ECLI:NL:RBROT:2017:4873

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
26 juni 2017
Zaaknummer
10/731043-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling met voorbedachte raad in een werksituatie met psychische problematiek

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 24 mei 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mishandeling met voorbedachte raad. De verdachte had op 9 augustus 2016 in Rotterdam een afspraak gemaakt met het slachtoffer, zijn leidinggevende, om te praten over een conflict. De verdachte had een tafelpoot, die hij speciaal voor deze gelegenheid had afgezaagd, meegenomen. Tijdens de afspraak heeft hij het slachtoffer met deze tafelpoot meerdere keren geslagen, wat resulteerde in lichamelijk letsel. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 9 maanden en terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte niet met voorbedachte raad handelde, maar sprak hem vrij van het primair tenlastegelegde feit. Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan mishandeling, maar de rechtbank vond de opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging te zwaar. Gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een relatief licht strafblad en psychische problemen, werd besloten tot terbeschikkingstelling met voorwaarden. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 9 maanden op, met aftrek van voorarrest, en stelde voorwaarden aan de terbeschikkingstelling, waaronder deelname aan een klinische behandeling en toezicht door de reclassering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/731043-16
Datum uitspraak: 24 mei 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum te Den Haag,
raadsvrouw mr. A. Stoop, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 10 mei 2017 en 17 februari 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A. Ekiz heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest, alsmede oplegging van de maatregel tot ter beschikkingstelling van de verdachte met bevel tot dwangverpleging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijsoverwegingen.
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde feit, dat de verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade heeft getracht aan [naam slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, kan worden bewezen.
De officier van justitie baseert zich daarbij op de aangifte als ook op de verklaring van de verdachte, zoals deze is afgelegd tegenover de politie en ter terechtzitting, waarin verdachte onder meer heeft aangegeven dat hij het slagwapen, de tafelpoot, speciaal gemaakt voor zijn ontmoeting met het slachtoffer op 9 augustus 2016, heeft meegenomen naar de afspraak met het slachtoffer en dat hij daarmee in de richting van diens hoofd heeft geslagen.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is geweest van voorbedachte raad, omdat met het meenemen van een afgezaagde tafelpoot niet meteen sprake is van voorbedachte raad op het delict. De tafelpoot kan ook zijn meegenomen ter afdreiging. De raadsvrouw heeft gelet hierop aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het delictsbestandsdeel ‘voorbedachte raad’.
De raadsvrouw heeft zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.1.3.
Beoordeling
Dat verdachte voorbedachte raad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel had, acht de rechtbank, anders dan de officier van justitie, niet bewezen.
Dat de verdachte heeft nagedacht over zijn besluit om [naam slachtoffer] met een afgezaagde tafelpoot te gaan slaan, staat vast. De verdachte heeft immers bekend dat hij de tafelpoot speciaal voor dit doel heeft afgezaagd waarna hij de tekst heeft aangebracht “ [naam slachtoffer] voor tijdens en na het werk”. De verdachte is naar de locatie gegaan waar hij met [naam slachtoffer] had afgesproken. Daar is hij naar [naam slachtoffer] toegelopen en heeft tegen hem gezegd: “nu kom ik met jou praten”. Vervolgens heeft de verdachte de afgezaagde tafelpoot uit zijn tas gehaald en daarmee de verdachte [naam slachtoffer] vier keer geslagen op de hand, de armen en de rug [naam slachtoffer] . Het letsel dat [naam slachtoffer] blijkens de medische informatie van 9 augustus 2016 van de huisarts heeft opgelopen komt hiermee overeen en bestaat uit zwelling van de hand, alsmede uit blauwe en rode plekken op andere delen van zijn lichaam.
Voor een bewezenverklaring van voorbedachte raad op het (opzettelijk) toebrengen van zwaar lichamelijk letsel is vereist dat de rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tijd had zich te beraden op het te nemen besluit of op het genomen besluit als ook over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap heeft gegeven.
Tijdens de behandeling ter terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte de daartoe geprepareerde tafelpoot als een wapen geschikt heeft gemaakt uit gekrenktheid en uit woede op [naam slachtoffer] . Vervolgens heeft verdachte een afspraak met het slachtoffer gemaakt en - aldaar aangekomen - direct op [naam slachtoffer] ingeslagen, zoals hij tevoren van plan was. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de wettige bewijsmiddelen niet worden afgeleid dat verdachte de bedoeling had aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
4.1.4.
Conclusie
De verdachte heeft [naam slachtoffer] mishandeld met voorbedachte raad.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring de redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op of omstreeks 9 augustus 2016 te Rotterdam,
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [naam slachtoffer] ,
heeft mishandeld door opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk,
- ( telefonisch) aan die [naam slachtoffer] te vragen of hij bij hem (die [naam slachtoffer]
) mocht langskomen (om te praten over zijn uitgebleven ziekmelding en/of
het niet uitbetalen van zijn salaris en/of het conflict dat verdachte met
die [naam slachtoffer] had) en/of (vervolgens)
- een (houten) tafelpoot/knots/knuppel/stok/voorwerp (welke verdachte had
afgezaagd tot ongeveer 60 centimeter lang en/of met daaraan bevestigd een
ijzeren plaat van ongeveer 20 x 10 centimeter en/of gelijkend op een bijl
en/of waarop verdachte de woorden 'Vóór [naam slachtoffer] ' en/of 'Tijdens' en/of
'Nà' en/of 'Het werk!' had geschreven) naar zijn afspraak met die [naam slachtoffer]
mee te nemen en/of (vervolgens)
- meermalen, althans eenmaal, (telkens) (met kracht) met voornoemde (houten)
tafelpoot/knots/knuppel/stok/voorwerp (op/tegen de pols(en) en/of de hand(en)
en/of de arm(en) en/of (elders) op/tegen het lichaam van die [naam slachtoffer] te
slaan en/of (vervolgens)
- ( terwijl verdachte achter die [naam slachtoffer] aanrende) meermalen, althans
eenmaal, (telkens) (met kracht) met voornoemde (houten) tafelpoot/knots/knuppel/stok/voorwerp op/tegen de schouder(s) en/of de rug van
die [naam slachtoffer] te slaan (waardoor die [naam slachtoffer] geen lucht meer kreeg
en/of die [naam slachtoffer] ten val kwam).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
mishandeling gepleegd met voorbedachte raad.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een mishandeling met voorbedachte raad.
De verdachte heeft een telefonische afspraak gemaakt met het slachtoffer, zijn direct leidinggevende met wie de verdachte een conflict in de werksfeer had. De verdachte heeft tevoren speciaal voor die afspraak een poot van een houten tafel afgezaagd en mee genomen naar die afspraak. Op de tafelpoot had de verdachte de naam van het slachtoffer geschreven. Op de locatie waar hij met het slachtoffer had afgesproken, heeft de verdachte met de afgezaagde houten tafelpoot op het slachtoffer ingeslagen. Als gevolg hiervan heeft het slachtoffer een zwelling op zijn hand en zijn armen opgelopen alsmede een aantal blauwe en rode plekken.
Het slachtoffer had door het krijgen van de klappen met het stuk hout gemakkelijk ernstig letsel op kunnen lopen. Het gaat hier om een zeer agressieve manier van optreden waarmee een ernstige inbreuk is gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dit is een ernstig feit, met name omdat slachtoffers van een dergelijk feit vaak langdurig lijden onder de psychische gevolgen van zo’n schokkende, onverwachte gebeurtenis. Er was sprake van een werkrelatie tussen het slachtoffer en de verdachte. Bovendien is het feit op het kantoor van het slachtoffer en daarmee voor anderen zichtbaar gepleegd. Dergelijke feiten veroorzaken gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving in het algemeen, en meer in het bijzonder bij de slachtoffers en bij degenen die getuige daarvan zijn.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 april 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een misdrijf waarbij gevaar is veroorzaakt voor goederen (brandstichting).
7.3.2.
Rapportages
Psychiater drs. [naam deskundige 1] , heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 30 november 2016. Dit rapport houdt het volgende in.
“Bij de verdachte is sprake is van schizofrenie, paranoïde type. Cannabisafbankelijkheid en antisociaal gedrag. Ten tijde van het tenlastegelegde was de verdachte psychotisch. Het antisociale gedrag liet hij ook zien ten tijde van het tenlastegelegde. De verdachte was ten tijde van het tenlastegelegde achterdochtig en was er van overtuigd dat derden afgunstig naar hem waren. Het is waarschijnlijk dat deze achterdocht heeft geleid tot een enorme boosheid, die hij niet op adequate wijze kan/kon kanaliseren vanwege zijn antisociale inadequate coping en vanwege de ernstige oordeels- en kritiekstoornissen die bij hem aan de orde waren/zijn. De achterdocht en de oordeels en kritiekstoornissen waren toegenomen omdat hij zijn medicatie al maanden niet op adequate wijze gebruikte. Daarnaast gebruikte hij cannabis en zegt hij kort voor het tenlastegelegde onbedoeld mogelijk cocaïne te hebben gebruikt, hetgeen dysforie, ontremming en achterdocht alleen maar doet toenemen. Rapporteur is gezien de psychiatrische symptomen die zijn gedrag deels hebben bepaald, van mening de verdachte het tenlastegelegde, indien bewezen, deels toe te rekenen. De verdachte heeft niet volledig gehandeld vanuit psychotische belevingen.
