ECLI:NL:RBROT:2017:4660

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
19 juni 2017
Zaaknummer
10/062534-16 en 10/037363-16 en 10/026112-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van afpersing en veroordeling voor diefstal met braak en diefstal

Op 24 mei 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, die werd beschuldigd van afpersing en diefstal. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de afpersing, die zou hebben plaatsgevonden op 29 september 2014, waarbij de verdachte de aangever zou hebben gedwongen om geld te pinnen. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangever onvoldoende steun vond in het dossier en dat er geen overtuigend bewijs was voor de tenlastegelegde afpersing. De verdachte had verklaard dat de aangever vrijwillig het geld had gepind voor een rapvideo, en de rechtbank vond deze verklaring geloofwaardiger dan die van de aangever.

Daarnaast heeft de rechtbank de verdachte wel veroordeeld voor twee diefstallen, gepleegd op respectievelijk 23 maart 2016 en 25 november 2015. Bij de eerste diefstal had de verdachte samen met anderen een laptop en een navigatiesysteem uit een auto gestolen, en bij de tweede diefstal had hij een groot aantal waarde fiches weggenomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal met braak en diefstal, en legde een gevangenisstraf van twee maanden op, die voorwaardelijk werd opgelegd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen en zijn recente pogingen om zijn leven weer op de rails te krijgen.

De rechtbank heeft ook beslist over de in beslag genomen voorwerpen en de vorderingen van benadeelde partijen. De benadeelde partij die zich had gevoegd in de zaak van de afpersing werd niet-ontvankelijk verklaard, terwijl de vordering van de benadeelde partij in de diefstal werd afgewezen, omdat niet was komen vast te staan dat er daadwerkelijk schade was geleden. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld in de kosten van de benadeelde partijen, die op nihil zijn begroot.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10/062534-16, 10/037363-16 en 10/026112-16
Datum uitspraak: 24 mei 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. E. Kok, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 mei 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Bonnes heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder parketnummers 10/062534-16, 10/037363-16 en 10/026112-16 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest;
  • verbeurdverklaring van het onder de verdachte in beslag genomen geldbedrag van

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak (parketnummer 10/026112-16)
Feiten
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
In de avond van 29 september 2014 heeft aangever afgesproken met de verdachte bij een winkel in het centraal station in Rotterdam. Vanaf daar zijn de verdachte en aangever naar een ING-pinautomaat gelopen aan de Zwart Jansstraat in Rotterdam, waar aangever met de pinpas van zijn moeder in totaal € 1.000,00 heeft gepind. Dat geldbedrag heeft aangever afgestaan aan de verdachte.
Standpunt verdediging
De verdachte erkent dat hij op 29 september 2014 met aangever naar de Zwart Jansstraat is gelopen om daar € 1000,00 te pinnen voor de verdachte, voor het maken van een rapvideo. Aangever heeft dit bedrag vrijwillig gepind en aan de verdachte gegeven. De verdachte heeft aangever daarbij niet bedreigd en ook geen geweld toegepast. Het dossier biedt voor het bewijs van de aan de verdachte verweten afpersing onvoldoende aanknopingspunten.
Standpunt officier van justitie
Het verhaal van aangever, dat de verdachte hem met geweld heeft gedwongen het geld af te geven, wordt gesteund door het letsel dat de huisarts van aangever op 30 september 2014 bij hem heeft geconstateerd. Gelet daarop, en gelet op de verklaringen van aangever en zijn moeder, is het door de verdachte geschetste alternatieve scenario – dat aangever vrijwillig het geld zou hebben afgedragen – ongeloofwaardig.
Beoordeling
Aangever heeft, in overeenstemming met de verklaring van de verdachte, verklaard dat hij en de verdachte hadden afgesproken bij Rotterdam Centraal Station met de bedoeling dat aangever aan de verdachte een bedrag van € 1.000,00 zou betalen voor de productie van een rapvideo. Het door de aangever geschetste vervolgscenario – dat hij zich onderweg naar de pinautomaat bedacht en niet meer wilde betalen, maar toen door de verdachte is geslagen en bedreigd en zo tot betaling is gedwongen – vindt onvoldoende steun in het dossier. De verklaring van aangever over de door de verdachte uitgeoefende druk en het door hem gebruikte geweld, wordt enkel gesteund door de letselverklaring in het dossier. De moeder van aangever heeft niet uit eigen wetenschap kunnen verklaren. Het in die letselverklaring beschreven letsel sluit echter niet naadloos aan op de gestelde geweldshandelingen en niet uitgesloten kan worden dat het letsel bij aangever ook op een andere manier kan zijn ontstaan. Daar komt bij dat voor zover door aangever is verklaard dat de verdachte op de knoppen van de pinautomaat heeft gedrukt en zelf het geld uit de automaat heeft gepakt, dit niet blijkt uit de beschikbare camerabeelden. Tot slot heeft de rechtbank bij weging van de door aangever afgelegde verklaring rekening gehouden met de omstandigheid dat door aangever, zonder medeweten en toestemming, geld is gepind van de rekening van moeder en hij er dus in zoverre belang bij heeft om te verklaren dat hij het geld niet vrijwillig van haar bankrekening heeft weggenomen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van aangever, ook in combinatie met de letselverklaring en de verklaring van de moeder van aangever, van onvoldoende gewicht om het bewijs van de tenlastegelegde afpersing te kunnen dragen.
Conclusie
De verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.
4.2.
Bewezenverklaring (parketnummers 10/062534-16 en 10/037363-16)
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder de parketnummers 10/062534-16 en 10/037363-16 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Parketnummer 10/062534-16
hij op of omstreeks 23 maart 2016 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in/uit een (lok)auto (Volkswagen, type Jetta) een laptop en/of een Radio Navigatie Systeem, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
Parketnummer 10/037363-16
hij op of omstreeks 25 november 2015 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een groot aantal (waarde)fiches, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/062534-16
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, gepleegd door twee of meer verenigde personen;Parketnummer 10/037363-16
diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan het plegen van een diefstal, waarvan één keer met braak.
Hij heeft in het [naam slachtoffer 2] een glas met drinken erin naar de croupier gegooid en in de hierdoor ontstane commotie een greep gedaan in de tray met fiches, waarna hij met vier fiches ter waarde van in totaal € 4.000,- is weggerend.
Voorts heeft hij de ruit van een (lok)auto ingeslagen en een laptop en een navigatiesysteem uit die auto gestolen.
Dit zijn hinderlijke feiten, die voor de benadeelden materiële schade en overlast veroorzaken. Bovendien zal de croupier geschrokken zijn van het handelen door de verdachte. De verdachte heeft slechts aan zijn eigen financiële gewin gedacht.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 april 2017 blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke, strafbare vermogensdelicten.
Gelet op de ernst van de feiten en het recidiveren door de verdachte is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een gevangenisstraf een passende straf is.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij een moeilijke periode achter de rug heeft, waarin hij gokverslaafd was en met de verkeerde personen omging, en dat hij in die periode de diefstallen heeft gepleegd. De verdachte heeft hiervoor berouw getoond en verklaard dat hij zijn leven thans weer op orde heeft. Hij is niet meer gokverslaafd, heeft een baan en een vriendin die zwanger van hem is. Verder staat hij onder toezicht van Reclassering Nederland, hetgeen de politierechter te Rotterdam recent, op 5 april 2017, als bijzondere voorwaarde heeft gekoppeld aan het voorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.
De rechtbank ziet hierin aanleiding om een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, zodat de verdachte de goede weg die hij is ingeslagen kan vervolgen. Deze voorwaardelijke gevangenisstraf wordt tevens opgelegd om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op eerdere straffen die de verdachte zijn opgelegd, maar waarbij de strafoplegging heeft plaatsgevonden nadat de tenlastegelegde feiten zijn gepleegd. Te weten een drietal veroordelingen van respectievelijk 24 februari 2016 (politierechter Den Haag), 14 oktober 2016 (kantonrechter Rotterdam) en 5 april 2017 (politierechter Rotterdam).
De rechtbank komt tot slot tot een aanzienlijk lagere strafoplegging dan de officier van justitie heeft geëist, omdat zij de verdachte van het meest ernstige verwijt (de ten laste gelegde afpersing onder parketnummer 10/026112-16) vrijspreekt.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het onder de verdachte in beslag genomen geldbedrag van € 580,- verbeurd te verklaren.
8.2.
Beoordeling
Uit het dossier blijkt dat het geldbedrag van € 580,- is aangetroffen in de jaszak van de verdachte. De verdachte heeft verklaard dat het geld van hem is en dat het afkomstig is van de Wajong-uitkering die hij destijds ontving.
Niet kan worden vastgesteld dat dit geld van doen heeft met de bewezenverklaarde feiten.
Daarom zal ten aanzien van het inbeslaggenomen geldbedrag van € 580,- een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Vorderingen benadeelde partijen

Benadeelde partij [naam benadeelde 1]
Ter zake van parketnummer 10/026112-16 heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd [naam benadeelde 1] , wonende te Rotterdam. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.129,- aan materiële schade en een vergoeding van € 9.000,- aan immateriële schade.
Nu de verdachte wordt vrijgesproken van het onder parketnummer 10/026112-16 ten laste gelegde, en dus voor deze feiten aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden, zal de benadeelde partij [naam benadeelde 1] niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
Omdat de benadeelde partij [naam benadeelde 1] niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal hij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
Benadeelde partij [naam benadeelde 2]
Ter zake van parketnummer 10/037363-16 heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd [naam benadeelde 2] , gevestigd te Rotterdam. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 4.000,- aan materiële schade.
Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat de verdachte vier fiches, die een waarde vertegenwoordigen van € 4.000,-, heeft gestolen van [naam slachtoffer 2] . De fiches betreffen op zichzelf bezien echter slechts (relatief) waardeloze stukjes plastic en pas wanneer deze bij [naam slachtoffer 2] worden ingewisseld en daarvoor geld wordt uitgekeerd, leidt [naam slachtoffer 2] schade. Gesteld noch gebleken is dat de gestolen fiches zijn ingeleverd en dat [naam slachtoffer 2] een bedrag (van € 4.000,-) voor die fiches heeft uitgekeerd. Daarom is niet komen vast te staan dat [naam slachtoffer 2] daadwerkelijk schade heeft geleden. De vordering wordt dan ook afgewezen.
Omdat de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] wordt afgewezen, zal zij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 10/026112-16 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder parketnummers 10/062534-16 en
10/037363-16 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken, overtreedt;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van het geldbedrag van € 580,-;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde 1] in de kosten door de verdachte ter
verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
wijst af de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] ;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde 2] in de kosten door de verdachte ter
verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L. Daum, voorzitter,
en mrs. M.C. Franken en F.W. van Lottum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Aagaard, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 mei 2017.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/062534-16
hij op of omstreeks 23 maart 2016 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
in/uit een (lok)auto (Volkswagen, type Jetta)
een laptop en/of een Radio Navigatie Systeem, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren)
onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of
verbreking;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van
Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
Parketnummer 10/037363-16
hij op of omstreeks 25 november 2015 te Rotterdam
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen
een groot aantal (waarde)fiches, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte;
(art 310 Wetboek van Strafrecht)
Parketnummer 10/026112-16
hij op of omstreeks 29 september 2014 te Rotterdam, op of aan de openbare
weg (te weten de Spoorsingel en/of de Zwart Janstraat),
in elk geval op of aan een openbare weg,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 4] heeft gedwongen
tot de afgifte van €1000,-, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [naam slachtoffer 3] (moeder van [naam slachtoffer 4] ) en/of [naam slachtoffer 4]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- ( met kracht) meermalen althans eenmaal, slaan/stompen op/tegen hoofd
en/of bovenlichaam, althans het lichaam van die [naam slachtoffer 4] , en/of
- ( op dreigende toon) toevoegen van de woorden aan die [naam slachtoffer 4] :
"Je loopt met me mee naar de Zwart Janstraat, je maakt geen rare
bewegingen" en/of "Je gaat nu pinnen" en/of "Je gaat 3 keer pinnen, 2 keer
een bedrag van €300,- en 1 keer een bedrag van €400,-" en/of "Je mag niet
omkijken", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
(art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht)