Op 31 mei 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het kraken van een bedrijfspand in Capelle aan den IJssel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, wederrechtelijk in het pand verbleef tussen 3 mei en 26 mei 2015. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van zes weken, waarvan drie weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De verdediging voerde aan dat de aanhouding van de verdachte onrechtmatig was en dat er sprake was van vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek. De rechtbank oordeelde echter dat de aanhouding rechtmatig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank heeft de bewijswaardering uitvoerig besproken en geconcludeerd dat de verdachte schuldig was aan het ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, waarvan drie weken voorwaardelijk, en heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat deze een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren.