ECLI:NL:RBROT:2017:4478

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 april 2017
Publicatiedatum
12 juni 2017
Zaaknummer
10/740004-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijke vrijheidsberoving, mishandeling en bedreiging met levensgevaar

Op 21 april 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk beroven van de vrijheid van een 5-jarig meisje, meermalen mishandeling van meerdere slachtoffers en bedreiging met de dood. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 9 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was vanwege een vermoedelijke psychische stoornis. De rechtbank achtte de feiten bewezen, waaronder de bedreiging van een beveiliger van de GGD en de vrijheidsberoving van het jonge meisje. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 6 maanden op, met aftrek van voorarrest, en veroordeelde de verdachte tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij. De rechtbank overwoog dat de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in de strafmaat zijn meegenomen. De uitspraak benadrukt de impact van de daden van de verdachte op de slachtoffers en omstanders, en de blijvende angst die het jonge meisje heeft overgehouden aan het voorval.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10/740004-17
Datum uitspraak: 21 april 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
Penitentiair Psychiatrisch Centrum Vught,
raadsvrouw mr. T. Sandrk, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 april 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P.E.M. Morsch heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft de raadsvrouw van de verdachte zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte in de war was toen hij de woorden zoals genoemd in de tenlastelegging riep en dat hij, voordat hij de woorden geuit heeft, geen enkele vorm van agressie heeft geuit richting het slachtoffer. Daar komt bij dat de uitlating is gedaan in het bijzijn van twee agenten. Er kan door de uitlating van de verdachte dan ook geen redelijke vrees zijn ontstaan bij het slachtoffer dat hij het leven zou kunnen verliezen. Een enkele onbeheerste uiting van woede met een ongelukkige keuze van woorden levert geen bedreiging op, aldus de raadsvrouw.
4.1.2.
Beoordeling
Aangever [naam slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van bedreiging, waarbij hij heeft aangegeven dat de verdachte erg agressief was, dat de verdachte op luide toon tegen hem schreeuwde en dat de verdachte, terwijl hij aangever aankeek, drie tot vier keer – in het Engels – tegen hem heeft gezegd dat hij hem dood zou maken. Aangever heeft verklaard dat hij de woorden van de verdachte serieus nam en dat hij zich hierdoor bang en bedreigd voelde. Blijkens de aangifte is aan de bedreiging voorafgegaan dat de verdachte weigerde om het pand van de GGD, waar aangever als beveiliger werkte, te verlaten. Naar aanleiding daarvan heeft aangever de politie gebeld. Het proces-verbaal van de agenten die vervolgens ter plaatse zijn gekomen biedt steun aan de verklaring van aangever dat de verdachte de ten laste gelegde woorden “I am gonna kill you” heeft geuit en dat hij op dat moment erg wild was. De rechtbank acht de voornoemde bewoordingen van de verdachte, in samenhang met de hiervoor geschetste omstandigheden waaronder die bewoordingen werden geuit, van dien aard dat bij aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook door de verdachte zou worden gepleegd. Het feit dat de verdachte mogelijk in de war was maakt niet dat de bedreiging minder serieus genomen heeft moeten worden. Dat er op dat moment twee agenten aanwezig waren die de verdachte in bedwang konden houden, doet daar niet aan af.
4.1.3.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op of omstreeks 05 januari 2017 te Rotterdam opzettelijk [naam slachtoffer 2] ( [geboortejaar 2011] ) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte, die [naam slachtoffer 2] vastgepakt en/of vastgehouden en/of opgetild en/of tegen zijn borst geduwd (gehouden) en/of (vervolgens) is hij, verdachte, met die [naam slachtoffer 2] weggerend;
2.
hij op of omstreeks 05 januari 2017 te Rotterdam [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 5] heeft mishandeld door deze [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 5] (met kracht) in/op/tegen het gezicht te stompen/slaan;
3.
hij op of omstreeks 04 januari 2017 te Rotterdam [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (telkens) dreigend de woorden toegevoegd: "I am gonna kill you", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden;

2.mishandeling, meermalen gepleegd;

3.bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een bedreiging van een beveiliger van de GGD. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving van een 5-jarig meisje. Dit jonge kind liep nietsvermoedend met haar opa op straat, toen zij op het zebrapad door een vreemde man (de verdachte) werd vastgepakt en door hem werd aangesproken in een voor haar vreemde taal. Zij werd vervolgens door de verdachte opgetild en meegenomen, terwijl zij alleen maar terug naar haar opa wilde. Deze situatie heeft tenminste enkele minuten geduurd. In de tussentijd werd de opa van het meisje, [naam slachtoffer 3] , voor de ogen van zijn kleindochter hard geslagen door de verdachte. Toen de omstanders [naam slachtoffer 4] en [naam slachtoffer 5] het meisje probeerde te helpen, kregen zij ook een klap van de verdachte. Dit zijn ernstige feiten, en dergelijke incidenten maken niet alleen op de slachtoffers maar ook op omstanders een grote indruk. Uit de verklaring die de pleegmoeder van het 5-jarige meisje ter terechtzitting heeft gegeven blijkt dat het meisje door het incident met de verdachte tot op de dag van vandaag bang is voor onbekende mannen en voor mensen die in een - voor haar - vreemde taal spreken. Ook haar opa, [naam slachtoffer 3] , heeft blijkens de onderbouwing van de vordering die hij heeft ingediend als benadeelde partij grote moeite gehad om het angstige incident te kunnen verwerken.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 maart 2017 op naam van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het verslag van psycholoog [naam deskundige] dat is opgesteld naar aanleiding van het NIFP voorgeleidingsconsult op 9 januari 2017. Ondanks het gegeven dat de verdachte niet heeft willen meewerken aan het consult, is de meest waarschijnlijke verklaring voor waargenomen fenomenen volgens [naam deskundige] dat de verdachte verkeerde in een paranoïde psychotische toestand, mogelijk in het kader van een stoornis als schizofrenie. Volgens [naam deskundige] wijst onder andere het bizarre grensoverschrijdende gedrag jegens het meisje en haar opa op een ernstig verstoord realiteitscontact. Ook de paranoïde klinkende uitlatingen die de verdachte heeft gedaan over een tabletcomputer en een monitor in de spreekkamer tijdens het voorgeleidingsconsult alsmede de matige zelfverzorging passen volgens [naam deskundige] bij het beeld dat er sprake zou zijn van een paranoïde psychotisch toestandsbeeld.
De officier van justitie heeft voorafgaand aan de zitting kunnen achterhalen dat de verdachte in het verleden in Noorwegen in een psychiatrisch ziekenhuis opgenomen en behandeld is geweest. Dit is door de verdachte op zitting bevestigd. Ook is ter terechtzitting duidelijk geworden dat de verdachte medicijnen slikte of heeft geslikt, al kon de verdachte niet aangeven welke medicijnen dat waren en waarvoor hij die medicijnen slikte.
Nu de conclusie uit het voorgeleidingsconsult van de psycholoog gedragen wordt door zijn bevindingen, en door zowel de raadsman en de officier van justitie aangevoerd is dat er waarschijnlijk sprake is van verminderde toerekeningsvatbaarheid, wordt de verdachte door de rechtbank in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten naar alle waarschijnlijkheid een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De rechtbank zal hier bij het bepalen van de straf rekening mee houden.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank zal hiervan afwijken, gezien voornoemde persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] , ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 33,17 aan materiële schade en een vergoeding van € 650,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering genoegzaam onderbouwd is en in zijn geheel toewijsbaar. De officier van justitie verzoekt de rechtbank de vordering te vermeerderen met de wettelijke rente, en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling
Aan de benadeelde partij is door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade toegebracht. De gevorderde schadevergoeding is door de verdachte niet weersproken en komt de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voor. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
Aan de benadeelde partij is door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade toegebracht. De hoogte van de gevorderde vergoeding is door de verdachte niet betwist. De immateriële schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 650,- , zodat ook die vordering in zijn geheel zal worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 5 januari 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil
en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 683,17, te vermeerderen met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 57, 282, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maandenen beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 683,17 (zegge: zeshonderddrieëntachtig euro en zeventien cent), bestaande uit € 33,17 (zegge: drieëndertig euro en zeventien cent) aan materiële schade en € 650,- (zegge: zeshonderdvijftig euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 5 januari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 683,17 (zegge: zeshonderddrieëntachtig euro en zeventien cent)te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 683,17 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
13 (dertien) dagen. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. C.G. van de Grampel en L. Amperse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Hemert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 05 januari 2017 te Rotterdam opzettelijk [naam slachtoffer 2] ( [geboortejaar 2011] ) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte, die [naam slachtoffer 2] vastgepakt en/of vastgehouden en/of opgetild en/of tegen zijn borst geduwd (gehouden) en/of (vervolgens) is hij, verdachte, met die [naam slachtoffer 2] weggerend;
(artikel 282 Wetboek van Strafrecht);
2.
hij op of omstreeks 05 januari 2017 te Rotterdam [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 5] heeft mishandeld door deze [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 5] (met kracht) in/op/tegen het gezicht te stompen/slaan;
(artikel 300 Wetboek van Strafrecht);
3.
hij op of omstreeks 04 januari 2017 te Rotterdam [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (telkens) dreigend de woorden toegevoegd: "I am gonna kill you", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht);