ECLI:NL:RBROT:2017:4753

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juni 2017
Publicatiedatum
20 juni 2017
Zaaknummer
5650421 CV EXPL 17-1822
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis over de rechtsgeldigheid van een wijziging van een abonnementsovereenkomst in het kader van de Telecommunicatiewet

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 juni 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen Valkenswaardse Drankengroothandel Claes B.V. (hierna: VDC) en Voordeelregeling B.V. (hierna: Voordeelregeling). VDC had een vordering ingesteld tegen Voordeelregeling, waarin zij stelde dat er geen rechtsgeldige wijziging van hun abonnementsovereenkomst had plaatsgevonden. De overeenkomst was in 2015 mondeling tot stand gekomen en betrof een abonnement voor zakelijke telefonie zonder Belvrij voor onbepaalde tijd. Voordeelregeling had deze overeenkomst eenzijdig omgezet naar een Belvrij-abonnement met een contractstermijn van twee jaar, zonder dat er schriftelijke vastlegging van de oorspronkelijke overeenkomst was. VDC betwistte de rechtsgeldigheid van deze wijziging en vorderde terugbetaling van een afkoopsom die zij onder protest had betaald.

De kantonrechter oordeelde dat er geen schriftelijk vastgelegde bedingen waren in de overeenkomst die Voordeelregeling het recht gaven om de overeenkomst eenzijdig te wijzigen. De rechter benadrukte dat wijzigingen in een overeenkomst alleen kunnen plaatsvinden met instemming van beide partijen, tenzij er een specifiek beding is dat dit toestaat. Aangezien Voordeelregeling niet kon aantonen dat VDC had ingestemd met de wijziging, werd de vordering van VDC toegewezen. Voordeelregeling werd veroordeeld tot terugbetaling van het door VDC betaalde bedrag, vermeerderd met rente, en in de proceskosten.

Dit vonnis benadrukt het belang van schriftelijke overeenkomsten en de noodzaak voor aanbieders van diensten om hun klanten op de juiste wijze te informeren over wijzigingen in contractvoorwaarden, conform de Telecommunicatiewet. De uitspraak heeft implicaties voor de rechtsgeldigheid van eenzijdige wijzigingen in abonnementsovereenkomsten en de bescherming van consumentenrechten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 5650421 \ CV EXPL 17-1822
uitspraak: 16 juni 2017
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Valkenswaardse Drankengroothandel Claes B.V.,
gevestigd te Valkenswaard,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 6 januari 2017,
gemachtigde: mr. N. de Bie te Bergeijk,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Voordeelregeling B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
in het geding verschenen bij [G.].
Partijen zullen hierna worden aangeduid als ‘VDC en ‘Voordeelregeling’.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennisgenomen:
  • de dagvaarding, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het tussenvonnis van 23 februari 2017 waarbij een comparitie van partijen is gelast;
  • het proces-verbaal van de op 6 april 2017 gehouden comparitie van partijen.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, danwel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken staat tussen partijen het volgende vast:
2.1.
Tussen partijen is in 2015 mondeling een overeenkomst tot stand gekomen. Deze overeenkomst behelst een abonnement voor zakelijke telefonie ‘zonder Belvrij’ voor onbepaalde tijd met een opzegtermijn van drie maanden.
2.2.
Bovengenoemde overeenkomst is niet schriftelijk vastgelegd. Ook zijn er geen algemene voorwaarden overgelegd aan VDC.
2.3.
Voordeelregeling heeft na het sturen van een zogenaamde opt-out mail d.d. 31 mei 2016 het ‘zonder Belvrij’ abonnement per 1 juni 2016 (éénzijdig) omgezet naar een ‘Belvrij’ abonnement met een contractstermijn van twee jaar.
2.4.
Naar aanleiding van een opzegging door VDC heeft Voordeelregeling haar een afkoopsom in rekening gebracht van € 1.960,- voor de tot 31 juli 2018 verschuldigde termijnen. VDC heeft deze afkoopsom onder protest en voorbehoud van alle rechten betaald.

3.De vordering

3.1.
VDC heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Voordeelregeling te veroordelen aan haar te betalen € 1.960,20 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke (handels)rente daarover vanaf de dag van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, en € 330,- aan buitengerechtelijke kosten, met veroordeling van Voordeelregeling in de proceskosten, vermeerderd met rente.
3.2.
Aan haar vordering legt VDC - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag dat zij na 31 mei 2016 nooit enig aanbod van Voordeelregeling heeft aanvaard en er derhalve tussen partijen geen rechtsgeldig gewijzigde overeenkomst tot stand is gekomen. VDC kan dan ook niet op grond van deze niet tot stand gekomen overeenkomst gehouden worden om een afkoopsom te voldoen, zodat de reeds gedane betaling hiervan aan Voordeelregeling als onverschuldigd dient te worden aangemerkt. Voordeelregeling is dan ook gehouden het door VDC onder protest betaalde bedrag van € 1.920,- vermeerderd met rente en met € 330,- aan buitengerechtelijke kosten aan VDC te vergoeden.

