ECLI:NL:RBROT:2017:4831

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 april 2017
Publicatiedatum
23 juni 2017
Zaaknummer
10/741394-16 TUL VV 10/108299-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Straatroof en bedreiging met geweld in Rotterdam

Op 21 april 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van straatroof en bedreiging. De verdachte, geboren in [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam. De officier van justitie, mr. A. Ekiz, eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door BoumanGGZ. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, waaronder het onderuit halen van een slachtoffer en het bedreigen van een ander met de dood. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn verstandelijke beperking en middelenafhankelijkheid, toerekeningsvatbaar was, maar in verminderde mate. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling voor verslaving. De rechtbank heeft ook de proeftijd van een eerder vonnis verlengd, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/741394-16
Parketnummer vordering TUL VV: 10/108299-15
Datum uitspraak: 21 april 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsman mr. W.B.M. Bos, advocaat te Oud Beijerland.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 april 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A. Ekiz heeft gevorderd:
  • partiële vrijspraak van het, in het onder 1 ten laste gelegde “met zijn, verdachtes, voet die [naam slachtoffer 1] onderuit halen”;
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar met de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd in het rapport van BoumanGGZ van 24 februari 2017, met dien verstande dat de officier van justitie een korte klinische opname ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek, zoals door de reclassering geadviseerd, niet noodzakelijk acht.

4.Waardering van het bewijs

Bewijswaardering
Anders dan de officier van justitie, houdt de rechtbank de verdachte aan zijn verklaring, ook voor zover die inhoudt dat hij het slachtoffer met zijn voet heeft onderuit gehaald. De rechtbank komt tot bewezenverklaring van ook dat deel van de ten laste legging.
4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op of omstreeks 07 augustus 2016 te Rotterdam
op of aan de openbare weg, te weten de Henegouwerlaan en/of de Akeleistraat,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een portemonnee, inhoudende
- 4 bankpas(sen) en/of
- 2 creditcards en/of
- 1 rijbewijs en/of
- 1 verzekeringspas en/of
- 200 euro (of daaromtrent)
in elk geval
eenenig goed en/of geldbedrag,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- ( met kracht) beetpakken en/of duwen van die [naam slachtoffer 1] en/of (vervolgens) met
zijn, verdachtes, voet die [naam slachtoffer 1] onderuit halen, waardoor die [naam slachtoffer 1] ten
val kwam en/of
- ( terwijl die [naam slachtoffer 1] op de grond lag) uitstrekken van zijn, verdachtes,
arm/hand naar de keel van die [naam slachtoffer 1] en/of
- ( daarbij) toevoegen van de woorden "steek je dood als je je portemonnee niet geeft";
2.
hij op of omstreeks 27 oktober 2016 te Spijkenisse,
op één of meer tijdstippen,
[naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (meermalen)
- een mes aan die [naam slachtoffer 2] voorgehouden/getoond en/of dat mes tegen [naam slachtoffer 2]
/ribben van die [naam slachtoffer 2] geduwd/gehouden en/of
- aan die [naam slachtoffer 2] de woorden toegevoegd: "zo man, ik maak je af" en/of "zo
man, ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg;

2.bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een straatroof.
De verdachte heeft het slachtoffer naar eigen zeggen uitgekozen omdat die onder invloed van alcohol verkeerde en - zo begrijpt de rechtbank - daardoor een relatief makkelijke prooi was om te beroven. Op laffe wijze heeft de verdachte het slachtoffer van achteren benaderd, waarna hij hem heeft geduwd en met zijn voeten onderuit heeft gehaald. Hierdoor is het slachtoffer op de grond gevallen. De verdachte heeft, voorovergebogen boven het slachtoffer, deze vervolgens met de dood bedreigd indien hij zijn portemonnee niet zou afgeven. Het slachtoffer kon niets anders doen dan de verdachte zijn gang laten gaan.
De verdachte heeft uit de broekzak van het slachtoffer diens portemonnee met daarin bankpasjes, creditcards en geld gepakt, waarna hij met de portemonnee is weggerend.
De ervaring leert dat slachtoffers van straatroof, naast de overlast en financiële schade die zij daardoor ondervinden, daar nog gedurende lange tijd nadelige psychische gevolgen door ervaren. De verdachte heeft uitsluitend uit geldelijk gewin gehandeld, de nadelige gevolgen voor de slachtoffer daarbij voor lief nemend.
Voorts heeft de verdachte zich in een beschermde woonomgeving schuldig gemaakt aan een bedreiging van een medebewoner waarbij hij het slachtoffer een mes tegen de ribben heeft geduwd en hem tevens met de dood heeft bedreigd
Aanleiding was een woordenwisseling tussen de verdachte en het slachtoffer om pannen/afwas, en daarmee een volstrekt misplaatste en extreme reactie van de verdachte. Zijn handelen heeft gevoelens van angst en onveiligheid teweeg gebracht bij het slachtoffer.
De rechtbank rekent de verdachte deze feiten zwaar aan. Dit geldt temeer nu de bedreiging is gepleegd tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
10 maart 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages /en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
- Psycholoog [naam deskundige] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 13 februari 2017. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven - onder meer het volgende in.
De verdachte functioneert op licht verstandelijk beperkt niveau, niet alleen op basis van de uitslag van het intelligentieonderzoek, maar ook op basis van zijn functioneren in de maatschappij en de geconstateerde grote ondersteuningsbehoefte. Naast deze verstandelijke beperking toont de verdachte al jarenlang een patroon van (periodieke) middelenafhankelijkheid. In tijden van zijn verslaving aan cocaïne zou de verdachte, mede daartoe aangezet door anderen, ook geregeld grensoverschrijdend gedrag hebben vertoond. Hoewel zijn inschattingsvermogen danig zal zijn beïnvloed door de verstandelijke beperking en het dito gebrekkige redeneringsvermogen en de algemene zucht naar druggebruik, lijkt er, afgaande op de beschrijving door de verdachte en het gedocumenteerde verhaal van het slachtoffer geen aanwijzing te bestaan voor de aanwezigheid van een psychotische episode ten tijde van het plegen van het hem ten laste gelegde. Resumerend lijkt de verstandelijke beperking de verdachte in het dagelijkse leven danig te beperken en zijn keuzemogelijkheden te beïnvloeden. Dit is bij het hem ten laste gelegde zeker ook het geval, versterkt door de craving naar druggebruik en de tekortschietende coping met zijn gevoel van teleurstelling om te gaan. Om die reden wordt de verdachte, ten tijde van het hem ten laste gelegde (indien bewezen), verminderd toerekeningsvatbaar geacht.
Het recidiverisico wordt ingeschat op matig tot hoog.
Naast een plaatsing bij een instelling voor beschermd wonen buiten de regio (waar er restricties bestaan voor middelengebruik) is, zoals beschreven, voornamelijk begeleiding nodig om de adaptieve vaardigheden verder/beter te ontwikkelen, maar ook behandeling voor het versterken van de impulscontrole, coping en zelfregulatie. Gelet op de gewenste begeleidingsstijl van/bij de verdachte en zijn problematiek (verslaving), lijkt behandeling door een FACT-team daarvoor het meest aangewezen. Een dergelijk zorgtraject zou hem kunnen worden opgelegd als bijzondere voorwaarde gekoppeld aan een voorwaardelijk strafdeel. Meldplicht bij de reclassering, ter controle en ter preventie van recidive, lijkt eveneens geïndiceerd.
- Bouman GGZ, afdeling reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 24 februari 2017. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De reclassering onderschrijft het rapport van de psycholoog. Afhankelijk van de locatie waar de verdachte zal worden geplaatst, zal moeten worden onderzocht door welke instelling ambulante zorg kan worden geboden. Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden: meldplicht, behandelverplichting-ambulante behandeling, opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang. De reclassering acht het bij oplegging van de voorwaarde van behandelverplichting van belang dat een kortdurende klinische opname ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek kan plaatsvinden binnen een ambulant behandeltraject.
Reclasseringsinstelling GGZ Bouman Rotterdam heeft daarnaast in een voortgangsverslag van 6 april 2017 verslag gedaan van onder meer haar zoektocht naar een passende instelling voor beschermd wonen. Ter terechtzitting is aan de hand van een recent e-mail bericht van de toezichthouder van verdachte besproken dat een klein aantal instellingen overblijft, maar dat verdachte in elk geval terecht kan bij [naam instelling] in mei of juni 2017.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekeningsvatbaarheid
Nu de conclusie van de psycholoog gedragen wordt door diens bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusie over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
De raadsman heeft een strafmaatverweer gevoerd strekkende dat bij het bepalen van de strafmaat rekening dient te worden gehouden met de omstandigheid dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht waarbij tevens aansluiting moet worden gezocht bij de LOVS-oriëntatiepunten, en voor de duur van de straf niet gekeken moet worden naar het moment dat verdachte terecht kan in een instelling voor beschermd wonen. De raadsman heeft in dat kader bepleit tot oplegging van een onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf van maximaal zeven maanden.
De rechtbank overweegt dat, afgezien van het feit dat ook op basis van de oriëntatiepunten een hogere straf dan zeven maanden gevangenisstraf in de rede ligt, ook overigens de door de verdediging bepleitte straf geen recht doet aan de ernst van de feiten, mede gelet op het strafblad van verdachte. Afgezien daarvan acht de rechtbank het wel degelijk noodzakelijk dat de verdachte
aansluitendaan zijn detentie zal worden geplaatst in die instelling. De verdachte is tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis, wat beschouwd kan worden als een tweede kans, weer in de fout gegaan. Hiermee is duidelijk geworden dat verdachte zich op dit moment onvoldoende kan staande houden in deze maatschappij zonder (ernstige) strafbare feiten te plegen. Ook de over verdachte opgemaakte rapportages wijzen duidelijk in die richting.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank behandeling en begeleiding van de verdachte noodzakelijk. De rechtbank zal aan de verdachte daarom een flink deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. Daaraan zullen de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals geformuleerd door de reclassering in het rapport van
24 februari 2017. Evenals de officier van justitie acht de rechtbank het niet noodzakelijk dat de verdachte een korte klinische opname ondergaat.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 2 september 2015 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal door twee of meer verenigde personen veroordeeld voor zover van belang tot een geldboete van 200,-, subsidiair 4 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 17 september 2015.
8.2.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Gelet op de geringe financiële draagkracht van verdachte is er reden die last niet te geven, doch in plaats daarvan de proeftijd te verlengen met één jaar.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 285 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
4 (vier) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet de veroordeelde zich melden bij de reclassering voor zolang en zo frequent als zij gedurende deze periode nodig acht;
2. de veroordeelde wordt verplicht om zich te laten behandelen bij een (forensische) verslavings- of psychiatrische polikliniek of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde/verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem/haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
3. de veroordeelde wordt verplicht om zijn medewerking te verlenen aan een begeleid/beschermd woontraject in een nader te bepalen instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verlengt de proeftijd van de bij vonnis van 2 september 2015 van de politierechter in deze rechtbank opgelegde voorwaardelijke geldboete met 1 (een) jaar.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L.C. van Walree, voorzitter,
en mrs. A.A. Kalk en S. Jordaan, rechters,
in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 07 augustus 2016 te Rotterdam
op of aan de openbare weg, te weten de Henegouwerlaan en/of de Akeleistraat,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een portemonnee, inhoudende
- 4 bankpas(sen) en/of
- 2 creditcards en/of
- 1 rijbewijs en/of
- 1 verzekeringspas en/of
- 200 euro (of daaromtrent)
in elk geval enig goed en/of geldbedrag,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- ( met kracht) beetpakken en/of duwen van die [naam slachtoffer 1] en/of (vervolgens) met
zijn, verdachtes, voet die [naam slachtoffer 1] onderuit halen, waardoor die [naam slachtoffer 1] ten
val kwam en/of
- ( terwijl die [naam slachtoffer 1] op de grond lag) uitstrekken van zijn, verdachtes,
arm/hand naar de keel van die [naam slachtoffer 1] en/of
- ( daarbij) toevoegen van de woorden "steek je dood als je je portemonnee
niet geeft";
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 27 oktober 2016 te Spijkenisse,
op één of meer tijdstippen,
[naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (meermalen)
- een mes aan die [naam slachtoffer 2] voorgehouden/getoond en/of dat mes tegen [naam slachtoffer 2]
/ribben van die [naam slachtoffer 2] geduwd/gehouden en/of
- aan die [naam slachtoffer 2] de woorden toegevoegd: "zo man, ik maak je af" en/of "zo
man, ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)