Het risico op herhaling gewelddadig gedrag wordt nu hoog ingeschat. Er zijn nauwelijks beschermende factoren. Als beschermende factor kan gezien worden zijn gemiddelde intelligentie en het accepteren van (wel een te lage dosering) medicatie nu. Dit laatste vormt tegelijkertijd ook een risicofactor. De verdachte laat hiermee zien dat hij zelfbepalend is en dat hij niet open staat voor verhoging van medicatie en/of depot medicatie. Vanwege zijn intelligentie en zijn presentatie (ik ben gestrest. ik ben gefrustreerd) wordt de onderliggende pathologie bij de verdachte steeds miskend, of niet voldoende onderkend. Met andere woorden: de verdachte is niet ‘slechts’ een aan cannabis verslaafde man die zich antisociaal kan gedragen, maar is (meestal onderliggend) psychotisch in het kader van een ernstige psychiatrische stoornis, namelijk schizofrenie. Dit maakt dat de verdachte onvoorspelbaar en oninvoelbaar kan over komen en zich ook zo kan gedragen.
De verdachte heeft al vaker laten zien dat hij therapieontrouw kan zijn. Het ontbreekt hem aan ziektebesef en inzicht. Hierdoor blijft de kans op decompensatie aanwezig en behandeling en begeleiding nodig, om te voorkomen dat er opnieuw sprake zal zijn van een geweldsdelict. Om het delict recidive risico te beperken is optimale (medicamenteuze) behandeling van de verdachte noodzakelijk. Er dient gestreefd te worden naar optimale behandeling van de psychose en behoud van abstinentie van cannabis. Om dit te bewerkstelligen is een langdurige klinische behandeling in een gedwongen kader nodig. De verwachting is namelijk dat de verdachte zich niet gemakkelijk zal conformeren aan een verhoging of verandering van medicatie (hetgeen naar mening van rapporteur noodzakelijk is) en dat het daardoor langere tijd zal duren om hem psychiatrisch gezien te stabiliseren.
Daarnaast dient met de verdachte gewerkt te worden aan het ontwikkelen van ziektebesef en inzicht zodat de verdachte symptomen van achteruitgang en psychotische decompensatie leert herkennen en ook leert hulp te vragen. Vervolgens kan de verdachte worden geresocialiseerd, met intensieve ambulante zorg. Rapporteur verwacht dat dit proces langer dan twee jaar in beslag zal nemen. Bovendien is het voor de verdachte noodzakelijk dat hij, gezien zijn problematiek, levenslang medicatie blijft gebruiken en in zorg blijft.
Gezien de ernst van het psychiatrische beeld, de eerdere delicten, het gebrek aan ziektebesef en inzicht, het antisociale gedrag, de verslaving, het feit dat de psychiatrische decompensatie in het verleden vaker is miskend/te laat ontdekt, de therapieontrouw en de noodzaak van een langdurige klinische behandeling, gevolgd door resocialisatie en ambulante behandeling adviseert rapporteur de verdachte de maatregel ter beschikking stelling met dwangverpleging op te leggen.
GZ- en kinder- en jeugdpsycholoog, drs. [naam deskundige 2] heeft, met assistentie van drs. [naam deskundige 3] , forensisch psycholoog een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 29 november 2016. Dit rapport houdt het volgende in.
“Er is bij de verdachte sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van schizofrenie (paranoïde type) en cannabisafhankelijkheid. De diagnose antisociale persoonlijkheidsstoornis wordt uitgesteld. Ook ten tijde van het tenlastegelegde was er sprake van deze ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, die de gedragskeuzes en de gedragingen van de verdachte hebben beïnvloed.
Indien het tenlastegelegde bewezen wordt geacht, wordt geadviseerd de verdachte de tenlastegelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen. Het is aannemelijk dat het toestandsbeeld van de verdachte van invloed is geweest op zijn gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde, alhoewel niet precies duidelijk is geworden op welke wijze en in welke mate dit hem in zijn keuzemogelijkheden heeft beperkt. De psychotische toestand en de antisociale persoonlijkheidstrekken zijn van invloed geweest op zijn gedragskeuzes, waardoor hij minder in staat is geweest het ontoelaatbare van zijn handelen in te zien en minder in staat is geweest om andere gedragskeuzen te maken en conform te handelen.
Het risico op gewelddadig gedrag wordt als hoog ingeschat.
