ECLI:NL:RBROT:2017:4796

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juni 2017
Publicatiedatum
22 juni 2017
Zaaknummer
10/65045-11
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor actieve ambtelijke corruptie en valsheid in geschrift met vrijspraak van oplichting

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 juni 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van actieve ambtelijke corruptie en valsheid in geschrift. De verdachte, werkzaam als aannemer, heeft verbouwingen verricht voor een stichting die verantwoordelijk is voor openbaar onderwijs in Rotterdam. Hij heeft een beleidsadviseur van deze stichting, die als ambtenaar fungeerde, omgekocht door hem gratis werkzaamheden aan te bieden in ruil voor het verkrijgen van opdrachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan actieve ambtelijke corruptie, omdat de ambtenaar invloed kon uitoefenen op de toewijzing van projecten. De verdachte kreeg een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden opgelegd. De rechtbank sprak de verdachte vrij van oplichting, omdat niet bewezen kon worden dat hij de ambtenaar heeft bevoordeeld met een gift of belofte. De verklaring van de verdachte als klokkenluider werd als voldoende betrouwbaar beschouwd, maar de rechtbank benadrukte dat deze verklaring niet op zichzelf kon staan zonder aanvullende bewijsvoering. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte niet aansprakelijk was voor de gestelde schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/765045-11
Datum uitspraak: 21 juni 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. S. Lodder, advocaat te Capelle aan den IJssel.

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 16, 18, 19 en 23 mei en 7 juni 2017.
Het onderzoek is gesloten op 21 juni 2017.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzittingen van 19 en 23 mei 2017 overeenkomstig de vorderingen van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.J.A. van der Maas heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden.

Waardering van het bewijs

Algemeen
Onderzoek [dossiernaam 1]
Begin 2011 is de verdachte naar buiten getreden als klokkenluider. Hij luidde de klok omdat bij de [naam stichting 1] , die vanaf 2008 het openbaar onderwijs in Rotterdam en omstreken verzorgt, op grove wijze zou worden gefraudeerd. Nadat de verdachte zijn verklaringen bij de Nederlandse Mededingingsautoriteit en de Criminele Inlichtingen Eenheid had afgelegd, heeft hij dit uiteindelijk ook gedaan in het opsporingsonderzoek [dossiernaam 1] . De resultaten van dat opsporingsonderzoek zijn in een achttal zaaksdossiers neergelegd. Op de tenlastelegging van de verdachte is een aantal van de acht zaaksdossiers in diverse feiten uitgewerkt.
Kort samengevat heeft de verdachte verklaard dat binnen [naam stichting 1] medeverdachte [naam medeverdachte 1] (hierna: [naam medeverdachte 1] ) aan een klein clubje mensen, onder wie de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 2] (hierna: [naam medeverdachte 2] ), gedurende een aantal jaren het advies- en aannemingswerk aan de openbare scholen van Rotterdam heeft toebedeeld. Tegenover dat toedelen van deze werkzaamheden zouden volgens de verdachte diverse tegenprestaties hebben gestaan die ten goede zijn gekomen aan [naam medeverdachte 1] . Hij noemt in dat verband - zakelijk weergegeven - een vakantiehuis in Turkije, [dossiernaam 2] aan zijn woning en diverse andere goederen en diensten. In een aantal gevallen is het volgens de verdachte uiteindelijk [naam stichting 1] geweest die opdraaide voor de kosten van de tegenprestaties doordat deze werden doorbelast aan [naam stichting 1] en werden weggeschreven in de administratie van [naam stichting 1] door deze te boeken op de diverse verbouwing- en onderhoudsprojecten aan scholen. Om één en ander te verhullen zijn volgens de verdachte ook vele documenten vals opgemaakt en/of vervalst.
Bij de waardering van het bewijs van de ten laste gelegde feiten speelt vrijwel steeds de verklaring van de verdachte een rol. Voordat kan worden overgegaan tot beantwoording van de vraag of voor de ten laste gelegde feiten voldoende overtuigend bewijs voorhanden is, zal die verklaring van de verdachte op zijn betrouwbaarheid/ geloofwaardigheid moeten worden getoetst.
Betrouwbaarheid verklaring van de verdachte
In zijn algemeenheid kan over de betrouwbaarheid van de verklaring van de verdachte het volgende worden gezegd. De verdachte belast zichzelf met zijn verklaring in grote mate. De intrinsieke betrouwbaarheid - de betrouwbaarheid van de verklaring op zichzelf beschouwd - wordt hierdoor in enige mate vergroot. De andere kant is dat het bedrijf van de verdachte, [naam bedrijf 1] ( [naam bedrijf 1] ) in eerste instantie sterk heeft geprofiteerd van de dubieuze gang van zaken bij [naam stichting 1] , maar dit bedrijf uiteindelijk ook failliet is gegaan als gevolg van afnemende opdrachten van [naam stichting 1] . Het is mede ook de verdachte zelf die deze relatie in zijn verklaring legt. Het is daarom zeker niet onaannemelijk dat de verdachte enige rancune voelt ten aanzien van een of meer van zijn medeverdachten. Om die reden staat de intrinsieke betrouwbaarheid ook in enige mate onder druk.
In het opsporingsonderzoek is, wellicht mede vanwege deze achtergronden, steeds zoveel mogelijk geprobeerd om de verklaringen van de verdachte te verifiëren en te controleren door op zoek te gaan naar feiten en omstandigheden die de verklaring van de verdachte zouden kunnen bevestigen. Dit is op veel punten ook gelukt. Zeker op onderdelen wordt de verklaring van de verdachte bevestigd door bijvoorbeeld de verklaring van zijn zoon en/of door administratieve stukken afkomstig uit - onder meer - de administratie van [naam bedrijf 1] Echter ook in een substantieel aantal gevallen is gebleken dat de verdachte in zijn verklaring heeft verwezen naar stukken die uiteindelijk niet zijn gevonden. Eén en ander raakt de betrouwbaarheid van de verklaring van de verdachte. Ten slotte komt de verdachte soms op essentiële punten op zijn verklaring terug, baseert hij zich naar eigen zeggen soms op geruchten en blijken sommige uitspraken niet waar.
Al met al is de verklaring van de verdachte voldoende betrouwbaar om te worden gebruikt voor het bewijs, maar kan daarop ook niet worden blindgevaren. De verklaring zal daarom met een zekere terughoudendheid aan een eventuele bewezenverklaring ten grondslag worden gelegd. Die terughoudendheid komt er neer dat op de belangrijke onderdelen van de tenlastelegging steeds zal moeten worden gezocht naar enige nadere onderbouwing daarvan in ander bewijsmateriaal alvorens te kunnen concluderen tot overtuigend bewijs voor die onderdelen.
Feit 1: Actieve ambtelijke corruptie
1.1
Vrijspraken zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde met betrekking tot zaaksdossier [dossiernaam 2] op de volgende onderdelen niet wettig en overtuigend is bewezen:
  • een of meer contante geldbedragen;
  • verbouwingen aan de woning van de moeder van [naam medeverdachte 1] ;
  • de aanleg en/of het onderhoud van de tuin rondom de woning van [naam medeverdachte 1] ;
  • een dvd speler, telefoon, vaatwasmachine en/of vaatwasser.
Daarom zal de verdachte daarvan zonder nadere motivering worden vrijgesproken.
1.2
[naam medeverdachte 1] is ambtenaar
Inleiding
Op grond van de bewijsmiddelen staat het volgende vast. Bij besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam is de [naam instantie 1] (hierna: [naam instantie 1] ) per 1 januari 2008 verzelfstandigd, en omgevormd tot twee stichtingen: de Stichting [naam stichting 2] en [naam stichting 1] . Per 1 januari 2008 wordt [naam medeverdachte 1] eervol ontslag verleend als ambtenaar bij de [naam instantie 1] . Hij treedt met ingang van diezelfde datum in dienst bij [naam stichting 1] in de functie van beleidsadviseur. De taken en werkzaamheden van [naam medeverdachte 1] blijven dezelfde. Op de arbeidsovereenkomst is het Ambtenarenreglement Rotterdam van toepassing, voor zover de privaatrechtelijke aard van de dienstbetrekking zich daartegen niet verzet.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat [naam medeverdachte 1] sinds 1 januari 2008 geen ambtenaar meer is. Bij [naam stichting 1] voerde hij zijn werkzaamheden uit op basis van een civielrechtelijke arbeidsovereenkomst. Van een aanstelling met toezicht door of onder verantwoordelijkheid van de gemeente is geen sprake. Als [naam medeverdachte 1] ambtenaar zou zijn, zou het niet nodig zijn te bepalen dat - kort gezegd - zijn pensioenaanspraken bij het ABP ondergebracht worden. Omdat de tenlastegelegde periode ziet op de periode na de verzelfstandiging, moet van de onder feit 1 ten laste gelegde actieve ambtelijke corruptie vrijspraak volgen.
Beoordeling
Artikel 177 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) stelt het omkopen van een ambtenaar strafbaar. Juist is, dat [naam medeverdachte 1] bij [naam stichting 1] op basis van een civielrechtelijke arbeidsovereenkomst werkzaam is. Dat betekent niet, dat hij daarmee geen ambtenaar is in de zin van voornoemde strafrechtelijke bepaling. Het begrip ambtenaar in deze bepaling moet namelijk aldus worden uitgelegd, dat daaronder (ook) valt:
  • degene die onder toezicht en verantwoording van de overheid is aangesteld;
  • in een functie waaraan het openbaar karakter niet kan worden ontzegd;
  • teneinde een deel van de taak van de staat of zijn organen te verrichten.
Deze criteria (in andere volgorde) nalopend komt dit voor [naam medeverdachte 1] op het volgende neer.
Taken [naam stichting 1]
Blijkens artikel 3.1 van de statuten van [naam stichting 1] heeft de stichting - kort samengevat - als doel het uitoefenen van alle taken en bevoegdheden van het bevoegd gezag over die scholen in de zin van de onderwijswetgeving, het doen geven van openbaar onderwijs, en het bijdragen aan de realisatie van het Rotterdamse onderwijsbeleid.
Zoals in deze omschrijving al tot uitdrukking komt, is het (doen) geven van openbaar onderwijs bij uitstek een taak van de overheid. Dat de gemeente Rotterdam een deel van de taken op dit gebied aan [naam stichting 1] heeft overgedragen wil niet zeggen dat het hiermee zijn publieke karakter verliest. [naam stichting 1] verricht dus een overheidstaak.
De functie van [naam medeverdachte 1]
werkt binnen [naam stichting 1] als beleidsadviseur. Hij adviseert het college van bestuur ten aanzien van huisvestingskwesties en ook is hij belast met de uitvoering van aanbestedingen, het meerjaren onderhoudsplan, nieuwbouw en duurzame renovatie bij schoolgebouwen. Deugdelijke huisvesting van scholen valt ontegenzeggelijk binnen het bereik van de publieke taak op het gebied van openbaar onderwijs, zodat het openbaar karakter van deze functie eveneens evident is.
Toezicht en verantwoording
De statuten bepalen dat het bestuur van de stichting wordt gevormd door een algemeen bestuur, waarbinnen het college van bestuur het dagelijks bestuur vormt. Leden van het college van bestuur worden benoemd door de gemeenteraad (hierna: de raad). Er vindt jaarlijks, en zo vaak de raad dat nodig acht, overleg plaats tussen het college van bestuur en de raad over het te voeren beleid en/of verantwoording van het gevoerde beleid van de stichting. Artikel 14 bepaalt dat de gemeenteraad toezicht uitoefent op het bestuur van de stichting. In artikel 19 wordt uiteengezet hoe de raad beleidsplannen en begrotingen van de stichting ter goedkeuring krijgt voorgelegd.
Uit het voorgaande blijkt dat er een toezichthoudende relatie bestaat tussen de gemeente en [naam stichting 1] , en dat de laatste verantwoording af moet leggen aan de raad. Gelet op hetgeen de statuten in dit opzicht vermelden over het college van bestuur, valt niet in te zien waarom - zoals bepleit - de taken van [naam medeverdachte 1] als adviseur van dit college op het gebied van huisvesting hierbuiten zouden vallen.
Conclusie
[naam medeverdachte 1] is ambtenaar in de zin van artikel 177 Sr.
1.3
Functie en taken [naam medeverdachte 1]
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat [naam medeverdachte 1] vanuit zijn functie geen invloed heeft op de toewijzing van projecten aan projectleiders noch op de hoogte van de vergoedingen aan hen. Hij heeft geen uitvoerende taken, en geen contacten met aannemers. Zijn functie is die van beleidsadviseur, maar niet op de afdeling huisvesting; zo’n afdeling bestaat niet bij [naam stichting 1] .
De rechtbank begrijpt dit verweer zo, dat het zinloos was voor [naam medeverdachte 1] om zich om te laten kopen, omdat dit de projectleiders of aannemers niet in een betere positie zou kunnen brengen, en dat de verdachte daarom moet worden vrijgesproken van de ambtelijke corruptie.
Beoordeling
[naam medeverdachte 1] werkt binnen [naam stichting 1] als beleidsadviseur. Hij heeft over zijn functie verklaard dat hij ten tijde van de [naam instantie 1] gedetacheerd was bij [naam instantie 2] , hetgeen staat voor huisvesting en bouwzaken, en dat hij daar na de overgang naar [naam stichting 1] ook nog werkzaam was. Hoewel uit de stukken formeel niet blijkt van een ‘afdeling huisvesting’ binnen [naam stichting 1] , kan hiermee vastgesteld worden dat dit feitelijk wel het geval was, en verklaart dit ook dat verschillende medewerkers van [naam stichting 1] over een afdeling met die naam verklaren.
Met de verdediging stelt de rechtbank vast, dat een duidelijke taakomschrijving van de functie van [naam medeverdachte 1] zich niet in het dossier bevindt. Wel verklaren getuigen, werkzaam bij [naam stichting 1] , hierover. Zo verklaart [naam getuige 1] , werkzaam bij het secretariaat van het bestuursbureau, dat alles op het gebied van huisvesting tot de taken van [naam medeverdachte 1] behoorde, en dat hij zich overal wel mee bemoeide. Uit de verklaring van [naam getuige 2] , beleidsmedewerkster bij huisvesting, blijkt onder meer dat alle werkzaamheden die onder een project vielen voor rekening van [naam medeverdachte 1] kwamen, zowel voor als na de afgifte van een beschikking (van de [naam instantie 3] , rb) en dat hij degene was die de opdrachtbrieven controleerde. [naam getuige 3] (hierna: [naam getuige 3] ), lid van het college van bestuur, beschrijft onder meer dat het maken van een bestek, dus het beschrijven van de werkzaamheden van een project, onder verantwoordelijkheid viel van [naam medeverdachte 1] , maar dat hij het in de praktijk uitbesteedde aan een projectleider.
