ECLI:NL:RBROT:2017:4529

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 mei 2017
Publicatiedatum
13 juni 2017
Zaaknummer
10/741479-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met een kapotgeslagen fles in Rotterdam

Op 23 mei 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 18 november 2016 in Rotterdam met een kapotgeslagen fles stekende bewegingen heeft gemaakt richting een agent in burger. De verdachte, die op dat moment onder invloed van alcohol was, heeft geprobeerd de agent ernstig te verwonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en begeleiding. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder klinische en ambulante behandeling voor zijn verslavings- en persoonlijkheidsproblematiek. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €300 aan de benadeelde partij toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De verdachte is in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht, maar zijn gedrag werd als ernstig en bedreigend beoordeeld, wat leidde tot de opgelegde straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/741479-16
Datum uitspraak: 23 mei 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden, locatie Scheveningen, afdeling Penitentiair Psychiatrisch Centrum, raadsman mr. A. Karacelik, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 mei 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Loppé heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het impliciet subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, klinische behandeling na indicatiestelling door het IFZ bij de specialistische verslavingszorg voor de duur van maximaal 6 maanden en vervolgens ambulante behandeling bij zowel specialistische verslavingszorg, als een forensisch psychiatrische polikliniek (als [naam instelling] ) en uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bijzondere voorwaarden;
  • toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de impliciet primair ten laste gelegde poging tot doodslag niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 18 november 2016 is de verdachte op het [plaats delict] in Rotterdam geweest.
Op enig moment heeft hij daar een glazen fles port kapot geslagen en met de kapotte fles stekende bewegingen naar willekeurige derden gemaakt.
Na een melding zijn verbalisant [naam verbalisant 1] en zijn collega ter plaatse gekomen. De verdachte heeft [naam verbalisant 1] (aangever) in het vizier gekregen en is met de kapotte fles in de richting van [naam verbalisant 1] gerend.
De verdachte is [naam verbalisant 1] tot op een afstand van 1 meter genaderd en maakte op dat moment stekende bewegingen met de kapotte fles in de richting van (het lichaam van) [naam verbalisant 1] . [naam verbalisant 1] heeft zich omgedraaid en is hard weggerend.
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft verklaard dat hij op 18 november 2016 behoorlijk onder invloed van alcohol was en dat hij zich nagenoeg niets van die dag kan herinneren. De raadsman heeft aangevoerd dat het fysiek onmogelijk is om al rennend op een afstand van 1 meter stekende bewegingen in de richting van een ander te maken. Van (voorwaardelijk) opzet bij de verdachte op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever is dan ook geen sprake, zodat vrijspraak moet volgen van de impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot zware lichamelijke mishandeling. Voor wat betreft de subsidiair tenlastegelegde bedreiging met zware mishandeling heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.2.2.
Beoordeling
Vooropgesteld moet worden dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de feitelijke omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
De rechtbank oordeelt als volgt. Vast staat dat de verdachte op 18 november 2016, fors onder invloed van alcohol, met een kapot geslagen fles in de hand, verbalisant/aangever [naam verbalisant 1] achterna is gerend en daarbij stekende bewegingen heeft gemaakt. Uit de verklaring van verbalisant/getuige [naam verbalisant 2] volgt dat op enig moment de afstand tussen de verdachte en [naam verbalisant 1] nog maar één meter bedroeg. Door van deze zeer nabije afstand, met een kapot geslagen fles met scherpe uiteinden en daarmee een potentieel steekwapen, stekende bewegingen te maken in de richting van het lichaam van een ander, heeft de verdachte zich blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij de ander met deze fles zou raken en ernstig zou verwonden. Van het steken met een kapotte fles in een lichaam kan naar algemene ervaringsregels voorts worden verwacht dat dit zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft. De verdachte moet daarom ook hebben geweten dat het steken met een kapotte fles zwaar lichamelijk letsel tot gevolg kan hebben. Bij de verdachte is dan ook sprake van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Dat het bij een poging is gebleven en [naam verbalisant 1] niet daadwerkelijk zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, is uitsluitend te danken aan het feit dat hij zich tijdig voor de verdachte uit de voeten heeft gemaakt. Het impliciet subsidiair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op of omstreeks 18 november 2016 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een kapot geslagen fles één of meer stekende bewegingen naar die [naam slachtoffer] heeft gemaakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Poging tot zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft in een druk uitgaansgebied in het centrum van Rotterdam, terwijl hij zeer dronken was, met een kapotgeslagen fles geprobeerd een agent in burger ernstig te verwonden. De agent voelde zich zodanig bedreigd door de handelwijze van de verdachte, dat hij heeft overwogen zijn dienstwapen te gebruiken. Het is niet aan het handelen van de verdachte te danken dat er geen gewonden zijn gevallen; uitsluitend doordat de agent hard is weggerend is het niet tot een steekincident gekomen. Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting als uitgangspunt genomen, te weten een gevangenisstraf van 7 tot 8 maanden (toebrengen zwaar lichamelijk letsel met een wapen). Ook heeft de rechtbank meegewogen dat het hier een poging betreft.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank in strafverzwarende zin rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte op de openbare weg in aanwezigheid van vele omstanders als een razende tekeer is gegaan en stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van willekeurige omstanders. Hij heeft daarmee vele personen angst aangejaagd.
Weinig geruststellend is ook dat de verdachte op dat moment, zo heeft hij zelf verklaard en dit is ook waargenomen door de verbalisanten, ontzettend dronken was. De rechtbank rekent het de verdachte zeer aan dat hij derden op deze lichtvaardige wijze heeft blootgesteld aan zijn agressie. Eveneens in strafverzwarende zin neemt de rechtbank mee dat de verdachte blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 mei 2017 op zijn naam eerder is veroordeeld voor misdrijven. Deze eerdere veroordelingen hebben hem er niet van weerhouden om weer strafbare feiten te plegen. In het bijzonder baart het de rechtbank zorgen dat de verdachte, die nog maar kort in Nederland verblijft, al meerdere keren met justitie in aanraking is geweest, waarbij de ernst van de feiten lijkt toe te nemen.
Psycholoog [naam deskundige 1] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 17 mei 2017. Uit dit rapport volgt dat de bij de verdachte, een 22-jarige Poolse jongeman, sprake is van aanwijzingen voor ADHD en een ziekelijke stoornis in het gebruik van amfetamine, cannabis en alcohol. De verdachte heeft een beperkte frustratietolerantie en kan moeilijk met negatieve emoties kan omgaan; hij beschikt over onvoldoende copingvaardigheden. Mogelijk dat er ten tijde van het feit sprake is geweest van een psychotische stoornis met wanen, maar dit kan niet met zekerheid worden geconcludeerd. Er lijkt herhaaldelijk sprake te zijn geweest van organische amnesie (volledig geheugenverlies) vanwege zijn excessieve alcoholgebruik, al dan niet in combinatie met drugsgebruik. Het ten laste gelegde kan de verdachte in verminderde mate worden toegerekend.
Het recidiverisico zonder behandeling is als hoog aan te merken. Als de verdachte abstinent blijft van middelen en zeer intensieve begeleiding en behandeling krijgt, wordt het recidiverisico lager geschat. Rekening houdend met de taalbarrière wordt een klinische behandeling bij de specialistische verslavingszorg, gevolgd door ambulante behandeling bij zowel de specialistische verslavingszorg, als een forensisch psychiatrische polikliniek (als [naam instelling] ), noodzakelijk geacht.
Psychiater [naam deskundige 2] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 5 mei 2017. Uit dit rapport volgt eveneens dat bij de verdachte, ook tijdens het ten laste gelegde, sprake is van een alcohol, cannabis en amfetamine-gebruik stoornis, gefundeerd op een persoonlijkheid met emotieregulatieproblemen en antisociale trekken. Tijdens het ten laste gelegde was sprake van forse ontremming door excessief middelengebruik bij een persoonlijkheid met een gebrekkige gewetensfunctie en empathisch vermogen en impulsief handelen. Het ten laste gelegde kan de verdachte in verminderde mate worden toegerekend.
Er bestaat nu ziektebesef en de verdachte is gemotiveerd om aan zichzelf te werken en behandeling en begeleiding te volgen. Geadviseerd wordt een behandeling op het grensvlak van forensische psychiatrie en verslaving in het kader van op te leggen bijzondere voorwaarden verbonden aan een voorwaardelijk strafdeel met reclasseringstoezicht.
Nu de conclusies van de psycholoog en psychiater gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Het feit wordt de verdachte in verminderde mate toegerekend.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
22 februari 2017. Uit dit rapport blijkt onder meer dat er is sprake van een getroebleerde jeugd, middelenmisbruik en defaitistische houding. De verdachte verblijft sinds september 2016 in Nederland, maar heeft hier geen woning, geen werk, geen dagbesteding en geen sociaal netwerk.
Ter zitting heeft de getuige [naam getuige] , reclasseringswerker, meegedeeld dat de verdachte naar verwachting binnen twee maanden in een kliniek kan starten.
De verdachte heeft ter zitting meegedeeld dat hij de adviezen van de deskundigen ter harte neemt, dat hij inziet dat hij hulp nodig heeft en dat hij de behandeling en begeleiding aanvaardt. De verdachte biedt zijn excuses aan richting de agenten die zich door zijn toedoen onveilig hebben gevoeld. Ook is hij blij dat hij anderen niks heeft aangedaan. De rechtbank heeft in het voordeel van de verdachte meegewogen dat hij verantwoordelijkheid neemt voor zijn daad.
Gelet op al het voorgaande, waaronder ook de wenselijkheid van plaatsing van de verdachte in een klinische behandelsetting aansluitend aan de huidige detentie, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden passend en geboden.
Nu de deskundigen begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk achten, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 300,= aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.2.
Beoordeling
Omdat het tenlastegelegde feit bewezen wordt verklaard staat daarmee tevens vast dat de verdachte onrechtmatig heeft gehandeld jegens de benadeelde partij. De benadeelde partij stelt als gevolg van dat onrechtmatig handelen immateriële schade te hebben geleden. De gestelde hoogte van deze schade is door de verdediging niet betwist, zodat deze vordering zal worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank zal deze rente toewijzen vanaf 18 november 2016, de datum van het onrechtmatig handelen waarop de schade tevens is ontstaan.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil
83.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 300,=, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het impliciet primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van twaalf (12) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot drie (3) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich voor behandeling van zijn verslavings- en persoonlijkheidsproblematiek klinisch laten opnemen in een door het IFZ te indiceren instelling voor specialistische verslavingszorg, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling worden gegeven, gedurende maximaal zes maanden, of zoveel korter als de (geneesheer-) directeur van die instelling verantwoord vindt;
3. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen bij zowel specialistische verslavingszorg, als een forensisch psychiatrische polikliniek (als [naam instelling] ), gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde] te Rotterdam, te betalen een bedrag van
€ 300,= (zegge: driehonderd euro)aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
18 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 300,00 (hoofdsom,
zegge: driehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 november 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 300,= vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
6 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.W. van Lottum, voorzitter,
en mrs. S. Riege en L. Daum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Empelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 mei 2017.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 18 november 2016 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een kapot geslagen fles één of meer stekende bewegingen naar die [naam slachtoffer] heeft gemaakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 november 2016 te Rotterdam
[naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/is verdachte opzettelijk dreigend
- met een kapot geslagen fles op die [naam slachtoffer] afgerend, en/of
- een kapot geslagen fles aan die [naam slachtoffer] getoond en/of voorgehouden,
en/of
- met een kapot geslagen fles één of meer stekende bewegingen in de richting
van die [naam slachtoffer] gemaakt, en/of
- met een kapot geslagen fles achter die [naam slachtoffer] aangerend.