De verdachte beschikt over een gemiddelde intelligentie. Hiernaast heeft hij gedurende langere periode tijdens zijn begeleid wonen traject bij GGZ Palier goed gefunctioneerd en was hij psychiatrisch stabiel. Om de kans op recidive van ongeoorloofd gedrag te verkleinen, is een behandeling gericht op de schizofrenie, antisociale persoonlijkheidsstrekken en verslavingsproblematiek noodzakelijk. Gezien er sprake is van langdurig bestaande en complexe problematiek is een klinische behandeling wenselijk. Het is van belang dat de verdachte zijn medicamenteuze behandeling voortzet, waarbij medicatieontrouw op de loer ligt.
De verdachte is eerder, in 2013, in het kader van bijzondere voorwaarden klinisch behandeld in een FPA van GGZ Palier, waarna hij begeleid is gaan wonen. Een dergelijk traject lijkt onvoldoende haalbaar. Gebleken is dat de verdachte tijdens het ontvangen van hulpverlening zijn medicatie inneemt en goed functioneert. Het gevaar schuilt bij hem echter in de stabiliteit die de verdachte tijdens een (klinische) behandeling behaalt en de overschatting van zijn kunnen, waardoor hulpverleningstrajecten in een verplicht kader te vroeg (moeten) worden beëindigd. Er lijkt een patroon te bestaan, waarbij de verdachte, zodra de hulpverlening wegvalt, destabiliseert en recidiveert. Op die momenten uit dit zich vooral in antisociaal gedrag, waardoor de ernst van de psychotische decompensatie wordt onderschat. In het verleden is gebleken dat de verdachte dan in staat is tot (zeer) agressief (delict)gedraging. Aangezien er kan worden gesproken van een maatschappelijk gevaar, een hoog recidiverisico, er sprake is van onvoldoende ziektebesef en -inzicht en langdurige zorg en behandeling moet worden gewaarborgd, is, indien de strafmaat het toelaat, een TBS met dwangverpleging aangewezen. Middels deze maatregel wordt een langdurige behandeling gewaarborgd en is er na beëindiging van de dwangverpleging een uitstroomtraject mogelijk in het kader van een voorwaardelijke beëindiging. Een TBS met voorwaarden zal tekort schieten en hij zal zich onvoldoende weten te committeren aan de voorwaarden van de behandeling en in het bijzonder het medicatiegebruik. De verdachte laat zich niet makkelijk sturen en stelt veel prijs op zijn autonomie.
Reclassering Nederland heeft rapporten over de verdachte opgemaakt, gedateerd 24 oktober 2016 respectievelijk 25 april 2017.
Het rapport van 24 oktober 2016 houdt het volgende in.
“De verdachte kwam in 2002 in Nederland wonen. In eerste instantie had hij zelfstandige huisvesting, maar nadat hij in 2004 spullen uit het raam van zijn toenmalige woning op de vierde verdieping gooide, werd hij opgenomen in Bavo Europoort. Na zijn gedwongen opname heeft hij zijn opname vrijwillig met een jaar verlengd en daarna is hij in een beschermde woonvorm van dezelfde instelling gaan wonen. De verdachte had problemen met een medebewoner en had zich, om rust te krijgen, op laten nemen bij PC Delta. Toen zijn behandelaar aangaf dat hij terug moest naar zijn woning van de Bavo, stichtte hij de brand. Na zijn daaropvolgende detentie is de verdachte opgenomen op een FPA van Palier en is vervolgens gaan wonen bij de forensische woonvorm de Hille (Bavo Europoort). Na afloop van zijn toezicht in februari 2015 is hij zelfstandig gaan wonen; hij huurde sinds maart 2015 een woning van woningcorporatie Woonstad. Deze woning zal hij als gevolg van zijn huidige detentie verliezen, zodat hij na vrijlating dakloos zal zijn.
De verdachte heeft van medio 2012 tot 2016 redelijk goed gefunctioneerd. In deze periode is hij in behandeling geweest bij Palier, was in staat om van forensisch wonen naar zelfstandig wonen te gaan en heeft goed gefunctioneerd op zijn werk. De verdachte is gediagnosticeerd met schizofrenie en in de genoemde periode was hij medicatietrouw en had een stabiel en gestructureerd leven.
De behandeling bij Palier heeft hij op eigen verzoek, maar wel in overleg met zijn behandelaar en de psychiater, op 24 mei 2016 gestopt en zijn medicatieverstrekking is overgedragen aan de huisarts.
Daarna lijkt het snel bergafwaarts te gaan met de verdachte; hij is afwezig op zijn werk, is op een goede dag (begin juni 2016) naakt over straat gaan lopen in de binnenstad van Rotterdam, heeft een politie- agent in de vinger gebeten en gaat financiële problemen krijgen vanwege het achterwege blijven van zijn salaris. De verdachte geeft aan veel stress te hebben ervaren in de periode vòòr zijn detentie. De verdachte ging zijn medicatie onregelmatig slikken en daarbij is hij bekend met het gebruik van soft drugs.
