7.3.2.Rapportages
- Door [naam deskundige 1] , psycholoog NIFP Zuid-Holland, is in het kader van een voorgeleidingsconsult ISD op 19 januari 2017 een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd. Dit rapport houdt het volgende in.
In het korte gesprekscontact met de verdachte zijn verder geen aanwijzingen gezien voor
depressieve symptomen of voor mogelijke suïcidaliteit. Evenmin leek sprake van forse
verstandelijke beperkingen. Een meer uitgebreide observatie was niet mogelijk, omdat
de verdachte zeer kort is gezien en gesproken. De verdachte heeft een zeer uitgebreide justitiële voorgeschiedenis, die vermoedelijk (deels) samenhangt met ernstige psychische problematiek waaraan hij kennelijk niet of niet meer wil worden behandeld.
De verdachte maakte in het korte gesprekscontact evenwel een redelijk coherente indruk, en dat leek ook het geval te zijn tijdens het politieverhoor. Of hij thans floride psychotisch is, werd derhalve niet duidelijk. Gezien de huidige en eerdere weigeringen om aan een consult of onderzoek mee te werken, en gezien het feit dat hij is “voorgesorteerd” voor ISD, lijkt nader PJ-onderzoek weinig zinvol. Vermoedelijk lijdt de verdachte aan een ernstige psychiatrische stoornis die gepaard gaat met psychotische verschijnselen, mogelijk in combinatie met cluster B persoonlijkheidsproblematiek. Een psychodiagnostisch onderzoek is geïndiceerd, om de problematiek nauwkeuriger in kaart te kunnen brengen. Wellicht kan dit tijdens verblijf in een ISD-instelling gebeuren. Er is geen duidelijke contra-indicatie voor het opleggen van een ISD-maatregel.
- Door Reclassering Nederland, is omtrent de verdachte gerapporteerd door [naam 1] , d.d. 19 april 2017. Dit rapport houdt het volgende in.
Op 11 april 2017 is telefonisch contact gezocht met collega mevrouw [naam 2] die eerder over de verdachte heeft gerapporteerd.
Mevrouw [naam 2] geeft aan dat zij al meerdere keren het opleggen van een ISD maatregel heeft geadviseerd. De verdachte zou een zorgmijdende persoon zijn, met psychische klachten, zo volgt uit eerder opgestelde pro justitia rapportages. Mevrouw [naam 2] geeft aan dat de psychische klachten van de verdachte zijn kwaliteit van leven ernstig lijken te doen afnemen en noemt de situatie zorgwekkend. Aangezien de verdachte nergens aan meewerkt en een ambulant traject niet haalbaar lijkt, staat zij nog steeds achter haar eerdere (ISD-) advies. In het eerder opgestelde advies stelde mevrouw [naam 2] het volgende: “De heer [naam verdachte] lijkt te lijden aan een psychotische stoornis met paranoïde denkbeelden. Wij schatten in dat een noodzakelijk (Langdurend) behandeltraject binnen een voorwaardelijk strafdeel niet haalbaar is, gezien de psychiatrische problematiek van de verdachte en zijn zorgmijdende houding. Bovendien is de heer [naam verdachte] tijdens een voorwaardelijke ISD meermalen (Parketnummers [nummer 1] en [nummer 2] en vroeghulpmelding op
28-11-2016) gerecidiveerd, zodat wij adviseren de ISD ten uitvoer te leggen.”
Op 12 april 2017 is getracht de verdachte te bezoeken in de penitentiaire inrichting (PI) te Vught. De verdachte heeft echter niet willen meewerken aan het gesprek Op 18 april 2017 is er telefonisch contact gezocht met mevrouw [naam 3] van het Veiligheidshuis te Dordrecht. Zij gaf aan niet direct betrokken te zijn bij deze casus, maar beschikt nog wel over een e-mail waarin meer informatie over de verdachte wordt benoemd. In deze e-mailwisseling staat vermeld dat de verdachte op 20 december 2016 is gesproken tijdens het veelplegersoverleg, waaruit blijkt dat de verdachte tot nu toe weinig heeft meegewerkt aan rapportage en begeleiding. Ook is vermeld dat de verdachte op straat woont aangezien zijn woning is dichtgespijkerd. Tenslotte is ook hier aangegeven dat ISD geïndiceerd is.
Op 19 april 2017 is er telefonisch contact geweest met de heer [naam 4] , casemanager op de afdeling binnen de PI Vught waar de verdachte verblijft. Hij geeft aan dat de verdachte recent zijn woning kwijt is geraakt, waardoor de beperkte stabiliteit op praktisch gebied waar de verdachte nog over beschikte, nu weg is. Ook vertelt hij contact te hebben gehad met de broer van de verdachte, waarmee hij adviezen uit de eerdere reclasseringsrapportages en pro justitia rapporten besproken heeft (namelijk een klinische plaatsing in het kader van ISD). De broer van de verdachte zou zich, net zoals de heer [naam 4] , kunnen vinden in eerdere adviezen.
Op 19 april 2017 is er telefonisch contact geweest met mevrouw [naam 5] , behandelcoördinator van het PPC in Vught. Zij geeft aan dat ze recent contact heeft gehad met de verdachte om na te gaan of hij toestemming gaf om informatie met ons te delen. De verdachte gaf deze toestemming echter niet.
Uit dossieronderzoek komt naar voren dat de verdachte een zorgmijdende cliënt is die (bijna) geen medewerking verleent aan contacten met reclasseringswerkers, psychologen en psychiaters, waardoor er geen verandering in de situatie kan worden bewerkstelligd. In het psychologisch pro justitia onderzoek, opgesteld door [naam deskundige 2] , d.d. 14 december 2106 staat vermeld: “Concluderend geeft het dossier sterke aanwijzingen voor psychotische problematiek bij een meneer met veel problemen in het sociaal-maatschappelijk functioneren. Hij is bekend met delinquent gedrag sinds 1983 en weigert veelal consultaties en onderzoek. Ten tijde van huidige onderzoek was de verdachte onvindbaar voor rapporteur en reclassering doordat hij waarschijnlijk zwervend was. Deze situatie en dit gedragspatroon geeft geen aanwijzingen voor de mogelijkheid van vrijwillige medewerking aan onderzoek en eventuele behandeling. Voor nader onderzoek en eventuele behandeling mede ter voorkoming van verdere teloorgang, is plaatsing in een gesloten forensisch psychiatrische instelling zoals een FPA aanbevelingswaardig.”
Indien verdachte schuldig wordt bevonden, wordt door de reclassering geadviseerd een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.