ECLI:NL:RBROT:2017:4832

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 mei 2017
Publicatiedatum
23 juni 2017
Zaaknummer
10/750144-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot heroïne en hennep

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 mei 2017 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die in Duitsland was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 1000 gram heroïne en 2500 gram hennep in een pand in Rotterdam op 13 juli 2015. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte als gebruiker van het pand op de hoogte was van de aanwezigheid van de verdovende middelen. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet op de hoogte was van de drugs in het pand, maar dit bewijsverweer werd verworpen op basis van tapgesprekken en andere bewijsmiddelen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 30 maanden, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 18 maanden op, rekening houdend met de reeds opgelegde straf in Duitsland en de omstandigheden van de zaak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een significante bijdrage had geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit en dat zijn handelen schadelijk was voor de samenleving. De rechtbank heeft ook de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte gelast.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/750144-15
Datum uitspraak: 9 mei 2017
Tegenspraak (gemachtigde raadsvrouw)
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting gedetineerd in Duitsland,
gemachtigd raadsvrouw mr. Ö. Saki, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 april 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Ahbata heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

Het standpunt van de verdediging ten aanzien van de feiten 3 en 4
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verdachte in de zaak waarvoor hij in Duitsland is veroordeeld heeft verklaard dat hij bij die transporten de koeriers heeft aangestuurd. Hij heeft in zijn algemeenheid over het onder 4 ten laste gelegde feitencomplex verklaard. Dit blijkt uit de verklaring van verdachte die door de raadsvrouw ter terechtzitting is overgelegd. Uit het dossier blijkt verder, in het bijzonder uit de afgeluisterde en opgenomen telefoongesprekken die door de verdachte zijn gevoerd met anderen, dat er communicatie is geweest tussen de verdachte en de koeriers. Ook ten aanzien van feit 3 heeft de verdachte zijn verantwoordelijkheid genomen, aldus de raadsvrouw.
Beoordeling en conclusie;
Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank uit van een bekennende verklaring van de verdachte ten aanzien van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten. Deze feiten kunnen mede gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen, die als bijlage III bij dit vonnis zijn gevoegd, wettig en overtuigend worden bewezen verklaard.
4.1.
Bewijswaardering ten aanzien van de feiten 1 en 2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De verdachte ontkent en betwist dat hij op de hoogte is geweest van het bestaan, laat staan de aanwezigheid van de verdovende middelen in het pand aan de [adres delict] te Rotterdam. De verdachte stelt dat hij wel op de hoogte is geweest in zijn algemeenheid van het feit dat het pand werd gebruikt als voorkeuken voor drugs, dat de drugs daar soms verder werden bewerkt, hetgeen niets zegt over de specifieke tijd feit en plaats met betrekking tot de genoemde hoeveelheden.
Beoordeling :
De rechtbank stelt vast dat de verdachte heeft erkend dat hij als gebruiker van het pand aan de [adres delict] te Rotterdam bekend was met het gebruik van dat pand ten behoeve van de bewerking van harddrugs (heroïne en cocaïne). De in de woning aangetroffen sporen, met name de DNA-profielen aan en in de aangetroffen handschoenen laten bovendien zien dat verdachte zich daar hoogstwaarschijnlijk ook zelf mee bezig heeft gehouden. Bovendien blijkt uit de tapgesprekken die zijn afgeluisterd dat hij rechtstreeks aansturing gaf aan de personen die hij de harddrugs liet vervoeren/uitvoeren naar en richting Duitsland. De heroïne en de hennep zijn aangetroffen in de woning op een zodanige plaats dat (ook) verdachte wist dat deze hoeveelheden drugs in de woning aanwezig waren en op een zodanig moment waarbij verdachte kort daaraan voorafgaand zelf de woning had verlaten. De verdachte heeft vanuit deze woning de onder feit 4 tenlaste gelegde heroïne aan medeverdachte [naam medeverdachte 1] verstrekt. Verdachte heeft voorts niet betwist dat hij de gebruiker was van deze woning. Bovendien kan hij door de inhoud van bepaalde tapgesprekken en de bij hem aangetroffen sleutels en afstandsbediening stevig worden gekoppeld aan (het gebruik van) deze woning.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte op 13 juli 2015 in het pand aan de [adres delict] te Rotterdam, opzettelijk ongeveer 1000 gram heroïne en 2500 gram hennep aanwezig heeft gehad.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op of omstreeks 13 juli 2015 te Rotterdam (in een pand aan de [adres delict] ),
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 1000 gram van een materiaal bevattende heroïne,
zijnde heroïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op of omstreeks 13 juli 2015 te Rotterdam (in een pand aan de [adres delict] )
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 2500 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer
dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II;
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. De (ongeveer) 750 gram heroïne is aan [naam medeverdachte 1] verstrekt te Rotterdam, waarna [naam medeverdachte 1] deze hoeveelheid heroïne heeft vervoerd van Rotterdam naar Goirle. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten op die wijze begaan dat:
3.
hij in de periode van 15 juni 2015 tot en met 13 juli 2015 te
Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen,
afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland
brengen van heroïne en/of cocaïne, in elk geval (een) hoeveelheid/hoeveelheden
van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne, zijnde heroïne en/
cocaïne, middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor
te bereiden en/of te bevorderen
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te
(doen) plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn
en/of
- zich en/of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen
tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen
verschaft
en/of
- voorwerpen en/of /of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist
dat zij bestemd waren tot het plegen van het/de hierboven
bedoelde feit(en)
hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s):
- contacten onderhouden met koeriers en/of
- contacten onderhouden met afnemers en/of
- versnijdingsmiddelen voorhanden gehad;
4.
hij op of omstreeks 13 juli 2015 te Rotterdam , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk heeft
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd ongeveer 750 gram, in
elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
en
hij op of omstreeks 13 juli 2015 te Rotterdam en/of Goirle en/of elders in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk heeft
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd ongeveer 750 gram, in
elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C van de Opiumwet gegeven verbod;

2. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C van de Opiumwet gegeven verbod;

3. medeplegen om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden, door een ander middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit te verschaffen en door stoffen en gelden voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd;

4. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod

en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft in een woning ongeveer een kilogram heroïne en ongeveer 2,5 kilogram hennep aanwezig gehad.
Heroïne is voor de gezondheid van de gebruikers daarvan zeer schadelijk. Gebruik van hennep kan eveneens leiden tot verslaving en andere (ook: psychische) problemen. Het gebruik van deze middelen leidt bovendien tot overlast in de samenleving, onder meer vanwege de met handel in en gebruik van harddrugs gepaard gaande gewelds- en vermogenscriminaliteit.
De rechtbank ziet – blijkens het door de raadsvrouw overgelegde Duits vonnis, van 10 januari 2017 , waarin verdachte ter zake van opiumdelicten is veroordeeld - een grote mate van verwevenheid met deze strafzaak in Duitsland, maar stelt tegelijkertijd vast dat de feiten op de dagvaarding niet aan de orde zijn geweest in de Duitse strafzaak, die immers zag op een groot aantal gevallen van (concrete) invoer van harddrugs in Duitsland.
Daarnaast heeft de verdachte medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] opdracht gegeven om verdovende middelen op bestelling af te leveren en te vervoeren. Ook heeft hij contacten onderhouden met deze koeriers en hen aangestuurd voor wat betreft de te leveren hoeveelheden verdovende middelen. Naast eerdergenoemde hoeveelheden heroïne en hennep, zijn er in de woning ook grote hoeveelheden paracetamol en cafeïne aangetroffen. Het is algemeen bekend dat dit stoffen zijn die worden gebruikt om harddrugs te versnijden en aldus grotere opbrengsten te creëren. Uit de aanwezigheid van andere materialen als weegschalen, lepels, spatels en koffiemolens, blijkt dat die woning werd gebruikt om grotere hoeveelheden verdovende middelen te bereiden, te verwerken en te bewerken. De verdachte heeft zich door aldus te handelen schuldig gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen ten aanzien van harddrugs.
Verder heeft de verdachte aan medeverdachte [naam medeverdachte 1] (ongeveer) 750 gram heroïne verstrekt, zodat [naam medeverdachte 1] die hoeveelheid verder kon vervoeren naar de afnemers daarvan.
Door zijn optreden heeft verdachte er blijk van gegeven bereid te zijn een reële bijdrage te leveren aan de instandhouding van het criminele (hard)drugscircuit in Nederland. Het gebruik van heroïne heeft een ontwrichtende werking op de maatschappij. Verdachte heeft de maatschappij bewust aan deze risico’s blootgesteld en uit persoonlijk gewin gehandeld ten koste van de gezondheid van anderen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 maart 2017, waaruit blijkt dat de verdachte ook in Nederland eerder tot onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen is veroordeeld voor Opiumwet-feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Straffen
Strafmaatverweer
De raadsvrouw heeft betoogd dat de proceshouding van de verdachte ten aanzien van deze feiten een mitigerend effect dient te hebben op de strafmaat. Er is, aldus de raadsvrouw sprake van een situatie waarbij rekening dient te worden gehouden met de strafzaak en de uiteindelijke uitspraak in Duitsland. Er is zowel materieel als formeel sprake van twee elkaar overlappende onderzoeken. Dit is reden te meer waarom de gang van zaken en de hoogte van de straf in het Duits vonnis in bijzondere mate mitigerend moet doorwerken op deze strafzaak en op de straf die wordt opgelegd. Het voorgaande zou moeten betekenen dat kan worden volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel, dan wel (subsidiair) met oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, of, geheel subsidiair, een straf conform de tijd die reeds door de verdachte in voorarrest is doorgebracht.
Beoordeling
Gelet op de aard, ernst en omvang van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in min of meer vergelijkbare soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank acht de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden in beginsel aan de orde.
Met de raadvrouw is de rechtbank het eens dat er sprake is van een verwevenheid met hetgeen de verdachte onder 3 is tenlastegelegd (en ook is bewezenverklaard) en met de feiten waarvoor de verdachte in Duitsland is veroordeeld. De rechtbank heeft geconstateerd dat, gelet op de contacten met de koeriers/vervoerders in Duitsland en de veroordeling van de verdachte daar, niet kan worden uitgesloten dat die feiten reeds bij het bepalen van de strafmaat door de Duitse strafrechters tot op zekere hoogte kunnen zijn meegewogen.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van de straf hiermee in het voordeel van de verdachte rekening, en legt de focus voor de strafbepaling ter zake artikel 10a Opiumwet bij de handelingen die hij Nederland heeft verricht.
Uit het door de raadsvrouw overgelegde vonnis van de Duitse autoriteiten blijkt dat de verdachte in Duitsland ter zake van een aantal maal invoeren van harddrugs in Duitsland is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien jaren. Hoewel strikt genomen artikel 63 van het Wetboek van strafrecht onder deze omstandigheden toepassing mist, ziet de rechtbank in de verwevenheid van de feiten en de reeds opgelegde vrijheidsstraf, aanleiding aan de verdachte een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie gevorderd.
Algemene afsluiting
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen sleutels, afstandsbediening en USB-stick terug te geven aan de verdachte.
8.2.
Beoordeling
Ten aanzien van de in beslag genomen afstandsbediening zal een last worden gegeven tot teruggave aan [naam bedrijf] / [naam] , die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. De sleutels zijn al eerder teruggeven aan deze rechthebbende.
Ten aanzien van de in beslag genomen USB-stick zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3 10, 10a en 11 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan [naam bedrijf] / [naam] van: afstandsbediening;
- gelast de teruggave aan verdachte van: USB-stick.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en D. Visser, rechters,
in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 13 juli 2015 te Rotterdam (in een pand aan de [adres delict] ),
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 1000 gram van een materiaal bevattende heroïne,
zijnde heroïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 3 Opiumwet
2.
hij op of omstreeks 13 juli 2015 te Rotterdam (in een pand aan de [adres delict] )
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 2500 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer
dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II;
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
3.
hij in of omstreeks de periode van 15 juni 2015 tot en met 13 juli 2015 te
Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen,
afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland
brengen van heroïne en/of cocaïne, in elk geval (een) hoeveelheid/hoeveelheden
van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne, zijnde heroïne en/of
cocaïne, (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor
te bereiden en/of te bevorderen
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te
(doen) plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn
en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen
tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen
en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad,
waarvan hij wist of ernstige reden
had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het/de hierboven
bedoelde feit(en)
hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s):
- contacten onderhouden met koeriers en/of
- contacten onderhouden met afnemers en/of
- versnijdingsmiddelen voorhanden gehad;
art 10a lid 1 ahf/sub 3 alinea Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
art 10 lid 5 Opiumwet
4.
hij op of omstreeks 13 juli 2015 te Rotterdam en/of Goirle en/of elders in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk heeft
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd ongeveer 750 gram, in
elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet