4.3.Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
Primair
hij op 10 februari 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ( in totaal) ongeveer 2.052,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en
- ongeveer 0,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne
zijnde heroïne en cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
Primair
hij op 10 februari 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken,
verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne
en cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne
middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden
- 136 kilogram versnijdingsmiddelen, en
- een pers, en/of
- een mixer, en
- een of meer zeven,
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader wist(en) dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.