In een schriftelijke verklaring van [collega 1] staat – onder meer en voor zover van belang – het volgende:
“Bij de koffiecorner heb ik keer meegemaakt dat ik de vaat aan het afdrogen was dat hij dan in één keer door zijn knieën zakt en mij bij mijn billen pakt met twee handen en dan zegt dat mijn broek daar goed zit maar daar vlak onder niet.
(….)
Ook moest ik een keer frituurvet pakken, dan moet ik bukken en mijn arm reiken om dat te pakken van een plank. Dat staat net om een hoekje in de keuken. Toen stond [verweerder] ineens achter mij, heel dicht tegen mij aan. Ik heb hem toen gezegd: “[verweerder], doe normaal man”.
(…)
Verder bukte ik een keer om geld uit de kluis te pakken. De kluis staat bij ons onder de kas. Toen ik bukte ging [verweerder] helemaal tegen mij aan staan met zijn hele lijf. Ik stond op ooghoogte met zijn kruis en kon niet in een keer opstaan want dan zou ik mijn hoofd stoten. Toen heb ik hem geknepen om hem weg te krijgen. Ik zei: “[verweerder] hou op man!”.
(…)
Ook zat ik een keer een mandarijntje te eten bij de koffiecorner en er lag er nog één ongepeld. Toen wilde hij dat mandarijntje in mijn blouse gooien om te kijken hoe plat ik ben, zei hij. Ik deed mijn hand op mijn blouse zodat dat niet lukte en zei: “Nee [verweerder] rot op”. Hij zei: “kom, kom”. Ik zei: “nee, wegwezen!”, en toen liep hij weg.
(…)
Op 30 november 2016 had ik een avonddienst met [verweerder], [B.] was al weg en [collega 2] had dagdienst gehad. [collega 2] had een mannengilet aan, want zij was haar gilet vergeten. Ze zei dat ze het mannengilet beter vond omdat die langer was. Verborg meer buik. Daar zaten we om te lachen. Toen zei ik laat mij dat eens proberen. Ze wilde het gilet ophangen. Ik zei: “geef eens hier”. Dus ik trok mijn eigen gilet uit en de herengilet aan. Keek even voor de spiegel en zei dat die veel te groot voor mij was. Ook daar hebben we samen nog om gelachen. Toen ik het herengilet weer uit trok pakte [verweerder] met beide handen mijn borsten vast en zei iets van “je hebt ook bijna geen borsten”. [collega 2] en ik reageerde allebei nogal verbijsterend en ik gaf hem een trap tegen zijn kont. Dat vond hij niet leuk. Hij zei dat ik die terug zou krijgen. Later heb ik over dit alles nog met [collega 2] gesproken. Ik heb haar gezegd dat ik dit helemaal niet leuk vind en dat ik dit veel te ver vind gaan”.
(…)
Enige tijd erna kwam een klant, [naam klant], langs terwijl ik dienst had. Hij kwam langs voor mij. Die kwam een kopje thee drinken en wat bijkletsen, aangezien hij in het verleden al zoveel heeft verloren speelt hij nu niet zo veel meer. [verweerder] stond weer bij het klapdeurtje waardoor ik mijzelf er langs moest werken. Ik zei: [verweerder] ga daar eens weg en ik maak een schopbeweging. In reactie hierop zegt [verweerder] iets in het Turks, wat ik niet kan verstaan. Aangezien [naam klant] ook Turks spreekt vraag ik hem wat [verweerder] zei: [naam klant] antwoordt: “dat vertaal ik maar niet, want anders praten jullie drie maanden niet tegen elkaar”. [naam klant] heeft wel direct in het Turks richting [verweerder] gereageerd. Het zat me de rest van de avond niet lekker dat ik niet wist wat er gezegd was. Achteraf heb ik opnieuw aan [naam klant] gevraagd wat [verweerder] nou zei omdat ik dat toch graag wilde weten. Weet je het zeker vroeg hij nog. Ja, ik wist het zeker, waarop [naam klant] aangaf dat [verweerder] had gezegd dat ik een geil wijf was, of zoiets.
(…)
Als ik met [verweerder] werk, dan zorg ik ervoor dat ik niet te veel aanleiding geef tot aanraking en buk of sta anders. Ik vind dit geen prettige manier van werken. Ik moet steeds opletten om vervelende situaties te voorkomen.”