handhaven zonder het risico op toekomstige vermogensmisdrijven om zijn middelengebruik te financieren zou hij geplaatst moeten worden in een beschermde woonvorm en gedurende een langdurige periode structurerende begeleiding moeten ontvangen. Om de verdachte te ondersteunen om de bovengenoemde keuze te maken zou overwogen kunnen worden om het te veroordelen tot een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde, dat hij akkoord gaat met begeleiding door reclasseringsambtenaar en instemt met het streven om hem in een beschermde woonvorm te plaatsen.”
Bouman GGZ, afdeling reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 4 mei 2017. Dit rapport houdt het volgende in. De reclassering onderschrijft het rapport van de psycholoog en meldt, voor zover van belang, verder nog het volgende.
“De verdachte werd (voorafgaand aan zijn preventieve hechtenis) door de reclassering begeleid in het kader van een eerdere veroordeling. Het toezicht verliep moeizaam omdat de verdachte zich niet begeleidbaar opstelde en hij zijn afspraken niet na kwam. De verdachte lijkt vanwege zijn lage intelligentieniveau en beperkte copingvaardigheden gebaat bij een begeleid wonen opname. Gedurende het reclasseringstoezicht in 2016 is namelijk gebleken dat de verdachte zijn afspraken wel na kwam toen hij in de begeleid wonen instelling van Bouman GGZ verbleef. Nadat de verdachte op zichzelf woonde is hij meer alcohol gaan drinken, kwam hij zijn afspraken slecht na en pleegde hij vervolgens de onderhavige feiten.
De verdachte geeft echter aan in het huidige kader niet open te staan voor een begeleid wonen opname omdat hij zijn woning niet wil kwijtraken.
De verdachte zegt wel open te staan voor (kortdurende) klinische of ambulante behandeling en begeleiding bij praktische zaken. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen Hierbij worden de bijzondere voorwaarden geadviseerd van: meldplicht, behandelverplichting - ambulante behandeling, opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang.”
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psycholoog gedragen wordt door zijn bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Eerdere veroordelingen wegens soortgelijke feiten hebben de verdachte er niet van weerhouden om in een zucht naar buit aan willekeurige ondernemers grote schade toe te brengen. Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Deze gevangenisstraf heeft ten doel om de maatschappij te beschermen tegen de verdachte en het leed te vergelden wat de verdachte aan zijn slachtoffers heeft toegebracht. Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Nu de psycholoog en de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het onder parketnummer 10/731010-17, onder 3 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.050,-- aan materiële schade.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de inhoud van het dossier kan worden vastgesteld dat de benadeelde [naam benadeelde] schade heeft geleden. De rechtbank is om die reden niet gebonden aan de regels van stelplicht en schriftelijk bewijs tot onderbouwing van deze vordering. De rechtbank kan de omvang van de schade ook schatten. Het door de benadeelde partij gevorderde bedrag tot vergoeding van schade is alleszins redelijk zodat de vordering dient te worden toegewezen. Het te vergoeden schadebedrag dient te worden vermeerderd met wettelijke rente vanaf 30 december 2016. Tevens dient de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht worden opgelegd.
De raadsman heeft betoogd dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen, nu deze niet is onderbouwd.
De vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde] zal worden afgewezen, aangezien de vordering wordt betwist en ieder bewijsstuk ter onderbouwing van de vordering ontbreekt. De verdachte hoeft dan ook geen schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partij.

9.Vordering tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 13 augustus 2014 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van vernieling, diefstal, huisvredebreuk en diefstal door midden van inklimming (onder parketnummer 10-093078-14) veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 4 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 28 augustus en zal eindigen op 27 juni 2017.
De raadsman heeft aangevoerd dat toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging geen meerwaarde heeft zodat deze dient te worden afgewezen.
De hiervoor bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis van 13 augustus 2014 door de politierechter aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 285, 300, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder parketnummer 10/731010-17, onder 1 primair, 2 en 3 en de onder parketnummer 10-209591-15, onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
4 (vier)niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde daartoe moet de veroordeelde zich gedurende door de reclassering bepaalde perioden blijven melden zo frequent als zij gedurende deze perioden nodig acht;
2. de veroordeelde wordt verplicht om zich te laten behandelen voor zijn alcoholgebruik en psychische problematiek (aansluitend op zijn niveau) en om zich te laten begeleiden bij praktische zaken door het ACT team van Bouman GGZ, of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling behandelaar zullen worden gegeven. De reclassering acht het daarbij van belang dat een kortdurende klinische opname ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek kan plaatsvinden binnen een ambulant behandeltraject.
3. de veroordeelde wordt verplicht tot een korte klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken, als de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling / behandelaar zullen worden gegeven;
4. de veroordeelde wordt verplicht om gedurende de proeftijd in een begeleid wonen instelling (RIBW), zulks ter beoordeling van de reclassering, te verblijven en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst af de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde] ;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 13 augustus 2014 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van
2 (twee) maanden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. Snitker, voorzitter,
en mrs. P. van Dijken en G.P. van de Beek, rechters,
in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
onder parketnummer 10/731010-17
1.
hij op of omstreeks 24 januari 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening in/uit horecabedrijf [naam horecagelegenheid] (gevestigd aan de [adres delict 1]
) heeft weggenomen een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan horecabedrijf [naam horecagelegenheid] , in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben
verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geld onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of
inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 januari 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit horecabedrijf [naam horecagelegenheid] (gevestigd aan de [adres delict 1] ) weg te
nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan horecabedrijf
[naam horecagelegenheid] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s)en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te
verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/hun
bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of
inklimming, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 17 januari 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit winkelbedrijf [naam] (gevestigd aan de [adres delict 2] ) weg te nemen
goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [naam] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te
verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/hun
bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 30 december 2016 te Rotterdam tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening in/uit winkelbedrijf [naam] (gevestigd aan de [adres delict 2] )
heeft weggenomen meerdere, althans een, verpakking(en) sigaretten en/of shag
en/of een gelbedrag (van ongeveer 9.000 euro), in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [naam] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of
zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben
verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geld onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of
inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
onder Parketnummer 10-209591-15
1.
hij op of omstreeks 17 oktober 2015 te Rotterdam met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een vat bier (merk Hertog
Jan), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Jumbo, in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
2.
hij op of omstreeks 17 oktober 2015 te Rotterdam [naam slachtoffer] heeft mishandeld door
voornoemde [naam slachtoffer] (met kracht) eenmaal tegen haar nek, althans lichaam, te slaan;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 17 oktober 2015 te Rotterdam [naam slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer] dreigend de
woorden toegevoegd :"ik plaats een bom in dit pand" en/of "ik schiet jullie
neer" en/of "ik steek je neer" en/of "ik snijd je keel door" en/of "ik ga je
nog een keer neerschieten", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )