ECLI:NL:RBROT:2017:4493

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 april 2017
Publicatiedatum
12 juni 2017
Zaaknummer
10/742180-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor handelen in strijd met de Wet wapens en munitie en de Opiumwet

Op 21 april 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder het in bezit hebben van een vuurwapen van categorie III en het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte had in de periode van 1 december 2013 tot en met 22 december 2015 een omgebouwd vuurwapen en munitie in zijn woning bewaard. Daarnaast had hij op 12 december 2015 een aanzienlijke hoeveelheid MDMA en amfetamine in zijn bezit, en was hij betrokken bij de teelt van hennepplanten. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 120 uur. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de ten laste gelegde feiten, maar sprak hem vrij van andere beschuldigingen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier maanden voorwaardelijk op, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 80 uur. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en zijn inspanningen om zijn leven te verbeteren. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de risico's die verbonden zijn aan het bezit van vuurwapens en drugs.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/742180-16
Datum uitspraak: 21 april 2017
Tegenspraak
Vonnisvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. A. Aksü, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 april 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P.E.M. Morsch heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, alsmede oplegging van een taakstraf voor de duur van 120 uur;

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 december 2013 tot en met 22 december 2015 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten drie, althans één of meer vuurwapen(s) in de zin van artikel 1, onder 3e van die wet in de vorm van
- een revolver (merk/type Gun Toys/Precise 880, kaliber .22LR) en/of daarbij behorende munitie, te weten zeven (7), althans één of meer, kogelpatro(o)n(en), kaliber .22LR, in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III, voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 12 december 2015 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad (totaal) ongeveer 29,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (3,4 methyleendioxymethamfetamine) en/of ongeveer 20,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde MDMA (3,4 methyleendioxymethamfetamine) en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2015 tot en met 11 december 2015 te Rotterdam opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een (woon)pand aan de [adres delict] (delen van) hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 12 december 2015 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer vierentwintig (24) hennepplanten, althans een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie;
2.
opzettelijk handelen in strijd met het in art. 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
3.
opzettelijk handelen in strijd met een in art. 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
4.
opzettelijk handelen in strijd met een in art. 3 onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een viertal ernstige feiten. Hij heeft een omgebouwd vuurwapen met munitie voor langere tijd in zijn woning bewaard, had daarnaast hard- en softdrugs in huis en was bezig met het kweken van hennep. Dit zijn gevaar zettende feiten waaraan ook de nodige risico’s kleven. Met name het bezit van vuurwapens levert - zeker in de context van de drugswereld - gevaren op. Dat dit risico zich ook kan verwezenlijken, heeft de verdachte aan den lijve moeten ondervinden toen hij zelf werd neergeschoten en daarbij zwaargewond is geraakt. De verdachte heeft hier tot op de dag van vandaag nog last van.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 april 2017 op naam van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en nagenoeg een blanco strafblad heeft. Daarnaast is ter zitting gebleken dat de verdachte inmiddels serieus werkt aan zijn toekomst; hij heeft werk en hij is bezig met een opleiding.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Gezien bovengenoemde omstandigheden en het feit dat de verdachte zelf al de nadelige gevolgen van dergelijke criminaliteit heeft ondervonden, zal de rechtbank echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In plaats daarvan wordt aan de verdachte een taakstraf opgelegd en een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden, bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 (twee) jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
80 (tachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.G. van de Grampel, voorzitter,
en mrs. A. Buizer en L. Amperse rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Hemert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 december 2013 tot en met 22 december 2015 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten drie, althans één of meer vuurwapen(s) in de zin van artikel 1, onder 3e van die wet in de vorm van
- een revolver (merk/type Gun Toys/Precise 880, kaliber .22LR) en/of daarbij behorende munitie, te weten zeven (7), althans één of meer, kogelpatro(o)n(en), kaliber .22LR, in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III, voorhanden heeft gehad;
art. 26 lid 1 Wet wapens en munitie
2.
hij op of omstreeks 12 december 2015 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad (totaal) ongeveer 29,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (3,4 methyleendioxymethamfetamine) en/of ongeveer 20,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde MDMA (3,4 methyleendioxymethamfetamine) en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art. 2 ahf/ond C Opiumwet
art. 10 lid 3 Opiumwet
3.
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2015 tot en met 11 december 2015 te Rotterdam opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een (woon)pand aan de [adres delict] (delen van) hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art. 3 ahf/ond B Opiumwet
art. 11 lid 2 Opiumwet
4.
hij op of omstreeks 12 december 2015 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer vierentwintig (24) hennepplanten, althans een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art. 3 ahf/ond C Opiumwet
art. 11 lid 2 Opiumwet