7.3.2.Rapportages
Psychiater drs. [naam deskundige 1] , heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 30 november 2016. Dit rapport houdt het volgende in.
“Bij de verdachte is sprake is van schizofrenie, paranoïde type. Cannabisafbankelijkheid en antisociaal gedrag. Ten tijde van het tenlastegelegde was de verdachte psychotisch. Het antisociale gedrag liet hij ook zien ten tijde van het tenlastegelegde. De verdachte was ten tijde van het tenlastegelegde achterdochtig en was er van overtuigd dat derden afgunstig naar hem waren. Het is waarschijnlijk dat deze achterdocht heeft geleid tot een enorme boosheid, die hij niet op adequate wijze kan/kon kanaliseren vanwege zijn antisociale inadequate coping en vanwege de ernstige oordeels- en kritiekstoornissen die bij hem aan de orde waren/zijn. De achterdocht en de oordeels en kritiekstoornissen waren toegenomen omdat hij zijn medicatie al maanden niet op adequate wijze gebruikte. Daarnaast gebruikte hij cannabis en zegt hij kort voor het tenlastegelegde onbedoeld mogelijk cocaïne te hebben gebruikt, hetgeen dysforie, ontremming en achterdocht alleen maar doet toenemen. Rapporteur is gezien de psychiatrische symptomen die zijn gedrag deels hebben bepaald, van mening de verdachte het tenlastegelegde, indien bewezen, deels toe te rekenen. De verdachte heeft niet volledig gehandeld vanuit psychotische belevingen.
Het risico op herhaling gewelddadig gedrag wordt nu hoog ingeschat. Er zijn nauwelijks beschermende factoren. Als beschermende factor kan gezien worden zijn gemiddelde intelligentie en het accepteren van (wel een te lage dosering) medicatie nu. Dit laatste vormt tegelijkertijd ook een risicofactor. De verdachte laat hiermee zien dat hij zelfbepalend is en dat hij niet open staat voor verhoging van medicatie en/of depot medicatie. Vanwege zijn intelligentie en zijn presentatie (ik ben gestrest. ik ben gefrustreerd) wordt de onderliggende pathologie bij de verdachte steeds miskend, of niet voldoende onderkend. Met andere woorden: de verdachte is niet ‘slechts’ een aan cannabis verslaafde man die zich antisociaal kan gedragen, maar is (meestal onderliggend) psychotisch in het kader van een ernstige psychiatrische stoornis, namelijk schizofrenie. Dit maakt dat de verdachte onvoorspelbaar en oninvoelbaar kan over komen en zich ook zo kan gedragen.
De verdachte heeft al vaker laten zien dat hij therapieontrouw kan zijn. Het ontbreekt hem aan ziektebesef en inzicht. Hierdoor blijft de kans op decompensatie aanwezig en behandeling en begeleiding nodig, om te voorkomen dat er opnieuw sprake zal zijn van een geweldsdelict. Om het delict recidive risico te beperken is optimale (medicamenteuze) behandeling van de verdachte noodzakelijk. Er dient gestreefd te worden naar optimale behandeling van de psychose en behoud van abstinentie van cannabis. Om dit te bewerkstelligen is een langdurige klinische behandeling in een gedwongen kader nodig. De verwachting is namelijk dat de verdachte zich niet gemakkelijk zal conformeren aan een verhoging of verandering van medicatie (hetgeen naar mening van rapporteur noodzakelijk is) en dat het daardoor langere tijd zal duren om hem psychiatrisch gezien te stabiliseren.
Daarnaast dient met de verdachte gewerkt te worden aan het ontwikkelen van ziektebesef en inzicht zodat de verdachte symptomen van achteruitgang en psychotische decompensatie leert herkennen en ook leert hulp te vragen. Vervolgens kan de verdachte worden geresocialiseerd, met intensieve ambulante zorg. Rapporteur verwacht dat dit proces langer dan twee jaar in beslag zal nemen. Bovendien is het voor de verdachte noodzakelijk dat hij, gezien zijn problematiek, levenslang medicatie blijft gebruiken en in zorg blijft.
Gezien de ernst van het psychiatrische beeld, de eerdere delicten, het gebrek aan ziektebesef en inzicht, het antisociale gedrag, de verslaving, het feit dat de psychiatrische decompensatie in het verleden vaker is miskend/te laat ontdekt, de therapieontrouw en de noodzaak van een langdurige klinische behandeling, gevolgd door resocialisatie en ambulante behandeling adviseert rapporteur de verdachte de maatregel ter beschikking stelling met dwangverpleging op te leggen.
GZ- en kinder- en jeugdpsycholoog, drs. [naam deskundige 2] heeft, met assistentie van drs. [naam deskundige 3] , forensisch psycholoog een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 29 november 2016. Dit rapport houdt het volgende in.
“Er is bij de verdachte sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van schizofrenie (paranoïde type) en cannabisafhankelijkheid. De diagnose antisociale persoonlijkheidsstoornis wordt uitgesteld. Ook ten tijde van het tenlastegelegde was er sprake van deze ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, die de gedragskeuzes en de gedragingen van de verdachte hebben beïnvloed.
Indien het tenlastegelegde bewezen wordt geacht, wordt geadviseerd de verdachte de tenlastegelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen. Het is aannemelijk dat het toestandsbeeld van de verdachte van invloed is geweest op zijn gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde, alhoewel niet precies duidelijk is geworden op welke wijze en in welke mate dit hem in zijn keuzemogelijkheden heeft beperkt. De psychotische toestand en de antisociale persoonlijkheidstrekken zijn van invloed geweest op zijn gedragskeuzes, waardoor hij minder in staat is geweest het ontoelaatbare van zijn handelen in te zien en minder in staat is geweest om andere gedragskeuzen te maken en conform te handelen.
Het risico op gewelddadig gedrag wordt als hoog ingeschat.
De verdachte beschikt over een gemiddelde intelligentie. Hiernaast heeft hij gedurende langere periode tijdens zijn begeleid wonen traject bij GGZ Palier goed gefunctioneerd en was hij psychiatrisch stabiel. Om de kans op recidive van ongeoorloofd gedrag te verkleinen, is een behandeling gericht op de schizofrenie, antisociale persoonlijkheidsstrekken en verslavingsproblematiek noodzakelijk. Gezien er sprake is van langdurig bestaande en complexe problematiek is een klinische behandeling wenselijk. Het is van belang dat de verdachte zijn medicamenteuze behandeling voortzet, waarbij medicatieontrouw op de loer ligt.
De verdachte is eerder, in 2013, in het kader van bijzondere voorwaarden klinisch behandeld in een FPA van GGZ Palier, waarna hij begeleid is gaan wonen. Een dergelijk traject lijkt onvoldoende haalbaar. Gebleken is dat de verdachte tijdens het ontvangen van hulpverlening zijn medicatie inneemt en goed functioneert. Het gevaar schuilt bij hem echter in de stabiliteit die de verdachte tijdens een (klinische) behandeling behaalt en de overschatting van zijn kunnen, waardoor hulpverleningstrajecten in een verplicht kader te vroeg (moeten) worden beëindigd. Er lijkt een patroon te bestaan, waarbij de verdachte, zodra de hulpverlening wegvalt, destabiliseert en recidiveert. Op die momenten uit dit zich vooral in antisociaal gedrag, waardoor de ernst van de psychotische decompensatie wordt onderschat. In het verleden is gebleken dat de verdachte dan in staat is tot (zeer) agressief (delict)gedraging. Aangezien er kan worden gesproken van een maatschappelijk gevaar, een hoog recidiverisico, er sprake is van onvoldoende ziektebesef en -inzicht en langdurige zorg en behandeling moet worden gewaarborgd, is, indien de strafmaat het toelaat, een TBS met dwangverpleging aangewezen. Middels deze maatregel wordt een langdurige behandeling gewaarborgd en is er na beëindiging van de dwangverpleging een uitstroomtraject mogelijk in het kader van een voorwaardelijke beëindiging. Een TBS met voorwaarden zal tekort schieten en hij zal zich onvoldoende weten te committeren aan de voorwaarden van de behandeling en in het bijzonder het medicatiegebruik. De verdachte laat zich niet makkelijk sturen en stelt veel prijs op zijn autonomie.
Reclassering Nederland heeft rapporten over de verdachte opgemaakt, gedateerd 24 oktober 2016 respectievelijk 25 april 2017.
Het rapport van 24 oktober 2016 houdt het volgende in.
“De verdachte kwam in 2002 in Nederland wonen. In eerste instantie had hij zelfstandige huisvesting, maar nadat hij in 2004 spullen uit het raam van zijn toenmalige woning op de vierde verdieping gooide, werd hij opgenomen in Bavo Europoort. Na zijn gedwongen opname heeft hij zijn opname vrijwillig met een jaar verlengd en daarna is hij in een beschermde woonvorm van dezelfde instelling gaan wonen. De verdachte had problemen met een medebewoner en had zich, om rust te krijgen, op laten nemen bij PC Delta. Toen zijn behandelaar aangaf dat hij terug moest naar zijn woning van de Bavo, stichtte hij de brand. Na zijn daaropvolgende detentie is de verdachte opgenomen op een FPA van Palier en is vervolgens gaan wonen bij de forensische woonvorm de Hille (Bavo Europoort). Na afloop van zijn toezicht in februari 2015 is hij zelfstandig gaan wonen; hij huurde sinds maart 2015 een woning van woningcorporatie Woonstad. Deze woning zal hij als gevolg van zijn huidige detentie verliezen, zodat hij na vrijlating dakloos zal zijn.
De verdachte heeft van medio 2012 tot 2016 redelijk goed gefunctioneerd. In deze periode is hij in behandeling geweest bij Palier, was in staat om van forensisch wonen naar zelfstandig wonen te gaan en heeft goed gefunctioneerd op zijn werk. De verdachte is gediagnosticeerd met schizofrenie en in de genoemde periode was hij medicatietrouw en had een stabiel en gestructureerd leven.
De behandeling bij Palier heeft hij op eigen verzoek, maar wel in overleg met zijn behandelaar en de psychiater, op 24 mei 2016 gestopt en zijn medicatieverstrekking is overgedragen aan de huisarts.
Daarna lijkt het snel bergafwaarts te gaan met de verdachte; hij is afwezig op zijn werk, is op een goede dag (begin juni 2016) naakt over straat gaan lopen in de binnenstad van Rotterdam, heeft een politie- agent in de vinger gebeten en gaat financiële problemen krijgen vanwege het achterwege blijven van zijn salaris. De verdachte geeft aan veel stress te hebben ervaren in de periode vòòr zijn detentie. De verdachte ging zijn medicatie onregelmatig slikken en daarbij is hij bekend met het gebruik van soft drugs.
Het recidive risico wordt ingeschat op hoog. De verdachte toont weinig inzicht in zijn psychiatrische problematiek en gedrag en indien hij zijn medicatie niet of niet op de juiste wijze gebruikt, dreigt decompensatie. Zonder een stringent en dwingend kader lijkt hij zich niet te kunnen handhaven. Eerdere behandelingen (al dan niet als bijzondere voorwaarden) hebben onvoldoende effect gesorteerd. Het recidiverisico wordt verder verhoogd, omdat de verdachte na zijn detentie geen huisvesting, geen inkomen en geen werk meer heeft. Indien de verdachte recidiveert, zo blijkt uit het verleden, is de kans op een ernstig geweldsdelict zeer hoog.”
Het rapport van 25 april 2017 houdt het volgende in.
“De verdachte is bereid om mee te werken aan een klinische opname maar niet voor de gestelde problematiek. Hij ontkent de gestelde schizofrenie en spreekt over chronische verdrietigheid. Binnen een klinische setting kan hij dan even tot rust komen maart hij weigert om behandeling te volgen voor de vastgestelde schizofrenie. Tevens liepen eerdere klinische behandelingen op niets uit. Hij heeft klinisch opgenomen gezeten op de FPA van Palier en bij het psychiatrisch centrum van Delta. Beide opnames hebben er niet voor gezorgd dat er sprake is van enig ziekte-inzicht aangezien de verdachte de problematiek blijft ontkennen. Om tot een TBS met voorwaarden te kunnen komen moet er enige consensus zijn over het plan van aanpak. Dit loopt al vast bij de gestelde problematiek en kan binnen een TBS met voorwaarden tot problemen leiden. De verdachte zal zich blijven verzetten tegen de aangeboden behandeling en in het verleden heeft dit ook geleid tot delictgedrag (brandstichting). Tevens is het gevaarsrisico op nieuwe incidenten sterk verhoogd aanwezig omdat de verdachte nog steeds sterk overtuigd is van zijn gedachten.
De verdachte is onderzocht door een psycholoog en psychiater van het NIFP en deze stelden beiden schizofrenie vast. De verdachte ontkent de gestelde problematiek en stelde dat de diagnose in het verleden ooit fout is gesteld en sindsdien door iedereen wordt overgenomen. Een behandeling op dit punt acht hij dan ook niet zinvol daar er volgens hem geen sprake is van schizofrenie. De verdachte zijn waangedachten hebben voornamelijk met seks te maken. Hij heeft het idee dat veel vrouwen seks met hem willen en mannen hier vervolgens weer jaloers op zijn. Zodoende zou de wereld niet het beste met hem voor hebben omdat de maatschappij volgens de verdachte voornamelijk met seks bezig is.
Deze gedachten leefden op het moment van spreken ook nog bij de verdachte en hij voelt zich ook tijdens huidige preventieve hechtenis slachtoffer van zijn overtuigingen. Eerdere behandelingen liepen ook om deze gedachten vast, waarna de verdachte een schuur in de brand stak. Het recidiverisico is dan ook hoog te noemen.
Een langdurig klinisch traject is gewenst om de kans op recidive te doen verlagen. Er zal intensief moeten worden ingezet op psycho-educatie en de verdachte zal door middel van de juiste medicatie psychiatrisch weer in balans moeten worden gebracht. Een TBS met voorwaarden lijkt dan ook momenteel niet haalbaar daar de kans op het vastlopen binnen de behandeling te groot is. Tevens heeft het IFZ geen indicatie voor een klinische behandeling afgegeven daar zowel het NIFP als de reclassering een TBS met dwangverpleging meer gepast vinden. Mocht de rechtbank besluiten dat een TBS met voorwaarden passender is dan zal het IFZ opnieuw naar de casus kijken. Echter is het onduidelijk of er dan een kliniek voor de verdachte gevonden zal worden.
Indien de rechtbank een TBS met voorwaarden beter gepast vindt is het volgende plan van aanpak het meest aangewezen. Een klinische behandeling in de door het IFZ geïndiceerde instelling is noodzakelijk om de kans op recidive te verlagen. Na de klinische opname moet worden bekeken of de verdachte in een begeleid dan wel beschermd wonen traject moet gaan resocialiseren. Hij zal via een forensische polikliniek behandeling moeten krijgen. De reclassering kan toezicht houden op het naleven van de voorwaarden. Hiertoe onderhoudt de reclassering ‘face to face’ contact met de verdachte en met de betrokken begeleiders, behandelaars, psychologen en psychiaters, evenals met netwerkcontacten als familie en vrienden. De reclassering brengt iedere drie maanden een voortgangsverslag uit aan de afdeling DForZo van het Ministerie van Veiligheid & justitie en aan het Openbaar Ministerie te Rotterdam.
Indien de rechtbank beslist tot een TBS met voorwaarden, adviseren wij om hieraan de in het rapport genoemde voorwaarden en ook met ambulant forensisch psychiatrisch toezicht (FPT) aan te verbinden.
De reclassering acht het tevens van belang dat een dadelijk uitvoerbaarheid van voorwaarden en toezicht wordt gelast.
Het advies is met de verdachte besproken op 25 april besproken. De verdachte was het niet eens met het advies en heeft de voorkeur voor een TBS met voorwaarden. Hij gaf wel te kennen dat hij inziet dat hij behandeling nodig heeft.”