ECLI:NL:RBROT:2017:4465

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 april 2017
Publicatiedatum
12 juni 2017
Zaaknummer
10/812069-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door niet verlenen van voorrang aan fietser

Op 26 april 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 20 oktober 2015 te Vlaardingen. De verdachte, rijdend in een personenauto, heeft een tegemoetkomende fietser aangereden terwijl hij linksaf wilde slaan. De fietser, die voorrang had, liep hierbij zwaar lichamelijk letsel op, waaronder een gebroken rugwervel en aangezichtsletsel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet tijdig opmerkte dat de fietser zich op het kruispunt bevond en dat hij niet voldoende zorgvuldigheid in acht heeft genomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, wat leidde tot het ongeval. De verdachte was ook onder invloed van drugs, maar de rechtbank oordeelde dat de lage concentraties in zijn bloed niet relevant waren voor de schuldvraag. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor 10 maanden. De uitspraak is gedaan bij verstek, en de rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor verkeersdelicten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/812069-16
Datum uitspraak: 26 april 2017
Verstek
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] .

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 april 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Baars heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 10 maanden, met aftrek van de periode dat het rijbewijs is ingevorderd en ingehouden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Om tot een bewezenverklaring te komen van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 dient de rechtbank vast te stellen dat de verdachte schuld heeft in de zin van die bepaling. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is niet in zijn algemeenheid aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor een bewezenverklaring van schuld in de zin van deze bepaling, maar komt het daarbij aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Verder is van belang dat niet alleen uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met een of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de vorenbedoelde zin.
Vast staat dat op 20 oktober 2015 een verkeersongeval heeft plaatsgevonden te Vlaardingen. De verdachte, rijdend in een personenauto vanuit de richting [straatnaam 1] , is daar op het kruispunt van de [straatnaam 2] en de verbindingsweg naar het [straatnaam 3] (hierna: de verbindingsweg) in botsing gekomen met een fietser, [naam slachtoffer] (hierna ook: het slachtoffer). Deze reed in de richting van de [straatnaam 1] en is door de verdachte aangereden toen de verdachte linksaf wilde slaan om in de richting van het [straatnaam 3] te rijden. Het slachtoffer heeft daarbij een meervoudig gebroken rugwervel en aangezichtsletsel opgelopen en is zowel aan zijn rug en gezicht geopereerd, waarbij zijn rug met pinnen van de 6de tot en met de 10de wervel is vastgezet en een huidtransplantatie in zijn gezicht heeft plaatsgevonden. Volledig herstel van de rug is waarschijnlijk niet mogelijk en vergt een revalidatie van minimaal 9 maanden. In het gezicht zal blijvend een litteken zichtbaar zijn.
De rechtbank gaat er op basis van de verkeersongevallenanalyse van uit dat de auto van de verdachte in rijtechnisch opzicht in voldoende staat verkeerde, dat geen infrastructurele oorzaak kon worden aangetoond voor het ongeval en zich ten tijde van het ongeval, dat bij daglicht plaatsvond, geen bijzondere weersomstandigheden hebben voorgedaan die van invloed kunnen zijn geweest op het ontstaan van het ongeval. Ter plaatse geldt een maximumsnelheid van 50 km/h. Niet is gebleken dat de verdachte die heeft overschreden.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat voorafgaand aan het ongeval de verdachte als bestuurder van de personenauto linksaf sloeg, terwijl het latere slachtoffer als hem tegemoet komende fietser rechtdoor ging op dezelfde weg. De verdachte had de fietser daarom voorrang moeten verlenen. De verdachte heeft het slachtoffer niet tijdig opgemerkt, is vervolgens gaan remmen waarbij zijn wielen zijn geblokkeerd, maar kon niet tijdig afremmen om een botsing met de fietser te voorkomen. Van belang is verder dat de weg die de verdachte linksaf slaand opging (de verbindingsweg) niet haaks staat op de [straatnaam 2] maar onder een geringe hoek wegloopt van die weg. Voorts is ter plaatse geen voorsorteerstrook op de [straatnaam 2] gemarkeerd. Dit maakt het enerzijds mogelijk om komend vanaf de [straatnaam 2] (bij ontbreken van tegemoetkomend verkeer) zonder sterk af te remmen de (geringe) bocht naar de verbindingsweg in te zetten. Anderzijds kan dit – bij niet of gering afremmen – voor verhoogd risico zorgen omdat andere verkeersdeelnemers over het hoofd worden gezien. De rechtbank stelt verder vast dat de fietser als tegemoetkomend verkeer zeker binnen het gezichtsveld van de verdachte moet zijn geweest en dat het aan de verdachte is te wijten dat hij het latere slachtoffer niet heeft opgemerkt.
Gelet op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige bovengenoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden waardoor het aan zijn schuld is te wijten dat er een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Het hiervoor omschreven lichamelijk letsel dat de fietser als gevolg van de aanrijding heeft opgelopen, wordt aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Voor wat betreft het verwijt dat de verdachte wordt gemaakt dat hij de bocht heeft afgesneden en/of niet voldoende rechts heeft gehouden in de zin van artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, overweegt de rechtbank dat de verbindingsweg die de verdachte wilde oprijden aan de rechterkant is voorzien van een verdrijvingsvlak, die noopt tot het enigszins naar links sturen bij het oprijden van deze weg.
De verdachte treft dus niet het verwijt dat hij de bocht heeft afgesneden, dan wel dat hij, in verband daarmee, onvoldoende rechts heeft gehouden.
In het rapport dat door het Nederlands Forensisch Instituut naar aanleiding van het toxicologisch onderzoek van het bloed van de verdachte is opgesteld, is vermeld dat in het bloed van de verdachte THC en amfetamine zijn aangetroffen. Hierover wordt in het rapport opgemerkt dat deze middelen de rijvaardigheid nadelig kunnen beïnvloeden, maar dat het gaat om zodanig lage concentraties dat een nadelige beïnvloeding van het rijgedrag niet waarschijnlijk is. Om die reden acht de rechtbank de aanwezigheid van deze middelen in het bloed van verdachte niet relevant voor beantwoording van de schuldvraag.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op of omstreeks 20 oktober 2015 te Vlaardingen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [straatnaam 2] ;
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
naar links is gaan afslaan en daarbij de bocht heeft afgesneden en/of niet voldoende rechts heeft gehouden en/of niet heeft opgemerkt dat een fietser, die hem op de fietsstrook tegemoet kwam en die zijn weg rechtdoor wilde vervolgen, zich (inmiddels) op het kruisingsvlak (van die [straatnaam 2] en de verbindingsweg naar het [straatnaam 3] ) bevond en/of
die fietser niet heeft laten voorgaan en/of in botsing of aanrijding is gekomen met die fietser,
waardoor die fietser, genaamd [naam slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel (te weten een gebroken rugwervel en aangezichtsletsel) of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
zulks terwijl hij, verdachte, met dat motorvoertuig is gaan rijden na gebruik van drugs en/of middelen, te weten amfetamine en cannabinoïden (IHC), waardoor gevaar bestond voor het niet voortdurend onder controle hebben van het door hem bestuurde voertuig en/of het gevaar bestond dat hij niet voortdurend in staat was handelingen te verrichten die van hem werden vereist;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is, rijdend in een personenauto, linksaf geslagen. Hij heeft daarbij een rechtdoor gaande fietser die voorrang had niet opgemerkt waardoor een botsing tussen de fietser en de personenauto van de verdachte heeft plaatsgevonden. Hierdoor heeft de fietser zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Het is voor het slachtoffer nog altijd niet mogelijk het leven te leiden zoals hij dat voor het ongeval gewend was.
Door zijn handelen heeft de verdachte zich onvoldoende bekommerd om het welzijn van zijn medeweggebruikers en heeft hij de verkeersveiligheid in gevaar gebracht.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting ter zake van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 als uitgangspunt genomen. Bij overtreding van dit artikel, waarbij sprake is van een aanmerkelijke verkeersfout waardoor bij een ander zwaar lichamelijk letsel is veroorzaakt, is als oriëntatiepunt opgenomen: een taakstraf voor de duur van 90 uur alsmede de ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden.
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank in strafverzwarende zin rekening met de omstandigheid dat in het bloed van de verdachte sporen zijn aangetroffen van THC en amfetamine, wat erop wijst dat hij verdovende middelen heeft gebruikt voordat hij ging rijden. In de auto van verdachte zijn verder gerookte joints, onderdelen om joints te draaien en pillen gevonden, die MDMA bevatten. Al is niet vastgesteld dat deze middelen de rijvaardigheid van de verdachte in dit geval hebben beïnvloed, het is zorgwekkend dat de verdachte zich er blijkbaar geen rekenschap van geeft dat het besturen van een motorvoertuig en het gebruik van verdovende middelen een gevaarlijke en ongeoorloofde combinatie is. Daarbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat uit verdachtes strafblad blijkt dat hij de afgelopen jaren meerdere malen is veroordeeld voor onder meer overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994 en de Opiumwet. De eerdere veroordelingen hebben hem er blijkbaar niet van weerhouden om weer een strafbaar feit in diezelfde categorie te plegen. Dit geeft te denken over de manier waarop de verdachte denkt aan het verkeer te kunnen deelnemen. Verder rekent de rechtbank het de verdachte aan dat hij zich na de dag van het ongeval niet meer heeft bekommerd om het slachtoffer. [naam slachtoffer] heeft verklaard dat hij geen contact met hem heeft gehad. De verdachte is bovendien twee maal in de gelegenheid gesteld om ter zitting te worden gehoord maar is beide keren niet verschenen om een verklaring af te leggen, of om berouw te tonen voor de gevolgen van zijn handelen.
Uit het vorenstaande volgt dat een zwaardere straf op zijn plaats is dan in de oriëntatiepunten is aangegeven. De rechtbank acht een forse taakstraf aangewezen. Daarnaast wordt de verdachte in het belang van de verkeersveiligheid een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor na te noemen duur opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen
6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

Bij verstek:
De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
10 (tien) maanden;
bepaalt dat de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, wordt verminderd met de duur van de invordering en inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
116 (honderdzestien) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
58 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. J. van Dort en J. Fransen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Empelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 20 oktober 2015 te Vlaardingen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden
door met dat motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [straatnaam 2] ;
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
naar links is gaan afslaan en daarbij de bocht heeft afgesneden en/of niet voldoende rechts heeft gehouden en/of
niet heeft opgemerkt dat een fietser, die hem op de fietsstrook tegemoet kwam en die zijn weg rechtdoor wilde vervolgen, zich (inmiddels) op het kruisingsvlak (van die [straatnaam 2] en de verbindingsweg naar het [straatnaam 3] ) bevond en/of
die fietser niet heeft laten voorgaan en/of in botsing of aanrijding is gekomen met die fietser,
waardoor die fietser, genaamd [naam slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel (te weten een gebroken rugwervel en aangezichtsletsel) of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
zulks terwijl hij, verdachte, met dat motorvoertuig is gaan rijden na gebruik van drugs en/of middelen, te weten amfetamine en cannabinoïden (IHC), waardoor gevaar bestond voor het niet voortdurend onder controle hebben van het door hem bestuurde voertuig en/of het gevaar bestond dat hij niet voortdurend in staat was handelingen te verrichten die van hem werden vereist;
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 oktober 2015 te Vlaardingen als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [straatnaam 2] , zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
naar links is gaan afslaan en daarbij de bocht heeft afgesneden en/of niet voldoende rechts heeft gehouden en/of
niet heeft opgemerkt dat een fietser, die hem op de fietsstrook tegemoet kwam en die zijn weg rechtdoor wilde vervolgen, zich (inmiddels) op het kruisingsvlak (van die [straatnaam 2] en de verbindingsweg naar het [straatnaam 3] ) bevond en/of
die fietser niet heeft laten voorgaan en/of in botsing of aanrijding is gekomen met die fietser.