Op 21 april 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie in strijd met de Wet wapens en munitie. De verdachte werd ervan beschuldigd op of omstreeks 4 mei 2016 in Vlaardingen een vuurwapen van het merk/type Zastava M 57, kaliber 7.62 x 25mm, en bijbehorende munitie voorhanden te hebben gehad. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 9 maanden, met gedeeltelijke herroeping van een eerdere voorwaardelijke invrijheidstelling. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat het wapen en de munitie niet van de verdachte waren en dat er geen sluitend bewijs was dat het DNA van de verdachte op het wapen was aangetroffen.
De rechtbank oordeelde dat het DNA-profiel van de verdachte matchte met het DNA op het wapen, met een matchkans van 1 op 685 miljoen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte het wapen voorhanden had en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van het feit uitsloten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 6 maanden, met aftrek van voorarrest, en wees de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling af, omdat het resocialisatietraject van de verdachte niet verstoord diende te worden.
De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit was begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en had inmiddels een betaalde baan gevonden, wat zijn kans op recidive zou verlagen. De rechtbank achtte het niet wenselijk dat de verdachte zijn werk en sociale inbedding zou verliezen door een langdurige detentie.