7.1.Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft in een periode van twee weken vijf keer ingebroken in een school en eenmaal bij een bedrijf. Bij iedere inbraak heeft hij diverse soorten elektronica gestolen.
Dit zijn hinderlijke feiten, die veel schade en overlast voor de gedupeerden veroorzaken.
Bovendien dragen feiten als de onderhavige bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Verdachte was bij het plegen van deze feiten enkel uit op eigen financieel gewin.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van
6 april 2017, waaruit blijkt dat de verdachte vele malen eerder is veroordeeld voor (soortgelijke) strafbare feiten.
Gelet op de ernst van de feiten en het recidiveren door de verdachte is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een gevangenisstraf een passende straf is.
Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS en de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het rapport d.d. 27 april 2017 dat is opgemaakt door het Leger des Heils, afdeling reclassering. Hieruit blijkt onder meer dat de verdachte al op jonge leeftijd is begonnen met het drinken van alcohol en dat zijn alcoholgebruik in de loop der jaren is toegenomen. De verdachte is op 14-jarige leeftijd voor het eerst met justitie in aanraking gekomen en sindsdien is hij vele malen veroordeeld voor een groot aantal, met name vermogensdelicten. De delicten pleegt hij meestal onder invloed van alcohol en ten gevolge van zijn alcoholgebruik. De verdachte heeft in het verleden al vaak hulp aangeboden gekregen en verschillende klinische opnames ondergaan, maar dat heeft tot op heden nog niet tot een structurele gedragsverandering geleid.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij sinds 2014 op de goede weg was. Hij had een langere periode geen alcohol meer gedronken. Maar, op enig moment ging het weer mis met hem, zo heeft hij verder verklaard. Hij had ruzie met zijn vriendin, kon niet bij zijn moeder terecht omdat zij was verhuisd naar het midden van het land en hij had geen andere familie dichtbij of een hulpverlener bij wie hij met zijn problemen terecht kon. Door die combinatie van factoren is hij weer alcohol gaan drinken en zo is hij in een korte periode van nog geen twee weken tot de onderhavige delicten gekomen. De verdachte heeft voorts ter terechtzitting verklaard dat zijn moeder thans op sterven ligt en dat hij om die reden zijn leven op orde wil krijgen.
De verdachte is recent, bij arrest van het gerechtshof Den Haag van 6 april 2017, veroordeeld, waarbij aan het voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden zijn gekoppeld, namelijk begeleiding door Reclassering Nederland en klinische en ambulante behandeling voor zijn verslavingsproblematiek. De verdachte is naar eigen zeggen blij met de opgelegde voorwaarden, omdat hij goed contact heeft met Reclassering Nederland in tegenstelling tot het contact dat hij in het verleden met diverse hulpverleningsinstanties had, en er al een plan van aanpak voor hem ligt waar hij zich in kan vinden.
Gelet op het feit dat de verdachte thans oprecht gemotiveerd lijkt om zijn leven op de rails te krijgen en hierbij hulp te aanvaarden, zal ook de rechtbank de verdachte die kans geven en een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden, zoals die door het gerechtshof Den Haag bij voornoemd arrest zijn opgelegd, namelijk reclasseringstoezicht, meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling voor zijn verslavingsproblematiek.
Ter terechtzitting is aan de orde geweest dat het Leger des Heils, afdeling reclassering, in haar rapport vermeld dat de verdachte gebaat zou kunnen zijn bij het opleggen van de voorwaarde dat de verdachte moet verblijven in een instelling voor begeleid wonen. De verdachte heeft verklaard dat hij zich in die voorwaarde kan vinden. De rechtbank zal daarom tevens als bijzondere voorwaarde opleggen het verblijven in een instelling voor begeleid wonen, zolang de reclassering dat noodzakelijk vindt.
De rechtbank zal als toezichthouder het leger des Heils, afdeling reclassering, aanwijzen, aangezien deze instantie over de verdachte heeft gerapporteerd. De rechtbank realiseert zich dat door haar uitspraak twee reclasseringstoezichten naast elkaar gaan lopen, hetgeen in beginsel niet wenselijk is. De rechtbank verzoekt het Leger des Heils daarom om het door de verdachte te volgen traject met Reclassering Nederland af te stemmen en zo nodig het toezicht over te dragen aan Reclassering Nederland.
Het is aan de verdachte om de kans die hem thans wordt gegeven met beide handen aan te grijpen en zich blijvend in te zetten om dit hulpverleningstraject tot een geslaagd einde te brengen en zijn leven op orde te krijgen.
Gezien de langdurige verslavingsproblematiek van de verdachte en het feit dat eerdere hulpverleningstrajecten niet zijn geslaagd, zal de proeftijd worden gesteld op 3 jaar, zodat de verdachte zo lang mogelijk zal worden begeleid teneinde de kans op succes voor hem te vergroten.
Tot slot komt de rechtbank tot een lagere strafoplegging dan de officier van justitie heeft geëist, omdat zij naast een gevangenisstraf tevens het opleggen van een taakstraf op zijn plaats acht.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.