[naam medeverdachte 1] heeft ter zitting in zijn eigen zaak verklaard dat zijn werkzaamheden in het kader van een bouwproject ophouden als er een budget verkregen is via een beschikking van de [naam instantie 3] van gemeente Rotterdam (hierna: dienst [naam instantie 3] ). De aanbesteding en de uitvoering vinden daarna buiten hem om plaats, hij controleert dan alleen nog of alle werkzaamheden binnen het budget blijven. Dit verhoudt zich niet alleen niet met hetgeen getuigen, zoals zojuist uiteengezet, verklaren, maar ook [naam medeverdachte 1] zelf heeft anders verklaard bij de politie. Zo heeft hij uitgelegd over de werkwijze bij een aanbesteding, dat hij de uitvoering van de projecten controleert. Als [naam medeverdachte 1] wordt gevraagd hoe het gaat als een projectleider als [naam medeverdachte 2] een opdracht wil, dan antwoordt [naam medeverdachte 1] dat die ‘materieel’ eerst bij hem komt. Facturen met betrekking tot projecten komen bij hem, na zijn paraaf op de factuur komt die in het financiële systeem, en wordt het uitbetaald.
Dat [naam medeverdachte 1] ook daadwerkelijk meer invloed had dan hij wil doen voorkomen, blijkt uit de verklaringen van de aannemers en projectleiders zelf. De verdachte zegt immers dat hij zijn opdrachten van [naam medeverdachte 1] niet kwijt wilde raken, en dat hij daarom geen andere keuze had dan mee te werken met het huis in Turkije. [naam medeverdachte 2] wilde [naam medeverdachte 1] graag te vriend houden, omdat hij hoopte dat hij als een soort wederdienst werk dan wel opdrachten zou krijgen. Ook projectleider [naam getuige 4] (hierna: [naam getuige 4] ) verklaart dat hij zijn opdrachten altijd van [naam medeverdachte 1] kreeg.
Conclusie
Uit het voorgaande blijkt dat [naam medeverdachte 1] vanuit zijn functie wel degelijk invloed kon uitoefenen op aan wie projecten vergund werden, de omvang daarvan en de financiële afwikkeling, en dat in de praktijk ook deed.
1.4
Zaaksdossier [dossiernaam 3]
Inleiding
Onder feit 1 is aan de verdachte mede ten laste gelegd dat hij aan [naam medeverdachte 1] een gift, belofte en/of dienst (het omkopingsmiddel) zou hebben gedaan, verleend en/of aangeboden. Het omkopingsmiddel is in de tenlastelegging als volgt omschreven.
‘het accepteren van door/namens [naam bedrijf 2] en/of [naam bedrijf 3] opgestelde valse facturen aan [naam bedrijf 1] / [naam bedrijf 1] en/of (vervolgens) het (door [naam bedrijf 1] / [naam bedrijf 1] ) middels verhoogde en/of valse facturen doorbelasten aan [naam stichting 1] , althans medewerking verlenen aan een (financiële) constructie om kosten en/of afbetalingen voor/aan een vakantiewoning (met het adres [adres 1] ) in [plaats] (Turkije) door te berekenen aan [naam stichting 1] (middels opgehoogde/valse facturen)’
Kort samengevat wordt daarmee aan de verdachte verweten dat hij medewerking zou hebben verleend aan een factuurconstructie.
Standpunt officier van justitie
In reactie op het door de verdediging gevoerde verweer dat niet concreet sprake is van een gift dan wel belofte aan het adres van [naam medeverdachte 1] heeft de officier het volgende naar voren gebracht. De beschreven omkopingsmiddelen moeten niet alleen los, maar ook in combinatie met elkaar worden bezien. In feite bestaan de omkopingshandelingen uit een reeks van gedragingen die elkaar ondersteunen en een gemeenschappelijk doel dienden, namelijk het ter beschikking stellen en houden van een vakantiewoning in Turkije.
Beoordeling
Als de factuurconstructie al zou komen vast te staan en deze zou aan de verdachte kunnen worden tegengeworpen, dan kan niet worden bewezenverklaard dat daarmee sprake is van een gift, belofte en/of dienst. Kern van de omkopingsmiddelen in - onder meer - 177 Sr is namelijk dat er steeds een zekere mate van bevoordeling van het omkopingsmiddel voor de omgekochte moet uitgaan. Die bevoordeling kan groot en duidelijk zijn, of bagatel en subtiel en ook indirecte bevoordeling is mogelijk. Zonder enige bevoordeling van de omgekochte door het omkopingsmiddel echter is van een omkopingsmiddel in de zin van 177 Sr geen sprake.
Anders dan de officier van justitie kennelijk van mening is, heeft de factuurconstructie - hoe welwillend deze ook gelezen wordt - op zichzelf geen enkele bevoordeling van [naam medeverdachte 1] in zich. De stelling van de officier van justitie dat de omkopingsmiddelen niet los, maar in een combinatie met elkaar moeten worden gelezen, is in zekere zin plausibel. Probleem bij de tenlastelegging van de verdachte is dat - in tegenstelling tot die van zijn medeverdachten - maar één oplichtingsmiddel, namelijk de factuurconstructie is omschreven. Van enige samenhang tussen de omkopingsmiddelen, op grond waarvan van bevoordeling van [naam medeverdachte 1] sprake zou kunnen zijn, kan reeds om die reden geen sprake zijn.
Conclusie
Nu niet kan worden bewezen dat er in het zaaksdossier [dossiernaam 3] sprake is geweest van een gift, belofte en/of dienst zal de verdachte van feit 1 voor zover dit betrekking heeft op dat zaaksdossier worden vrijgesproken.
Juridisch kader actieve omkoping
Voordat wordt overgegaan tot verdere concrete beantwoording van de vraag of de verdachte met de verleende gift, belofte of dienst (hierna gezamenlijk: ‘gift’) het oogmerk heeft gehad om [naam medeverdachte 1] als ambtenaar te bewegen tot het geven van meer opdrachten, zal eerst het juridisch kader van dit delictsbestanddeel worden uitgewerkt.
Oogmerk in de zin van artikel 177 Sr is aanwezig wanneer het doen van een ‘gift’ door de gever, naar hij moet hebben beseft, als noodzakelijk en dus voor hem gewild gevolg meebrengt dat de ambtenaar wordt bewogen tot een doen of nalaten in zijn bediening. Het betreft de zwaarste vorm van opzet die bovendien niet op de ‘gift’ maar op het gevolg moet zijn gericht. Voorwaardelijk opzet is niet voldoende. Het beoogde gevolg kan een concrete tegenprestatie zijn en ook het doen ontstaan van een speciale relatie die zal leiden tot een voorkeursbehandeling.
Als dat oogmerk niet (volledig) blijkt uit een door de gever daartoe strekkende verklaring, dient (mede) aan de hand van de feiten en omstandigheden, oftewel de uiterlijke verschijningsvorm van de feiten en omstandigheden van en rondom de ‘gift’, te worden bepaald of de gever met zijn ‘gift’ het oogmerk had om de ambtenaar te bewegen tot een doen of nalaten in zijn bediening. Om de bewijsrechtelijke drempel van oogmerk te halen, dient op die manier minst genomen vast komen te staan dat het niet anders kan zijn dan dat de gever een ‘gift’ aan een ambtenaar heeft gedaan met als doel om een concrete tegenprestatie terug te krijgen of een speciale relatie te doen ontstaan die zal leiden tot een voorkeursbehandeling.
Met bovenstaand criterium als uitgangspunt zal moeten worden beoordeeld of de verdachte het oogmerk had om [naam medeverdachte 1] als ambtenaar te bewegen tot een doen of nalaten.
1.5
Zaaksdossier [dossiernaam 2]
Inleiding
Op grond van de bewijsmiddelen staat het volgende vast. De verdachte heeft met zijn aannemingsbedrijf diverse werkzaamheden verricht voor [naam medeverdachte 1] . De werkzaamheden bestonden uit:
  • [dossiernaam 2] in de badkamer en de wc van de woning van [naam medeverdachte 1] aan de [adres 2] te Capelle aan den IJssel;
  • faciliteren van een groot aantal keer vervoer van en naar de luchthaven voor [naam medeverdachte 1] of zijn familieleden met taxi’s;
  • en het organiseren van een verjaardagsfeestje van de dochter van [naam medeverdachte 1] .
Voor de werkzaamheden is door [naam medeverdachte 1] niet aan (het bedrijf van) de verdachte betaald.
Beoordeling
Dat de verdachte met het uitvoeren van de werkzaamheden het oogmerk heeft gehad om [naam medeverdachte 1] als ambtenaar te bewegen tot een doen of nalaten op een wijze als hiervoor is uiteengezet volgt direct uit zijn eigen verklaring bij de politie. In zijn verhoor van 4 juli 2011 heeft de verdachte op de vraag van de politie:
‘Heeft [naam medeverdachte 1] wel eens tegen jou gezegd, als jij mijn badkamer en studeerkamer en zo doet, dan krijg je van mij werk?’verklaard:
‘Ja, dat was toch logisch, anders kreeg ik geen 2,8 miljoen werk.’Deze verklaring vindt haar ondersteuning in de uiterlijke verschijningsvorm van de feiten en omstandigheden zoals deze blijken uit de bewijsmiddelen. Kort samengevat komen die er - algemeen geformuleerd - op neer dat een aannemer gratis werkzaamheden verricht voor een ambtenaar die de projecten verdeelt.
-
Handelen of nalaten in strijd met plicht
In de rechtspraak is het bestanddeel ‘handelen in strijd met zijn plicht’ zoals opgenomen in artikel 177 Sr ruim uitgelegd. De Hoge Raad heeft zelfs expliciet bepaald dat artikel 177 Sr mede ziet op het doen van giften of beloften aan een ambtenaar teneinde aldus een relatie met die ambtenaar te doen ontstaan of te onderhouden met het doel een voorkeursbehandeling te krijgen.
Vastgesteld is dat de verdachte aan [naam medeverdachte 1] giften en diensten heeft gedaan met het oogmerk een concrete tegenprestatie terug te krijgen of een speciale relatie te doen ontstaan die zal leiden tot een voorkeursbehandeling. Gelet op het voorgaande kan aldus worden bewezen dat de verdachte het oogmerk had om [naam medeverdachte 1] te laten handelen in strijd met hun plicht.
-
Omkoping achteraf
Omdat de giften en diensten op verschillende momenten plaatsvonden in dezelfde periode als de verdachte opdrachten kreeg, hadden deze giften en diensten mogelijk niet alleen het doel zo’n behandeling te krijgen, maar werden ze ook gedaan als dank daarvoor. Daarom acht de rechtbank ook bewezen dat de verdachte de giften en diensten aan [naam medeverdachte 1] heeft gedaan
ten gevolge van of naar aanleiding vaneen handelen of nalaten van [naam medeverdachte 1] , de zogenaamde omkoping achteraf.
Conclusie
Bewezen kan worden dat de verdachte giften en diensten (diverse werkzaamheden) aan [naam medeverdachte 1] heeft gedaan met het oogmerk om [naam medeverdachte 1] te bewegen tot een doen of nalaten en/of ten gevolge van of naar aanleiding van een handelen of nalaten van [naam medeverdachte 1] in strijd met zijn plicht als ambtenaar.
Feiten 2 en 3 Valsheid in geschrift en oplichting
2.2
Zaaksdossier [dossiernaam 4]
2.2.1
Inleiding
Op grond van de bewijsmiddelen staat het volgende vast. Op de openbare montessorischool [naam school 1] te Rotterdam moesten diverse verbouwwerkzaamheden verricht worden in verband met een lekkage bij het dak en problemen met de riolering. Door de dienst [naam instantie 3] werd een bedrag ad € 111.725,75 ter beschikking gesteld om de verbouwing uit te voeren.
Projectleider van dit verbouwproject met nummer [nummer] , dat plaatsvond in 2011, was [naam medeverdachte 2] en de aannemer was [naam bedrijf 1] vertegenwoordigd door de verdachte. [naam bedrijf 1] heeft de opdracht gekregen voor een bedrag dat € 54.000,-- hoger lag dan het bedrag waarmee het bedrijf zich had ingeschreven.
2.2.2
Partiële vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat hetgeen ten laste is gelegd ten aanzien van het proces-verbaal van inschrijving van 8 juli 2009 en de opdrachtverstrekking van 9 juli 2009 (eerste en tweede gedachtestreepje) niet wettig en overtuigend is bewezen.
2.2.3
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat bewezen kan worden verklaard dat de opdracht aan de verdachte door het opnemen van een omvangrijke stelpost voor een veel te hoog bedrag is verleend. De verdachte heeft verklaard, dat vooraf al bekend was dat de betreffende werkzaamheden niet zouden worden uitgevoerd. Er heeft, anders dan het (valse) proces-verbaal van inschrijving wil doen voorkomen, geen inschrijving plaatsgevonden, en de facturen zijn opgehoogd om privé-zaken van [naam medeverdachte 1] via dit project te kunnen doorfactureren. De officier van justitie heeft hierbij onder meer gewezen op de verklaringen van de verdachte.
De officier van justitie acht ten aanzien van de verdachte wettig en overtuigend bewezen dat hij samen met [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] de factuur van 13 juli 2009 valselijk heeft opgemaakt. Hij heeft zich bovendien samen met [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde oplichting.
2.2.4
Beoordeling
-
Werkzaamheden stelpost
[naam medeverdachte 2] heeft - in zijn eigen zaak - tijdens het onderzoek ter terechtzitting verklaard dat de stelpost van deze omvang was, omdat rekening gehouden moest worden met een ‘worst case scenario’. Omdat deze werkzaamheden nog onzeker waren, was het niet de bedoeling dat deze door de inschrijvers meegenomen zouden worden in hun begroting. Daarom is de opdracht vermeerderd met een stelpost, voor elke inschrijver even groot. De werkzaamheden met betrekking tot de riolering zijn wel degelijk verricht. [naam medeverdachte 2] heeft nooit een eindafrekening of een overzicht van meer- of minderwerk gezien, zodat hij niet heeft kunnen nalopen of alle in de stelpost meegenomen werkzaamheden verricht zijn. De aanbesteding heeft gewoon plaatsgevonden.
De verdachte heeft tijdens het onderzoek op de terechtzitting verklaard, dat zijn zoon degene was die de werkzaamheden aan het riool zou uitvoeren, en dat hij bij navraag van hem heeft gehoord, dat deze werkzaamheden wel geheel uitgevoerd zijn.
