Op 7 juni 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rechtspersoon die werd beschuldigd van het (opzettelijk) zonder vergunning inzamelen van afvalstoffen, in dit geval (niet bruikbare) stookolie, en het (opzettelijk) overbrengen van deze stookolie van Nederland naar België zonder de vereiste toestemming van de autoriteiten. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een geldboete van € 45.000,00 en dat de feiten bewezen zouden worden verklaard. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de tenlastelegging niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de stookolie, die door de verdachte was ingezameld, niet als afvalstof kon worden aangemerkt, omdat deze voldeed aan de kwaliteitsnormen en als bruikbare brandstof kon worden aangemerkt. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar relevante Europese regelgeving en eerdere jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen sprake was van het voornemen om zich te ontdoen van een afvalstof, en heeft de verdachte daarom vrijgesproken van beide ten laste gelegde feiten. De uitspraak benadrukt het belang van de definitie van afvalstoffen en de voorwaarden waaronder stoffen als zodanig kunnen worden aangemerkt.