In deze strafzaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 juni 2017 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 18 augustus 2015 te Capelle aan den IJssel het slachtoffer heeft mishandeld door deze tegen het hoofd te slaan, waardoor het slachtoffer ten val kwam. Tijdens de zitting op 22 mei 2017 heeft de officier van justitie, mr. M. Boheur, de vordering ingediend, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. S.R. Kwee, zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder een proces-verbaal van aangifte en de bekennende verklaring van de verdachte, in overweging genomen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte ten tijde van het plegen van het feit volledig ontoerekeningsvatbaar was, zoals bevestigd door rapportages van twee deskundigen. Deze deskundigen hebben vastgesteld dat de verdachte leed aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, specifiek schizofrenie van het paranoïde type, wat zijn gedragingen op het moment van het feit heeft beïnvloed. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging.
Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij, de wettelijk vertegenwoordiger van het slachtoffer, beoordeeld. De benadeelde partij had een vordering ingediend ter hoogte van € 818,10, maar de rechtbank heeft deze niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd. De rechtbank heeft wel een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, waarbij de verdachte verplicht werd om een bedrag van € 818,10 aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het feit.