Het recidive risico wordt ingeschat op hoog. De verdachte toont weinig inzicht in zijn psychiatrische problematiek en gedrag en indien hij zijn medicatie niet of niet op de juiste wijze gebruikt, dreigt decompensatie. Zonder een stringent en dwingend kader lijkt hij zich niet te kunnen handhaven. Eerdere behandelingen (al dan niet als bijzondere voorwaarden) hebben onvoldoende effect gesorteerd. Het recidiverisico wordt verder verhoogd, omdat de verdachte na zijn detentie geen huisvesting, geen inkomen en geen werk meer heeft. Indien de verdachte recidiveert, zo blijkt uit het verleden, is de kans op een ernstig geweldsdelict zeer hoog.”
Het rapport van 25 april 2017 houdt het volgende in.
“De verdachte is bereid om mee te werken aan een klinische opname maar niet voor de gestelde problematiek. Hij ontkent de gestelde schizofrenie en spreekt over chronische verdrietigheid. Binnen een klinische setting kan hij dan even tot rust komen maart hij weigert om behandeling te volgen voor de vastgestelde schizofrenie. Tevens liepen eerdere klinische behandelingen op niets uit. Hij heeft klinisch opgenomen gezeten op de FPA van Palier en bij het psychiatrisch centrum van Delta. Beide opnames hebben er niet voor gezorgd dat er sprake is van enig ziekte-inzicht aangezien de verdachte de problematiek blijft ontkennen. Om tot een TBS met voorwaarden te kunnen komen moet er enige consensus zijn over het plan van aanpak. Dit loopt al vast bij de gestelde problematiek en kan binnen een TBS met voorwaarden tot problemen leiden. De verdachte zal zich blijven verzetten tegen de aangeboden behandeling en in het verleden heeft dit ook geleid tot delictgedrag (brandstichting). Tevens is het gevaarsrisico op nieuwe incidenten sterk verhoogd aanwezig omdat de verdachte nog steeds sterk overtuigd is van zijn gedachten.
De verdachte is onderzocht door een psycholoog en psychiater van het NIFP en deze stelden beiden schizofrenie vast. De verdachte ontkent de gestelde problematiek en stelde dat de diagnose in het verleden ooit fout is gesteld en sindsdien door iedereen wordt overgenomen. Een behandeling op dit punt acht hij dan ook niet zinvol daar er volgens hem geen sprake is van schizofrenie. De verdachte zijn waangedachten hebben voornamelijk met seks te maken. Hij heeft het idee dat veel vrouwen seks met hem willen en mannen hier vervolgens weer jaloers op zijn. Zodoende zou de wereld niet het beste met hem voor hebben omdat de maatschappij volgens de verdachte voornamelijk met seks bezig is.
Deze gedachten leefden op het moment van spreken ook nog bij de verdachte en hij voelt zich ook tijdens huidige preventieve hechtenis slachtoffer van zijn overtuigingen. Eerdere behandelingen liepen ook om deze gedachten vast, waarna de verdachte een schuur in de brand stak. Het recidiverisico is dan ook hoog te noemen.
Een langdurig klinisch traject is gewenst om de kans op recidive te doen verlagen. Er zal intensief moeten worden ingezet op psycho-educatie en de verdachte zal door middel van de juiste medicatie psychiatrisch weer in balans moeten worden gebracht. Een TBS met voorwaarden lijkt dan ook momenteel niet haalbaar daar de kans op het vastlopen binnen de behandeling te groot is. Tevens heeft het IFZ geen indicatie voor een klinische behandeling afgegeven daar zowel het NIFP als de reclassering een TBS met dwangverpleging meer gepast vinden. Mocht de rechtbank besluiten dat een TBS met voorwaarden passender is dan zal het IFZ opnieuw naar de casus kijken. Echter is het onduidelijk of er dan een kliniek voor de verdachte gevonden zal worden.
Indien de rechtbank een TBS met voorwaarden beter gepast vindt is het volgende plan van aanpak het meest aangewezen. Een klinische behandeling in de door het IFZ geïndiceerde instelling is noodzakelijk om de kans op recidive te verlagen. Na de klinische opname moet worden bekeken of de verdachte in een begeleid dan wel beschermd wonen traject moet gaan resocialiseren. Hij zal via een forensische polikliniek behandeling moeten krijgen. De reclassering kan toezicht houden op het naleven van de voorwaarden. Hiertoe onderhoudt de reclassering ‘face to face’ contact met de verdachte en met de betrokken begeleiders, behandelaars, psychologen en psychiaters, evenals met netwerkcontacten als familie en vrienden. De reclassering brengt iedere drie maanden een voortgangsverslag uit aan de afdeling DForZo van het Ministerie van Veiligheid & justitie en aan het Openbaar Ministerie te Rotterdam.
Indien de rechtbank beslist tot een TBS met voorwaarden, adviseren wij om hieraan de in het rapport genoemde voorwaarden en ook met ambulant forensisch psychiatrisch toezicht (FPT) aan te verbinden.
De reclassering acht het tevens van belang dat een dadelijk uitvoerbaarheid van voorwaarden en toezicht wordt gelast.
Het advies is met de verdachte besproken op 25 april besproken. De verdachte was het niet eens met het advies en heeft de voorkeur voor een TBS met voorwaarden. Hij gaf wel te kennen dat hij inziet dat hij behandeling nodig heeft.”
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Gevangenisstraf
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. De door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf doet naar het oordeel van de rechtbank zonder meer recht aan de ernst van het feit en de rechtbank zal de verdachte, naast de hierna gemotiveerde maatregel, tevens de door officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden opleggen.
Terbeschikkingstelling
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat - mede gelet op het hiervoor overwogene en de ernst van de persoonlijkheidsstoornis van verdachte zoals uit de rapporten van de deskundigen is gebleken - de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen de terbeschikkingstelling van de verdachte vergen. Dat oordeel is gegrond op de ernst en aard van het bewezen verklaarde feit en het gevaar voor herhaling.
De rechtbank zal dan ook aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling opleggen. Aan de wettelijke eisen daarvoor is voldaan. Verdachte wordt veroordeeld voor feiten waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld. Over verdachte is verder gerapporteerd door twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, waaronder een psychiater. Zoals hiervoor vermeld, staat voldoende vast dat bij verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens als bedoeld in artikel 37a Sr en dat de kans op recidive van geweldsdelicten, indien verdachte onbehandeld blijft, groot is. De rechtbank is daarom van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van de maatregel eist.
De rechtbank moet vervolgens de vraag beantwoorden welke vorm van terbeschikkingstelling aan verdachte opgelegd dient te worden: terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege, zoals geëist door de officier van justitie en conform de adviezen van de psychiater, psycholoog en de reclassering, of terbeschikkingstelling met voorwaarden.
Daarover overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank acht de terbeschikkingstelling met dwangverpleging een te zware strafrechtelijke reactie op de beraamde mishandeling. TBS met dwangverpleging is de zwaarste maatregel die ons strafrecht kent. De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte een maatregel van deze zwaarte niet rechtvaardigt. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven de noodzaak van behandeling in te zien en is bereid om de voorwaarden na te leven die hem daartoe zullen worden gesteld. In de rapporten hebben de psychiater en de psycholoog aangegeven dat het in de periode van 2012 tot 2016 goed ging met verdachte omdat hij toen onder goede behandeling stond en de hem voorgeschreven medicatie gebruikte. Nu verdachte een relatief licht strafblad heeft is de rechtbank van oordeel dat – alles tezamen genomen – een tbs met voorwaarden een passende maatregel is om aan verdachte op te leggen.
Bij oplegging van terbeschikkingstelling met voorwaarden is gelet op de inhoud van het reclasseringsadvies van 25 april 2017 een sluitend juridisch (onmiddellijk uitvoerbaar) kader gecreëerd moeten worden.
Vastgesteld wordt dat het bewezen verklaarde feit ter zake waarvan de maatregel zal worden opgelegd, een misdrijf betreft als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 1, Sr. Dat misdrijf is gericht tegen of veroorzaakt gevaar voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Daartoe zijn de aard en de kwalificatie van het bewezen verklaarde feit redengevend.
Aan de verdachte zal gelet op het voorgaande terbeschikkingstelling met voorwaarden worden opgelegd.
Uit de hiervoor aangehaalde gedragskundige rapportages volgt dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank zal daarom bevelen dat de terbeschikkingstelling met de hierna te noemen voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het tenlastegelegde feit. De benadeelde partij heeft bij monde van zijn raadsvrouw, mr. A.S. ten Doesschate op de zitting van 17 februari 2017 gevorderd een vergoeding van € 7.500,- aan immateriële schade en een vergoeding van € 4763,63 aan kosten advocaat en € 43,- aan kosten verslag fysiotherapeut.
Op de zitting van 10 mei 2017 heeft de raadsvrouw van de benadeelde partij een schriftelijke aanvulling gegeven op de vordering en deze aangepast met dien verstande dat zij thans een bedrag van € 10.306,67 vordert ter vergoeding van de kosten aan de advocaat met daarbij opgeteld de kosten voor het bijwonen van de zitting op 10 mei 2017, die worden geschat op € 1.023,75 (drie uren) en van de kosten die recentelijk door de geraadpleegde chirurg in rekening zijn gebracht € 96,47.
De raadsvrouw heeft uiterst subsidiair, mondeling gevorderd de kosten van de geraadpleegde chirurg en de kosten voor de fysiotherapeut (€ 43,-), die thans als kosten van de advocaat worden gedeclareerd apart te beoordelen. De raadsvrouw heeft verzocht om de vergoeding van de juridische bijstand vast te stellen op grond van het liquidatietarief in strafzaken. De vergoeding van de bedragen zijn voorgeschoten door de werkgever van de benadeelde partij en hij zal deze moeten terugbetalen aan zijn werkgever.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De gevraagde immateriële schadevergoeding is voldoende onderbouwd, maar er kan niet eenvoudig worden vastgesteld dat het letsel aan het been van de benadeelde partij het gevolg is van het bewezenverklaarde. De benadeelde partij moet in dit deel van de vordering, namelijk de kosten voor het raadplegen van een chirurg, niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor het overige kan de vordering worden toegewezen. De officier van justitie heeft tevens verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Ten aanzien van vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand is heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze tevens voor toewijzing vatbaar zijn, met dien verstande dat aansluiting gezocht moet worden bij het liquidatietarief. De vordering dient voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de door hem gevorderde kosten ten aanzien van het letsel aan het been. Dit is geen rechtstreekse schade die voortvloeit uit het delict. Voorts blijkt dat - nu deze vordering ter terechtzitting aanhangig is gemaakt teneinde terugvordering van gemaakte kosten te verkrijgen - op de benadeelde partij thans niet meer de verplichting rust om de door zijn werkgever voorgeschoten bedragen aan deze te vergoeden. De raadsvrouw heeft primair verzocht de vordering ten aanzien van de door de advocaat van de benadeelde partij gevorderde proceskosten niet-ontvankelijk te verklaren, subsidiair om deze te matigen conform het liquidatietarief en voor het overige deel niet-ontvankelijk te verklaren.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1500 zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer of anders is gevorderd.
Ten aanzien van de schadevergoeding die ziet op de materiele schade zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 9 augustus 2016.
Proceskosten
Nu de vordering van de benadeelde partij ten dele zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. De rechtbank zal daarbij aansluiten bij het liquidatietarief in kanton-/civiele zaken en zal op grond
daarvan een bedrag van € 1356 toekennen (3 punten maal € 452).
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een vergoeding betalen van € 1500 wegens immateriële schade en een bedrag van € 1356 als vergoeding van de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 45, 301 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
stelt daarbij de navolgende voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde:
1. de verdachte onthoudt zich van het plegen van strafbare feiten;
2. de verdachte verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
3. de verdachte zal zich niet buiten de Europese landsgrenzen van Nederland begeven, tenzij en voor zover hem dit in overleg met het Openbaar Ministerie en de reclassering wordt toegestaan;
4. de verdachte stelt zich onder toezicht van Reclassering Nederland en houdt zich aan de voorschriften en aanwijzingen die door of namens de reclassering aan hem gegeven worden;
5. de verdachte werkt mee aan een klinische behandeling in een door het IFZ geïndiceerde klinische setting, bij voorkeur in een FPK of soortgelijke setting, mogelijk met een hoger beveiligingsniveau indien dat noodzakelijk blijkt te zijn zolang zijn behandelaars dit noodzakelijk achten;
6. de verdachte zorgt ervoor dat hij te allen tijde bereikbaar is voor de reclassering, zijn behandelaren en zijn begeleiders;
7. de verdachte werkt na zijn klinische behandeling mee aan een begeleid of beschermd wonen traject in een nader te bepalen setting (indien geïndiceerd);
8. de verdachte werkt na zijn klinische behandeling mee aan een ambulante forensische poliklinische behandeling in een nader te bepalen setting en volgt alle aanwijzingen (indien geïndiceerd);
9. de verdachte werkt mee aan medicamenteuze behandeling, ook als dit inhoudt toediening middels een depot;
10. de verdachte werkt mee aan ambulant forensisch psychiatrisch toezicht (FPT), en houdt zich aan de aanwijzingen en afspraken van zijn behandelaar(s), voor zolang zijn behandelaar(s) dat nodig acht(en). Tevens werkt de verdachte mee aan (ambulant) forensisch psychiatrisch toezicht, ook indien dit betekent een time-out opname in een nader te bepalen forensische kliniek van maximaal twee keer een periode van zeven weken;
11. De verdachte zet zich in voor een adequate dagbesteding voor meerdere dagen per week welke is goedgekeurd door de reclassering;
12. De verdachte verschaft de reclassering zicht op de voortgang van zijn behandeling en begeleiding en verleent de reclassering toestemming om relevante referenten te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn netwerk;
13. De verdachte zal niet van adres wijzigen c.q. verhuizen zonder overleg met en toestemming van de reclassering;
14. De verdachte zal medewerking verlenen aan het verstrekken van een pasfoto en het verstrekken van informatie, zoals bedoeld in het kader van het landelijk opgestelde opsporingsbeleid ten aanzien van TBS-gestelden. De verdachte gebruikt geen alcohol en/of drugs en werkt mee aan controles;
15. De verdachte geeft openheid over alle leefgebieden;
geeft aan Reclassering Nederland opdracht de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt de onmiddellijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 1.500,-- (zegge: duizendvijfhonderd euro), bestaande immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 9 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 1.352 aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde ten aanzien van de proceskosten;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen € 2.852, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 augustus 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het even genoemd bedrag vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 7 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. Snitker, voorzitter,
en mrs. P. van Dijken en G.P. van de Beek, rechters,
in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 9 augustus 2016 te Rotterdam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer]
, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk:
- ( telefonisch) aan die [naam slachtoffer] heeft gevraagd of hij bij hem (die [naam slachtoffer]
) mocht langskomen (om te praten over zijn uitgebleven ziekmelding
en/of het niet uitbetalen van zijn salaris en/of het conflict dat verdachte
met die [naam slachtoffer] had) en/of (vervolgens)
- een (houten) tafelpoot/knots/knuppel/stok/voorwerp (welke verdachte had
afgezaagd tot ongeveer 60 centimeter lang en/of met daaraan bevestigd een
ijzeren plaat van ongeveer 20 x 10 centimeter en/of gelijkend op een bijl
en/of waarop verdachte de woorden 'Vóór [naam slachtoffer] ' en/of 'Tijdens' en/of
'Nà' en/of 'Het werk!' had geschreven) naar zijn afspraak met die [naam slachtoffer]
heeft meegenomen en/of (vervolgens)
- met voornoemde (houten) tafelpoot/knots/knuppel/stok/voorwerp meerdere,
althans een, slaande beweging(en) heeft gemaakt gericht op en/of in de
richting van het (voor)hoofd/gezicht en/of het (boven)lichaam van die [naam slachtoffer]
en/of (vervolgens/daarbij)
- met voornoemde (houten) tafelpoot/knots/knuppel/stok/voorwerp meermalen,
althans eenmaal, (telkens) (met kracht) op/tegen de pols(en) en/of de hand(en)
en/of de arm(en) en/of (elders) op/tegen het lichaam van die [naam slachtoffer]
heeft geslagen en/of
- ( terwijl verdachte achter die [naam slachtoffer] aanrende) met voornoemde (houten)
tafelpoot/knots/knuppel/stok/voorwerp meermalen, althans eenmaal, (telkens)
(met kracht) op/tegen de schouder(s) en/of de rug van die [naam slachtoffer] heeft
geslagen (waardoor die [naam slachtoffer] geen lucht meer kreeg en/of die [naam slachtoffer]
ten val kwam)
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 augustus 2016 te Rotterdam,
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [naam slachtoffer] ,
heeft mishandeld
door opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk,
- ( telefonisch) aan die [naam slachtoffer] te vragen of hij bij hem (die [naam slachtoffer]
) mocht langskomen (om te praten over zijn uitgebleven ziekmelding en/of
het niet uitbetalen van zijn salaris en/of het conflict dat verdachte met
die [naam slachtoffer] had) en/of (vervolgens)
- een (houten) tafelpoot/knots/knuppel/stok/voorwerp (welke verdachte had
afgezaagd tot ongeveer 60 centimeter lang en/of met daaraan bevestigd een
ijzeren plaat van ongeveer 20 x 10 centimeter en/of gelijkend op een bijl
en/of waarop verdachte de woorden 'Vóór [naam slachtoffer] ' en/of 'Tijdens' en/of
'Nà' en/of 'Het werk!' had geschreven) naar zijn afspraak met die [naam slachtoffer]
mee te nemen en/of (vervolgens)
- meermalen, althans eenmaal, (telkens) (met kracht) met voornoemde (houten)
tafelpoot/knots/knuppel/stok/voorwerp (op/tegen de pols(en) en/of de hand(en)
en/of de arm(en) en/of (elders) op/tegen het lichaam van die [naam slachtoffer] te
slaan en/of (vervolgens)
- ( terwijl verdachte achter die [naam slachtoffer] aanrende) meermalen, althans
eenmaal, (telkens) (met kracht) met voornoemde (houten)
tafelpoot/knots/knuppel/stok/voorwerp op/tegen de schouder(s) en/of de rug van
die [naam slachtoffer] te slaan (waardoor die [naam slachtoffer] geen lucht meer kreeg
en/of die [naam slachtoffer] ten val kwam);