4.Het verweer

Voordeelregeling heeft de vordering betwist en heeft daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – aangevoerd dat de in 2015 tussen partijen gesloten overeenkomst per 1 juli 2016 rechtsgeldig is gewijzigd. Voordeelregeling heeft via een zogenaamde opt-out mailbericht van 31 mei 2016 VDC op de hoogte gesteld van de voorgenomen wijziging in de abonnementsvorm en daarbij conform artikel 7.2 van de Telecommunicatiewet de gelegenheid geboden aan VDC om binnen één maand kenbaar te maken hier geen gebruik van te willen maken. Ten overvloede is per opt-out mail van
11 augustus 2016 nogmaals een termijn van een maand geboden om van het aanbod af te zien. Nu VDC niet heeft gereageerd op een van deze mailberichten is de overeenkomst rechtsgeldig gewijzigd in een overeenkomst met een contractstermijn van 24 maanden en is VDC, nu zij heeft opgezegd voor afloop van deze termijn, een afkoopsom voor de resterende termijnen verschuldigd aan Voordeelregeling.

5.De beoordeling

5.1.
Voordeelregeling heeft haar verweer dat de overeenkomst rechtsgeldig werd gewijzigd onder meer gegrond op artikel 7.2 lid 1 van de Telecommunicatiewet. Daarin is opgenomen dat een aanbieder van een openbare telecommunicatiedienst ten minste een maand voordat een voorgenomen wijziging van een beding dat is opgenomen in een overeenkomst van kracht wordt, de abonnee de mogelijkheid biedt de overeenkomst kosteloos te beëindigen en de abonnee op genoegzame wijze op de hoogte stelt van de inhoud van de voorgenomen wijziging van de mogelijkheid om de overeenkomst kosteloos te beëindigen.
5.2
Uit de vaststaande feiten vloeit voort dat er in deze geen sprake is van schriftelijk vastgelegde bedingen in een overeenkomst, laat staan dat er sprake is van enig beding uit hoofde waarvan het Voordeelregeling zou zijn toegestaan om de overeenkomst eenzijdig te wijzigen. Art. 7.2 van de Telecommunicatiewet ziet op het recht dat een abonnee heeft om de overeenkomst te beëindigen indien de aanbieder een beding in de overeenkomst wil wijzigen. Dit ongeacht enig andersluidend beding. Uit dit artikel vloeit niet het omgekeerde voort dat het de aanbieder - zonder enig daartoe strekkend beding in de overeenkomst – het recht geeft om een overeenkomst tot stand te brengen of te wijzigen.
Naar Nederlands recht kunnen bedingen in een overeenkomst enkel worden gewijzigd indien partijen daarmee instemmen tenzij een van de partijen bedongen heeft dat zij alle of bepaalde contractuele voorwaarden éénzijdig kan wijzigen. Daarbij kan thans in het midden blijven of het omzetten van een contract voor onbepaalde tijd in één van bepaalde tijd voor de duur van twee jaar niet als een wijziging van een kernbeding in de overeenkomst dient te worden aangemerkt (art. 6:231a BW).
5.3.
Nu gebleken is dat partijen een dergelijk beding niet zijn overeengekomen en ook niet in geschil is dat VDC niet actief heeft ingestemd met de door Voordeelregeling voorgestane wijziging van een overeenkomst voor onbepaalde tijd in een overeenkomst voor bepaalde tijd met een afkoopsom ingeval van voortijdige beëindiging, ligt thans ter beoordeling voor of Voordeelregeling op basis van gedragingen van VDC er in gerechtvaardigd vertrouwen vanuit heeft mogen gaan dat zij instemde met die wijziging.
5.4
Daarvoor is, gezien ook de inhoud en strekking van die wijziging, niet toereikend dat VDC niet reageerde op de haar door Voordeelregeling gezonden mailberichten van 31 mei 2016 en 11 augustus 2016 (de laatste mail dateert overigens van een moment nadat de overeenkomst volgens Voordeelregeling al -per 1 juli 2016- was gewijzigd). Evenmin is doorslaggevend dat VDC de facturen per 1 juli 2016, waarop het nieuwe abonnement ‘Belvrij’ staat vermeld, zonder protest heeft betaald. In dat verband is van belang dat uit de overgelegde facturen blijkt dat ‘Belvrij’ daarop slechts met een enkel woord staat genoemd en dat de factuurbedragen per die datum niet substantieel zijn gewijzigd.
5.5.
Nu Voordeelregeling voor het overige geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd waaruit blijkt dat VDC het haar gedane aanbod tot wijziging van de overeenkomst heeft aanvaard, wordt het andersluidende verweer van Voordeelregeling verworpen.
5.6.
Bovenstaande betekent dat VDC niet gehouden was om aan Voordeelregeling op basis van de gesteld gewijzigde overeenkomst een afkoopsom betalen. Voordeelregeling zal hierna dan ook worden veroordeeld het door VDC (onder protest) betaalde bedrag, als onverschuldigd betaald, aan haar (terug) te betalen, inclusief de ter zake gevorderde, en verder niet bestreden, rente daarover.
5.7.
VDC maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde vergoeding komt niet voor toewijzing in aanmerking, nu VDC, ondanks het ter zake door Voordeelregeling gevoerde verweer, niet heeft gesteld en onderbouwd dat er van haar zijde daadwerkelijk buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht van dien aard dat het redelijk is daarvoor, naast een eventuele proceskostenveroordeling, van Voordeelregeling een vergoeding te verlangen.
5.8.
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij wordt Voordeelregeling veroordeeld in de kosten van de procedure, waarbij het salaris van de gemachtigde wordt berekend aan de hand van de ter zake geldende forfaitaire tarieven.

6.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt Voordeelregeling om aan VDC tegen kwijting te betalen € 1.960,20, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119a BW over dat bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt Voordeelregeling in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van VDC vastgesteld op € 555,21 aan verschotten en € 300,00 aan salaris voor de gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW daarover vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad, en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.L.M. van der Wildt en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
32107