ECLI:NL:RBROT:2017:4834
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens niet-nakoming van verplichtingen
Op 6 juni 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een schuldenares. De rechtbank had eerder op 19 augustus 2014 de schuldsaneringsregeling uitgesproken. De bewindvoerder verzocht de rechter-commissaris om de regeling tussentijds te beëindigen, omdat de schuldenares haar verplichtingen niet was nagekomen. De rechter-commissaris stemde op 11 april 2017 in met dit verzoek. Tijdens de zitting op 23 mei 2017 werd de schuldenares gehoord, die aangaf dat zij ongepland zwanger was geweest en dat zij onder behandeling was voor haar depressiviteit. De bewindvoerder meldde echter dat de schuldenares geen sollicitatiebewijzen had overgelegd en dat er een boedelachterstand was ontstaan van € 3.314,30. De rechtbank oordeelde dat de schuldenares toerekenbaar tekort was geschoten in haar verplichtingen, waaronder de informatie- en sollicitatieverplichting. De rechtbank concludeerde dat er sinds het vonnis van 20 juni 2016 niets positiefs was veranderd in de situatie van de schuldenares en dat zij onvoldoende hulp had ingeschakeld voor haar problemen. De rechtbank besloot de schuldsaneringsregeling te beëindigen op grond van artikel 350, derde lid, onder c, van de Faillissementswet. Tevens werd het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op maximaal € 3.062,69. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 6 juni 2017.