ECLI:NL:RBROT:2017:4874

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
26 juni 2017
Zaaknummer
10/732010-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbraak en poging tot inbraak in horecabedrijven en nachtwinkels te Rotterdam

Op 24 mei 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met anderen betrokken was bij inbraken in horecabedrijven en een nachtwinkel in Rotterdam. De verdachte werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder diefstal en poging tot diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 januari 2017 samen met anderen heeft ingebroken in het horecabedrijf [naam horecagelegenheid 1], waarbij geld en goederen zijn weggenomen. Daarnaast heeft de verdachte op 17 januari 2017 geprobeerd in te breken in de nachtwinkel [naam], en op 30 december 2016 heeft hij ook in datzelfde winkelbedrijf ingebroken. De officier van justitie heeft vrijspraak geëist voor enkele tenlastegelegde feiten, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de feiten 1, 2 en 3. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat deze niet voldoende was onderbouwd. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/732010-17
Datum uitspraak: 24 mei 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rijnmond, locatie De Schie,
raadsman mr. Y. Moszkowicz, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 mei 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L. Goudzwaard heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 4 en 5 tenlastegelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 4 en 5 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde feit heeft gepleegd. Zij baseert zich daarbij op de aangifte, de verklaringen van de getuige [naam getuige] , het proces-verbaal van bevindingen van het aantreffen van de verdachte in het horecabedrijf en het proces-verbaal van bevindingen van het aantreffen van een envelop met geld afkomstig uit de kluis van dat horecabedrijf tijdens de fouillering van de verdachte. Ook beide medeverdachten zijn in dat horecabedrijf aangehouden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten eveneens kunnen worden bewezenverklaard. Dit standpunt is gebaseerd op de beide aangiften van de eigenaar van de nachtwinkel, de
stillsvan de camerabeelden en de processen-verbaal van de bevindingen van de verbalisanten dat zij de verdachte herkennen.
4.2.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair tenlastegelegde feit nu geen sprake is van een voltooid delict. De verdachte is aangetroffen op een plaats waar sprake was van een inbraak. Hij heeft niets weggenomen. De bevindingen van de verbalisant dat hij heeft gezien dat de verdachte een envelop, die kennelijk uit de kluis van het horecabedrijf afkomstig was, in stukken scheurde moet met een korrel zout worden genomen. Hetgeen in deze envelop is aangetroffen komt ook niet overeen met hetgeen de aangever hieromtrent heeft verklaard.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 2 en 3 tenlastegelegde vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe betoogd dat zich in het dossier prints (
stills) van bewegende camerabeelden bevinden. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat dit te weinig is om de verdachte met voldoende mate van zekerheid daarop te herkennen, met name gelet op het feit dat het om vage afbeeldingen gaat. Om die reden hebben de herkenning van verdachte door de verbalisanten gedaan op basis van foto’s van deze bewegende beelden onvoldoende bewijswaarde zodat de verdachte ook van deze feiten moet worden vrijgesproken.
4.2.3.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 blijkt dat verdachte en zijn medeverdachten zijn aangetroffen in het pand van horecabedrijf [naam horecagelegenheid 1] . In het pand hadden de verdachte en zijn medeverdachten onder andere computerapparatuur afgekoppeld en klaargezet om mee te nemen. Tijdens de fouillering van de verdachte op het politiebureau is in één van de zakken van zijn kleding een witte envelop aangetroffen met daarin een geldbedrag en meerdere kassabonnetjes met daarop de bedrijfsnaam “ [naam horecagelegenheid 1] ” en de datum “23-01-2017”. Hiermee is vastgesteld dat deze envelop met het geldbedrag is onttrokken aan de beschikkingsmacht van de eigenaren daarvan, te weten de aangevers [naam aangever 1] en [naam aangever 2] . Gelet op deze omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een voltooid delict. Dat het de verdachte en zijn medeverdachten door tijdig ingrijpen van de politie niet is gelukt om er van door te gaan met het geld en in het pand zijn aangehouden doet hier niet aan af.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 is de verdachte op de beelden door drie verbalisanten onafhankelijk van elkaar herkend, waaronder door wijkagent [naam agent] die de verdachte ambtshalve kent en kort voor het moment van beeldherkenning nog met hem heeft gesproken. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze herkenningen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat op grond hiervan en op grond van de overige bewijsmiddelen (zoals uitgewerkt in de bijlage II bij dit vonnis) wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.
4.2.4.
Conclusie
De verdachte heeft samen met anderen op 24 januari 2017 ingebroken in het horecabedrijf [naam horecagelegenheid 1] en voorts heeft hij op 17 januari 2017 getracht in te breken in de nachtwinkel “ [naam] ” waar hij eerder al, samen met anderen op 30 december 2016, had ingebroken.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op of omstreeks 24 januari 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit horecabedrijf [naam horecagelegenheid 1] (gevestigd aan de [adres delict 1]
heeft weggenomen een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan horecabedrijf [naam horecagelegenheid 1] ,in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of
zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben
verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geld onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of
inklimming;
2.
hij op of omstreeks 17 januari 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit winkelbedrijf [naam] (gevestigd aan de [adres delict 2] ) weg te nemen
goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [naam] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te
verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/hun
bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of
inklimming, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 30 december 2016 te Rotterdam tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening in/uit winkelbedrijf [naam] (gevestigd aan de [adres delict 2] )
heeft weggenomen meerdere, althans een, verpakking(en) sigaretten
en/of shag en/of een gelbedrag (van ongeveer 9.000 euro), in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [naam] , in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij
verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of
geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of
verbreking en/of inklimming;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.primair.

diefstal gepleegd door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;

2.
poging tot diefstal gepleegd door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking of inklimming;
3.
diefstal gepleegd door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met anderen zich schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak en aan twee voltooide inbraken in bedrijfspanden.
De inbraken en ook de poging daartoe veroorzaakten steeds veel schade, niet alleen aan de pui van de getroffen panden maar ook binnen zijn vernielingen aangebracht. Bij de inbraak in de nachtwinkel is een aanzienlijke hoeveelheid sigaretten meegenomen. Door dit soort inbraken worden gevoelens van onveiligheid in de samenleving veroorzaakt. Erger nog is het voor de rechtstreeks gedupeerde ondernemers die worden geconfronteerd met de door de verdachte aangerichte ravage, de boel moeten opruimen, en omzet derven. Dit leed en deze ergernis zal moeten worden vergolden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 april 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Eerdere veroordelingen wegens soortgelijke feiten hebben de verdachte er niet van weerhouden om in een zucht naar buit aan willekeurige ondernemers grote schade toe te brengen. Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Deze gevangenisstraf heeft ten doel om de maatschappij te beschermen tegen de verdachte en het leed te vergelden dat de verdachte aan zijn slachtoffers heeft toegebracht. Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het onder 3 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.050,- aan materiële schade.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de inhoud van het dossier kan worden vastgesteld dat de benadeelde [naam benadeelde] schade heeft geleden. De rechtbank is om die reden niet gebonden aan de regels van stelplicht en schriftelijk bewijs tot onderbouwing van deze vordering. De rechtbank kan de omvang van de schade ook schatten. Het door de benadeelde partij gevorderde bedrag tot vergoeding van schade is alleszins redelijk zodat de vordering dient te worden toegewezen. Het te vergoeden schadebedrag dient te worden vermeerderd met wettelijke rente vanaf 30 december 2016. Tevens dient de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht worden opgelegd.
De raadsman heeft betoogd dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen, nu deze niet is onderbouwd.
De vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde] zal worden afgewezen, aangezien de vordering wordt betwist en ieder bewijsstuk ter onderbouwing van de vordering ontbreekt. De verdachte hoeft dan ook geen schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partij.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 4 en 5 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst af de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde] .
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. Snitker, voorzitter,
en mrs. P. van Dijken en G.P. van de Beek, rechters,
in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 24 januari 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening in/uit horecabedrijf [naam horecagelegenheid 1] (gevestigd aan de [adres delict 1]
heeft weggenomen een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan horecabedrijf [naam horecagelegenheid 1] ,in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of
zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben
verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geld onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of
inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 januari 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit horecabedrijf [naam horecagelegenheid 1] (gevestigd aan de [adres delict 1] ) weg te
nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan horecabedrijf
[naam horecagelegenheid 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s)en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te
verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/hun
bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of
inklimming, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 17 januari 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit winkelbedrijf [naam] (gevestigd aan de [adres delict 2] ) weg te nemen
goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [naam] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te
verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/hun
bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of
inklimming, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 30 december 2016 te Rotterdam tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening in/uit winkelbedrijf [naam] (gevestigd aan de [adres delict 2] )
heeft weggenomen meerdere, althans een, verpakking(en) sigaretten
en/of shag en/of een gelbedrag (van ongeveer 9.000 euro), in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [naam] , in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij
verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of
geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of
verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 08 januari 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening in/uit horecabedrijf [naam horecagelegenheid 2] (gevestigd aan
[adres delict 3] ) heeft weggenomen een geldbedrag (in totaal ongeveer 945,65 euro)
en/of een kassa/kassalade, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [naam horecagelegenheid 2] en/of [naam slachtoffer 1] , in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij
verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geld en/of
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak
en/of verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 03 januari 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening in/uit horecabedrijf [naam horecagelegenheid 3] (gevestigd aan
de [adres delict 4] ) heeft weggenomen een paspoort (ten name van [naam slachtoffer 2] ,
nummer [paspoortnummer] ) en/of een laptop (merk Lenovo) en/of een tablet (merk
Huawei) en/of een geldbedrag (in totaal ongeveer 3000 euro) en/of een
kassa/geldlade, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[naam slachtoffer 2] en/of [naam horecagelegenheid 3] en/of [naam horecagelegenheid 4]
en/of [naam horecagelegenheid 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang
tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te
nemen geld en/of goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door
middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht