Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
- de dagvaarding van 7 december 2016;
- de conclusie van antwoord;
- de aantekening dat op 24 maart 2017 een comparitie van partijen is gehouden;
- de overgelegde producties.
2.De vaststaande feiten
Met [M.]gesproken over doen van opleiding. Zouden verder spreken indien concreter. […]
8.Aanbevelingen
6 januari 2011:
“Goed geregeld maar nu even het werk loslaten. Ik heb aan [R.] gevraagd of ze jouw mail en post wil bijhouden. Beterschap en doe rustig aan”.
12. Accountverdeling
zich nu pas realiseert. Op dit moment is alleen het eerste aanspreekpunt de verantwoordelijke voor de afdeling.
Hoi [A.] en [eiseres] ,
[D.] (leidinggevende van [eiseres]]
neemt het signaal dat jullie hebben afgegeven erg serieus. [D.] is gisteren bij mij langs geweest. Hij heeft aangegeven dat gedurende een lange tijd [eiseres] veel te veel op haar bord had aan hoeveelheid werkzaamheden. [eiseres] had gemiddeld 30% meer werkzaamheden dan haar collega’s. Sinds anderhalve maand is het takkenpakket van [eiseres] aangepast”
10 mei 2011 (productie 45), met daarin onder meer het volgende:
het verleden: ik geef aan dat we het hier al verschillende keren over gehad heb, dat ik altijd begrip heb getoond en zodra dit bij mij duidelijk werd geprobeerd heb hier iets aan te doen. Recent heeft [eiseres] een paar keer aangegeven dat ze begon te merken dat het beter ging en dat ze “bij” was. Ik ben dan ook van mening dat het verleden geen reden meer is voor het al dan niet nu goed je werk kunnen doen. M.a.w. het geklaag hierover moet ophouden en kan niet meer gelden als excuus. […]
[eiseres] heeft kritiek op mijn functioneren als leidinggevende. Ik ben niet belangstellend genoeg naar haar studie. […] Ik geef toe dat ik inderdaad vaak niet de tijd heb die ik zou willen om aandacht voor dat zoort[sic]
zaken te hebben. Ook zou ik het niet hebben goed gevonden als [eiseres] ook andere werkzaamheden zou doen in het kader van haar studie. Ik geef aan dat ik me dat niet herinner maar dat ik mogelijk gezegd heb dat ze dit onder werktijd mag doen als haar werk er niet onder lijdt en dat ze het anders in eigen tijd mag doen.
10 april 2012, voor zover relevant, het volgende:
7 februari 2013 (productie 30 bij dagvaarding) dat sprake is van burn-outklachten en angstklachten bij [eiseres] . [Z.] schrijft voorts dat de klachten lijken veroorzaakt door problemen op het werk waar een onveilig klimaat heerst met hoge eisen aan productie.
3.De vordering en het verweer
4.De beoordeling
18 augustus 2009 heeft [eiseres] , bij afwezigheid van [D.] wegens vakantie, [E.] gemaild over de vergoeding van de kosten, waarop [E.] heeft gemaild dat het ASZ een bijdrage zou leveren en dat ze na Merhais vakantie concrete afspraken zouden maken. Op basis van deze gang van zaken kan, gelet op de korte tijdsspanne tussen het aanleveren van de concrete gegevens over de opleiding en de e-mail van [eiseres] naar [E.] , niet worden geconcludeerd dat [D.] Merhais verzoek om een studiekostenvergoeding heeft getraineerd. Voorts is uit de e-mail van [E.] af te leiden dat er nog concrete afspraken over de vergoeding gemaakt dienden te worden. Zonder nadere onderbouwing, die niet is gegeven, valt dan ook niet in te zien dat [D.] met zijn toevoeging aan de brief van [E.] dat de reiskosten niet vergoed zouden worden, is teruggekomen op een toezegging van [E.] en aldus [eiseres] onvoldoende heeft gesteund als leidinggevende. Uit de toonzetting van de overgelegde correspondentie tussen [eiseres] en [D.] is niet op te maken dat de gang van zaken omtrent de opleiding van [eiseres] nog tot enige frictie tussen hen heeft geleid, anders dan dat [eiseres] [D.] later, in 2011, verweet niet voldoende belangstellend naar haar studie te zijn.
e-mailcorrespondentie tussen [D.] en [eiseres] in mei en juli 2011 is af te leiden dat verschillende afdelingshoofden bij [D.] klachten hebben geuit over het functioneren van [eiseres] , dat [D.] [eiseres] daar op heeft aangesproken, dat er tussen hen meerdere gesprekken hierover hebben plaatsgevonden en dat al eerder sprake was geweest van klachten. [D.] heeft blijkens het gespreksverslag van het gesprek op 19 mei 2011 de op dat moment geuite klachten gerelativeerd en heeft [eiseres] geadviseerd hoe zich verder op te stellen tegen de afdelingshoofden. Uit het gespreksverslag naar aanleiding van het gesprek op 14 juli 2011 is af te leiden dat de klachten vanuit de afdelingen blijkbaar nog niet waren opgelost en dat [D.] (voor het eerst) sprak over een mogelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst als het functioneren van [eiseres] niet zou verbeteren.