Op grond van deze verklaringen is het door de officier van justitie geschetste beeld in een ander licht komen te staan. Kern van haar betoog is immers, dat de opdracht verleend is met een vooraf al niet reële stelpost voor werkzaamheden, die niet zijn verricht, en dat daar wel voor betaald is. Dit nu kan niet met voldoende mate van waarschijnlijkheid vastgesteld worden.
De officier van justitie heeft nog gewezen op het onderzoek van het [naam instantie 4] , waarin de conciërge van de school heeft verklaard dat deze rioolwerkzaamheden niet zijn uitgevoerd. De door de [naam instantie 4] ingeschakelde deskundige heeft achteraf, bij gebreke van tekeningen, slechts beperkt onderzoek kunnen doen naar de verrichtte werkzaamheden. Over de werkzaamheden aan het riool vermeldt hij slechts voornoemde mededeling van de conciërge, zonder enige reden van wetenschap te vermelden (pagina 175 zaaksdossier [dossiernaam 4] ). De rechtbank schuift dit schriftelijk bescheid daarom als onvoldoende redengevend terzijde.
-
De facturen van 13 juli 2009
Nu de facturen van 13 juli 2009 overeen stemmen met het met de uiteindelijke opdracht gemoeide bedrag, en in het verlengde van het voorgaande niet gesteld kan worden, dat dit bedrag te hoog of anderszins onjuist is, is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat deze vals opgemaakt zijn, en dat door middel van deze facturen teveel betaald is.
De verklaring van de verdachte, dat met de teveel ontvangen gelden - kort gezegd - mede het huis in Turkije voor [naam medeverdachte 1] en diens badkamer diende te worden gefinancierd, ontbeert hiermee feitelijke onderbouwing. Afgezien daarvan wordt zijn verklaring op dit punt niet ondersteund door aanwijsbare facturen.
-
Was er een aanbesteding?
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat er geen, of geen normale aanbesteding heeft plaatsgevonden met enveloppen, en dat die er op het laatste moment doorheen gedrukt moest worden in verband met de zomervakantie. Bij de rechter-commissaris verklaart hij met betrekking tot [naam school 1] over een aanbesteding, waar een envelop werd opengemaakt en waar ook [naam 1] (hierna: [naam 1] ) bij was. De agenda van [naam 1] vermeldt de bewuste dag (8 juli 2009) een aanbesteding, en hij merkt hierbij op dat alleen hij en het secretariaat afspraken in zijn agenda kunnen zetten. Hoewel [naam 2] , (een van) de (andere) inschrijver(s), zegt zich niet ingeschreven te hebben en zich geen proces-verbaal van inschrijving herinnert, blijft er zodanig veel ruimte voor twijfel, dat de valsheid van het proces-verbaal van inschrijving, en daarmee de oplichting middels dit stuk, niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
2.2.5
Conclusie
De verdachte zal op grond van het voorgaande in dit zaaksdossier worden vrijgesproken van de onder 2 ten laste gelegde valsheid in geschrift.
Het oogmerk tot wederrechtelijke bevoordeling, noch de oplichtingsmiddelen kunnen bewezen worden verklaard en de verdachte dient daarom ook van de onder 3 ten laste oplichting te worden vrijgesproken.
2.3
Zaaksdossier [dossiernaam 5]
2.3.1
Inleiding
Op grond van de bewijsmiddelen staat het volgende vast. Aannemingsbedrijf [naam bedrijf 4] heeft van [naam stichting 1] in 2009 opdracht gekregen voor de verbouwing van de openbare basisschool (O.B.S) [naam school 2] voor een bedrag van € 165.500,-- exclusief BTW. De uitgevoerde werkzaamheden werden dienovereenkomstig gefactureerd in augustus en september 2009 en door [naam stichting 1] betaald. Bij mail van 23 december 2010 heeft medeverdachte [naam medeverdachte 3] (hierna: [naam medeverdachte 3] ) aan [naam medeverdachte 1] een factuur van Aannemingsbedrijf [naam bedrijf 4] , gedateerd 2 juli 2010, gestuurd voor een bedrag van
€ 169.114,99 inclusief BTW, met als omschrijving ‘Verbouwing O.B.S. [naam school 2] ’ en met de vraag of de stukken zo akkoord zijn. Blijkens het projectnummer heeft deze factuur geen betrekking op [naam school 2] , maar op het project [projectnaam 1] . [naam medeverdachte 1] heeft [naam medeverdachte 3] bij mail van 24 december 2010 geantwoord onder meer nog inschrijvingen van drie aannemers nodig te hebben.
2.3.2
De valsheid in geschrift
Partiële vrijspraak zonder nadere motivering
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat hetgeen onder 2 ten laste is gelegd ten aanzien van de opdrachtverstrekking aan Aannemingsbedrijf [naam bedrijf 4] en de factuur van 2 juli 2010 (tweede en derde gedachtestreepje) niet wettig en overtuigend is bewezen. Daarom zal de verdachte daarvan zonder nadere motivering worden vrijgesproken.
-
Het inschrijfbiljet [naam bedrijf 1]
De verdachte heeft de valsheid in geschrift met betrekking tot dit inschrijfformulier bekend. Dit onderdeel van feit 2 zal daarom zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
2.3.3
De oplichting
Standpunt officier van justitie oplichting
Ten aanzien van de oplichting heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld, dat dat integraal wettig en overtuigend kan worden bewezen, nu verdachte en zijn medeverdachten met hun gedragingen hebben bijgedragen aan de oplichting van [naam stichting 1] / [naam instantie 3] en/of de gemeente Rotterdam en dat het niet noodzakelijk is, dat alle gedragingen, iedere valsheid, listige kunstgreep of verdichtsel door allen in nauwe en bewuste samenwerking zijn uitgevoerd, maar dat voldoende is, dat een ieder zijn bewuste bijdrage heeft geleverd aan de oplichting in zijn geheel.
Beoordeling
Uit het dossier blijkt, dat het project [naam school 2] door Aannemingsbedrijf [naam bedrijf 4] overeenkomstig de opdracht is uitgevoerd en gefactureerd en dat diezelfde vennootschap het werk [projectnaam 1] overeenkomstig het bedrag van de begroting heeft gefactureerd en betaald gekregen van [naam stichting 1] .
Uit het dossier blijkt niet, dat [naam stichting 1] / [naam instantie 3] en/of de gemeente Rotterdam is/zijn bewogen tot betaling van enig geldbedrag, het aangaan van een verplichting of een schuld dan waartoe hij of één hunner op grond van de door genoemd aannemingsbedrijf verrichte werkzaamheden gehouden was. Reeds om die reden dient vanwege het ontbreken van het vereiste oogmerk van de onder feit 3 ten laste gelegde oplichting vrijspraak te volgen.
Conclusie
De verdachte wordt van de onder 3 ten laste gelegde oplichting vrijgesproken.
2.4
Zaaksdossier [dossiernaam 6]
Het onder 2 met betrekking tot zaaksdossier [dossiernaam 6] ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit onderdeel van feit 2 zal daarom zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage II heeft de rechtbank verder ten aanzien van feit 2, zaaksdossier [dossiernaam 6] en zaaksdossier [naam school 2] een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde in zoverre heeft bekend en ten aanzien daarvan nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 2 zaaksdossier [dossiernaam 6] en zaaksdossier [naam school 2] ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van januari 2008 tot en met 11 juli 2011 te Rotterdam en/of Capelle aan den IJssel, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en)
een ambtenaar - te weten [naam medeverdachte 1] - , in dienst als hoofd van de afdeling huisvesting en/of projectmanager bij nieuwbouw c.q. renovatiewerkzaamheden bij de Stichting [naam stichting 1] ( [naam stichting 1] ), in elk geval enig ambtelijke functie
(een) gift(en) en /of (een) belofte(n) en/of (een) dienst(en) heeft gedaan/verleend/aangeboden (al dan niet door middel van de/een door hem, verdachte bestuurde vennootschap(pen) [naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 5] )
welke gift(en) en/of (een) belofte(n) en/of (een) dienst(en) aan die [naam medeverdachte 1] heeft/hebben bestaan uit (onder meer)
(zaaksdossier [dossiernaam 2] )
- een of meer contante geldbedragen en/of
- een of meer verbouwingen in/aan de woning van [naam medeverdachte 1] (met het adres [adres 2] , Capelle a/d IJssel) en/of aan de woning van [naam medeverdachte 1] moeder en/of
- aanleg en/of onderhoud van de tuin rondom de woning van [naam medeverdachte 1] (met het adres [adres 2] , Capelle a/d IJssel) en/of
- faciliteren van vervoer van en naar de luchthaven en/of
- organiseren en/of betalen van de kosten van het (verjaardags)feestje van [naam medeverdachte 1] dochter ( [naam 3] ) en/of
- een laptop en/of dvd-speler en/of telefoon(s) en/of wasmachine en/of vaatwasser,
- met het oogmerk om die ambtenaar ( [naam medeverdachte 1] ), te bewegen in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, iets te doen en/of na te laten, en/of
- ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door die ambtenaar ( [naam medeverdachte 1] ), in zijn huidige en/of vroegere bediening, in strijd met zijn plicht is gedaan en/of nagelaten
te weten (telkens)
het handelen in strijd met het beleid van [naam stichting 1] en/of de aanbestedingsprocedure en/of
het (pogen te) beïnvloeden van besluitvormingsprocedures van [naam stichting 1] en/of
het geven van een voorkeursbehandeling (anders dan om zakelijke redenen) en/of
het doen ontstaan en/of onderhouden van een relatie anders dan op basis van objectieve gronden zou behoren;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 11 juli 2011,
te Rotterdam en/of Capelle aan den IJssel en/of Soest en/of Nieuwerkerk aan den IJssel en/of Uden en/of Veghel, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen
meermalen, althans eenmaal (telkens) (een inschrijfformulier(en) en/of (een) opdrachtverstrekking(en) /opdrachtbrie(f)(ven) en/of (een) offerte(s) en/of (een) factu(u)r(en), zijnde (elk) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen en daar (telkens) valselijk - immers in strijd met de waarheid -
(in zaaksdossier [naam school 2] )
onder meer:
- het inschrijfbiljet van [naam bedrijf 1] / [naam bedrijf 1] opgesteld en/of doen/laten opstellen en/of het bedrag reeds ingevuld en/of doen/laten invullen terwijl geen sprake was van een bieding (p. 344)
- de opdrachtverstrekking aan Aannemingsbedrijf [naam bedrijf 4] met het kenmerk AR-79713/B5/ [naam instantie 3] inzake SBO [naam school 2] (p. 335) geantedateerd en/of doen/laten antedateren en/of doen/laten voorzien van een (gekopieerde) naam en/of een (gekopieerde) handtekening (p. 207, 220, 234-237) en/of
- op de factuur d.d. 2 juli 2010, factuurnummer 15835 - 9800020 de omschrijving en/of de bedragen aangepast en/of doen/laten aanpassen (p. 103, 106 e.v.)
en/of
(in zaaksdossier [dossiernaam 3] )
op (een) factu(u)r(en) van [naam bedrijf 3] aan [naam bedrijf 1] / [naam bedrijf 1] , waaronder
- een factuur d.d. 11 maart 2008, factuurnummer 0803.03 (p. 41) en/of
- een factuur d.d. 3 april 2009, factuurnummer 0904.01(p. 49)
en/of
op factu(u)r(en) van [naam bedrijf 2] aan [naam bedrijf 1] / [naam bedrijf 1] , waaronder
- een factuur d.d. 30 september 2008, factuurnummer 08.0047 (p.45) en/of
- een factuur d.d. 3 april 2009, factuurnummer 09.011(p. 48)
werkzaamheden beschreven en/of doen laten omschrijven die niet, althans niet in zijn geheel zijn uitgevoerd
zulks met het oogmerk om (telkens) een of meer van voormelde geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van het aanbieden van een gift en/of het verlenen van een dienst aan een ambtenaar met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, iets te doen en/of na te laten, meermalen gepleegd

en/of

medeplegen van het aanbieden van een gift en/of het verlenen van een dienst aan een ambtenaar ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door die ambtenaar in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, is gedaan en/of nagelaten, meermalen gepleegd;
2.
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

Motivering straf

Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte verrichtte als aannemer werkzaamheden voor [naam stichting 1] . Dit betroffen werkzaamheden bij verbouwingsprojecten bij scholen. In dat kader had hij een zakelijke relatie met [naam medeverdachte 1] , die als ambtenaar werkzaam was bij [naam stichting 1] .
De verdachte heeft verbouwingen verricht aan de woning van [naam medeverdachte 1] (de badkamer en de wc), taxiritten voor [naam medeverdachte 1] en zijn familieleden geregeld en een verjaardagsfeestje voor de dochter van [naam medeverdachte 1] georganiseerd. [naam medeverdachte 1] heeft hem daar niets voor hoeven te betalen. De verdachte heeft dit gedaan met de intentie meer opdrachten te krijgen, en heeft de ambtenaar [naam medeverdachte 1] aldus omgekocht. Hiermee heeft de verdachte (indirect) het vertrouwen in de integriteit van ambtenaren en het vertrouwen van burgers in de overheid geschaad. De verdachte kreeg hierdoor ook meer opdrachten. De omzet van zijn bedrijf steeg daardoor, zoals hij zelf ook heeft verklaard, enorm. Gelet op deze grote bevoordeling, kan hij gezien worden als de corrumperende aannemer in deze zaak. Dit legt bij de op te leggen straf gewicht in de schaal.
De verdachte heeft zich ook meerdere malen schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift. Hij heeft een inschrijfbiljet van zijn bedrijf vals opgesteld. Dit inschrijfbiljet werd gebruikt in het kader van een verbouwingsproject bij de school [naam school 2] . Ook heeft hij, samen met [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] , een aantal valse facturen opgesteld. Met deze handelingen heeft hij het vertrouwen beschaamd dat men in het maatschappelijk verkeer in de juistheid van deze stukken moet kunnen stellen.
Persoonlijke omstandigheden
Acht is geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 februari 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Conclusie
De rechtbank ziet, met name gelet op de vrijspraak voor feit 3 en de partiële vrijspraken bij de feiten 1 en 2, geen aanleiding voor oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals is geëist door de officier van justitie.
Toch is een zware straf op zijn plaats in de vorm van een forse taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstaf. Als leidraad bij het bepalen van de hoogte van de straf is gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. In strafverminderende zin wordt in aanmerking genomen dat de verdachte als ‘klokkenluider’ heeft opgetreden en zo de misstanden aan het licht heeft gebracht. Hij heeft openheid van zaken gegeven en daarbij ook de verantwoordelijkheid genomen voor zijn eigen strafbare handelen. Dat heeft hij ook gedaan op de terechtzitting. Ook wordt in aanmerking genomen dat het bedrijf van de verdachte uiteindelijk, ondanks de eerdere enorme groei, toch failliet is gegaan. Daarnaast wordt in strafmatigende zin meegenomen dat de verdachte een blanco strafblad heeft en dat er veel media-aandacht is geweest voor deze zaak, zowel aan de start en in de loop van het onderzoek als bij de behandeling van de zaak op de terechtzitting. De officier van justitie heeft gesteld dat die media-aandacht het directe gevolg is van de aard en de omvang van de verdenkingen tegen de verdachten in deze zaak (ambtelijke omkoping en fraude bij [naam stichting 1] ). Dat is waar, maar dat neemt niet weg dat de impact van de zaak op de verdachte en zijn leven door die media-aandacht wel is vergroot. De verdenkingen tegen hem en zijn medeverdachten waren algemeen bekend en bleven door de lange tijd, die is verstreken tot aan de behandeling van de zaak, ook lang ‘rondsuizen’, zonder een echte mogelijkheid voor het geven van een weerwoord hierop. Daarom wordt dit - anders dan de officier van justitie wenste - in enige mate meegewogen bij het bepalen van de straf.
Verder neemt de rechtbank ambtshalve in aanmerking dat in deze zaak de redelijke termijn is geschonden. In deze zaak moet worden uitgegaan van een redelijke termijn van 2 jaar waarbinnen de zaak voor de rechtbank zou moeten zijn berecht. Deze termijn is in dit geval aangevangen in juli 2011 toen in deze zaak meerdere doorzoekingen hebben plaatsgevonden en de verdachte ook als verdachte is gehoord. Tussen juli 2011 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van bijna 6 jaar. Er is dus sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van bijna 4 jaar. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf.
Alles afwegend zou de rechtbank, in het geval de redelijke termijn niet zou zijn overschreden, een taakstraf voor de duur van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden hebben opgelegd.
Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank de verdachte een taakstraf voor de duur van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden opleggen.

Vordering benadeelde partij

Inleiding
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] , bijgestaan door mr. J. Barensen, ter zake van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 153,319,99 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gestelde schade bestaat uit de volgende posten:
  • een bedrag van € 74.922,99 aan rechtstreekse schade als gevolg van de feiten in zaaksdossier [dossiernaam 4] ;
  • een bedrag van € 78.397,-- aan onderzoekskosten van [naam bedrijf 6] (hierna: [naam bedrijf 6] ), te weten 10 % van de totale onderzoekskosten van € 783.974,71, welk deel volgens de benadeelde partij kan worden aangemerkt als redelijke kosten ter vaststelling van de schade (in de zin van artikel 6:96, tweede lid onder b van het Burgerlijk Wetboek) in de zaken [dossiernaam 7] , [dossiernaam 4] en [naam school 2] .
De benadeelde partij vordert tevens om de verdachte te veroordelen in de kosten die zij heeft gemaakt voor juridische bijstand in deze procedure ter hoogte van € 5.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Beoordeling
De verdachte wordt vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde (in zaaksdossier [dossiernaam 4] en [naam school 2] ) en eveneens van hetgeen onder 2 ten laste is gelegd in zaaksdossier [dossiernaam 4] . De verdachte is niet vervolgd voor enig zaaksdossier van [dossiernaam 7] , en niet valt in te zien hoe de enkele valsheid in geschrift inzake [naam school 2] rechtstreekse schade kan opleveren, dus ook niet de kosten voor een onderzoek daarnaar. Reeds om deze reden moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Conclusie
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten die de verdachte ter verdediging van de vordering heeft gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil. De vordering van de benadeelde partij verdachte te veroordelen in de kosten van juridische bijstand van de benadeelde partij wordt afgewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 177 (oud) en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. L.C. van Walree en F.W.H. van den Emster, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I

Tekst gewijzigde tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van januari 2008 tot en
met 11 juli 2011 te Rotterdam en/of Capelle aan den IJssel, althans in
Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en)
een ambtenaar - te weten [naam medeverdachte 1] - , in dienst als hoofd van de afdeling
huisvesting en/of projectmanager bij nieuwbouw c.q. renovatiewerkzaamheden
bij de Stichting [naam stichting 1] ( [naam stichting 1] ), in elk geval
enig ambtelijke functie
(een) gift(en) en /of (een) belofte(n) en/of (een) dienst(en) heeft
gedaan/verleend/aangeboden (al dan niet door middel van de/een door hem,
verdachte bestuurde vennootschap(pen) [naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 7]
)
welke gift(en) en/of (een) belofte(n) en/of (een) dienst(en) aan die [naam medeverdachte 1]
heeft/hebben bestaan uit (onder meer)
( zaaksdossier [dossiernaam 6] )
- het accepteren van door/namens [naam bedrijf 2] en/of [naam bedrijf 3]
opgestelde valse facturen aan [naam bedrijf 1] / [naam bedrijf 1] en/of
(vervolgens) het (door [naam bedrijf 1] / [naam bedrijf 1] ) middels verhoogde
en/of valse facturen doorbelasten aan Stg. [naam stichting 1] , althans medewerking verlenen
aan een (financiële) constructie om kosten en/of afbetalingen voor/aan een
vakantiewoning (met het adres [adres 1] ) in
[plaats] (Turkije) door te berekenen aan [naam stichting 1] (middels opgehoogde/valse
facturen)
en/of
( zaaksdossier [dossiernaam 2] )
- een of meer contante geldbedragen en/of
- een of meer [dossiernaam 2] in/aan de woning van [naam medeverdachte 1] (met het adres
[adres 2] , Capelle a/d IJssel) en/of aan de woning van [naam medeverdachte 1] moeder en/of
- aanleg en/of onderhoud van de tuin rondom de woning van [naam medeverdachte 1] (met het
adres [adres 2] , Capelle a/d IJssel) en/of
- faciliteren van vervoer van en naar de luchthaven en/of
- organiseren en/of betalen van de kosten van het (verjaardags)feestje van
[naam medeverdachte 1] dochter ( [naam 3] ) en/of
- een laptop en/of dvd-speler en/of telefoon(s) en/of wasmachine en/of
vaatwasser,
- met het oogmerk om die ambtenaar ( [naam medeverdachte 1] ), te bewegen in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, iets te doen en/of na te laten, en/of
- ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door die ambtenaar ( [naam medeverdachte 1] ), in
zijn huidige en/of vroegere bediening, in strijd met zijn plicht is gedaan
en/of nagelaten
te weten (telkens)
het handelen in strijd met het beleid van [naam stichting 1] en/of de
aanbestedingsprocedure en/of
het (pogen te) beïnvloeden van besluitvormingsprocedures van [naam stichting 1]
en/of
het geven van een voorkeursbehandeling (anders dan om zakelijke redenen) en/of
het doen ontstaan en/of onderhouden van een relatie anders dan op basis van
objectieve gronden zou behoren;
(art 177 jo 47 WvSr)
art 177 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot
en met 11 juli 2011,
te Rotterdam en/of Capelle aan den IJssel en/of Soest en/of Nieuwerkerk aan
den IJssel en/of Uden en/of Veghel, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen
meermalen, althans eenmaal (telkens) (een inschrijfformulier(en) en/of (een)
opdrachtverstrekking(en)/opdrachtbrie(f)(ven) en/of (een) offerte(s) en/of
(een) factu(u)r(en), zijnde (elk) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs
van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of heeft doen opmaken
en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen en daar (telkens)
valselijk - immers in strijd met de waarheid -
(in zaaksdossier [dossiernaam 4] )
onder meer:
- op het proces-verbaal van inschrijving d.d. 8 juli 2009 van [naam bedrijf 2]
, betreffende werkzaamheden obs [naam school 1] ingeschreven
bedrijven/ aannemer(s) genoemd en/of doen/laten noemen die niet bij de
inschrijving betrokken is/zijn geweest en/of geen offerte heeft/hebben
uitgebracht en/of een paraaf en/of handtekening en/of stempel geplaatst
en/of doen/laten plaatsen van [naam getuige 3] en/of [naam 1] , althans van
medewerkers van [naam stichting 1] en/of
- ( op) de opdrachtverstrekking d.d. 9 juli 2009 inzake [naam school 1] ,
projectnummer [nummer] aan [naam bedrijf 1] / [naam bedrijf 1] het offertebedrag
verhoogd en/of doen/laten verhogen met een stelpost van 54.500,- voor
werkzaamheden die niet, althans niet t.b.v. [naam school 1] zouden worden
uitgevoerd en/of
- de factuur d.d. 13-07-2009, factuurnummer 200930460, ter zake werkzaamheden
obs [naam school 1] , 1e termijn verhoogd en/of doen/ laten verhogen tot een bedrag
van 27.477,54 (p. 367 e.v.) en/of
(in zaaksdossier [naam school 2] )
onder meer:
- het inschrijfbiljet van [naam bedrijf 1] / [naam bedrijf 1] opgesteld en/of
doen/laten opstellen en/of het bedrag reeds ingevuld en/of doen/laten
invullen terwijl geen sprake was van een bieding (p. 344)
- de opdrachtverstrekking aan Aannemingsbedrijf [naam bedrijf 4] met het
kenmerk AR-79713/B5/ [naam instantie 3] inzake SBO [naam school 2] (p. 335) geantedateerd en/of
doen/laten antedateren en/of doen/laten voorzien van een (gekopieerde) naam
en/of een (gekopieerde) handtekening (p. 207, 220, 234-237) en/of
- op de factuur d.d. 2 juli 2010, factuurnummer 15835 - 9800020 de
omschrijving en/of de bedragen aangepast en/of doen/laten aanpassen (p. 103,
106 e.v.)
en/of
(in zaaksdossier [dossiernaam 3] )
op (een) factu(u)r(en) van [naam bedrijf 3] aan [naam bedrijf 1] / [naam bedrijf 1]
waaronder
- een factuur d.d. 11 maart 2008, factuurnummer 0803.03 (p. 41) en/of
- een factuur d.d. 3 april 2009, factuurnummer 0904.01(p. 49)
op factu(u)r(en) van [naam bedrijf 2] aan [naam bedrijf 1] / [naam bedrijf 1]
waaronder
- een factuur d.d. 30 september 2008, factuurnummer 08.0047 (p.45) en/of
- een factuur d.d. 3 april 2009, factuurnummer 09.011(p. 48)
werkzaamheden beschreven en/of doen laten omschrijven die niet, althans niet
in zijn geheel zijn uitgevoerd
zulks met het oogmerk om (telkens) een of meer van voormelde geschrift(en)
als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen
gebruiken;
(art. 225 jo 47 WvSr)
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2008
tot en met 11 juli 2011, te Rotterdam, en/of Capelle aan den IJssel en/of
Soest en/of Nieuwerkerk aan den IJssel en/of Uden en/of Veghel, althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen
meermalen, althans eenmaal,
(telkens)
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
(telkens) door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid
en/of door één of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van
verdichtsels,
de Stichting [naam stichting 1] ( [naam stichting 1] ) en/of de [naam instantie 3]
gemeente Rotterdam ( [naam instantie 3] ) en/of de gemeente
Rotterdam heeft/hebben bewogen tot het aangaan van (een) schuld(en) en/of
verplichting(en) voortvloeiend uit een overeenkomst, althans heeft opgelicht
tot betaling van een of meer geldbedrag(en),
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s)
met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of
listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid,
(zaaksdossier [dossiernaam 4] )
mbt het/de verbouwproject(en) ( [projectnaam 2] ) aan/bij Openbare Basisschool [naam school 1]
onder meer:
- op het proces-verbaal van inschrijving d.d. 8 juli 2009 van [naam bedrijf 2]
, betreffende werkzaamheden obs [naam school 1] ingeschreven bedrijven
/aannemer(s) genoemd en/of doen/laten noemen die niet bij de inschrijving
betrokken is/zijn geweest en/of geen offerte heeft/hebben uitgebracht en/of
een paraaf en/of handtekening en/of stempel geplaatst en/of doen/laten
plaatsen van [naam getuige 3] en/of [naam 1] , althans van medewerkers van [naam stichting 1] en/of
- ( op) de opdrachtverstrekking d.d. 9 juli 2009 inzake [naam school 1] ,
projectnummer [nummer] aan [naam bedrijf 1] / [naam bedrijf 1] het offertebedrag
verhoogd en/of doen/ laten verhogen met een stelpost van 54.500,- voor
werkzaamheden die niet , althans niet t.b.v. [naam school 1] zouden worden
uitgevoerd en/of (vervolgens)
- de (deel)facturen gerelateerd aan het oorspronkelijke offertebedrag van
[naam bedrijf 1] / [naam bedrijf 1] ad 22.467,90 gecrediteerd en/of doen/laten
crediteren en/of (vervolgens)
- de factu(u)r(en) ter zake werkzaamheden obs [naam school 1] met factuurnummer
200930460 (p. 686) en/of factuurnummer 200930461 (p. 688) en/of factuurnummer
200930462 (p. 690) en/of factuurnummer 200930681(p. 692) verhoogd en/of doen
/laten verhogen en/of (vervolgens)
- deze factu(u)r(en) in de administratie van [naam stichting 1] opgenomen en/of doen/laten
opnemen en/of geaccordeerd en/of doen/laten accorderen en/of betaalbaar
gesteld en/of doen/laten betaalbaar stellen;
en/of
(zaaksdossier [naam school 2] )
mbt het/de verbouwproject(en) aan/bij Openbare Basisschool [naam school 2]
onder meer:
- de opdrachtverstrekking aan Aannemingsbedrijf [naam bedrijf 4] met het
kenmerk AR-79713/B5/ [naam instantie 3] inzake SBO [naam school 2] (p. 207) geantedateerd en/of
doen/laten antedateren en/of doen/laten voorzien van een (gekopieerde) naam
en/of een (gekopieerde) handtekening (p. 207, 220, 234-237) en/of
- op de factuur d.d. 2 juli 2010, factuurnummer 15835 - 9800020 de
omschrijving en/of de bedragen aangepast en/of doen/laten aanpassen (p. 103,
106 e.v.) en/of (vervolgens)
- deze factuur in de administratie van [naam stichting 1] opgenomen en/of doen/laten
opnemen en/of geaccordeerd en/of doen/laten accorderen en/of betaalbaar
gesteld en/of doen/laten betaalbaar stellen;
waardoor [naam stichting 1] , althans de stichting en/of [naam instantie 3] , althans die dienst, althans de
gemeente Rotterdam (telkens) werd(en) bewogen tot afgifte van (een)
geldbedrag(en) en/of het aangaan van verplichting(en) en/of schulden;
(art 326 jo 47 WvSr)
art 326 Wetboek van Strafrecht