Dit vonnis betreft de zaak tegen de verdachte die beschuldigd wordt van het kraken van een bedrijfspand in Capelle aan den IJssel. De rechtbank Rotterdam heeft op 31 mei 2017 uitspraak gedaan in deze strafzaak, waarbij de verdachte werd bijgestaan door raadsman mr. drs. E. Tamas. De officier van justitie, mr. W. van Natijne, eiste een gevangenisstraf van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van de officier van justitie beoordeeld en de verdediging heeft betoogd dat er sprake was van vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek, wat de ontvankelijkheid zou kunnen aantasten. De rechtbank heeft deze argumenten echter verworpen en geoordeeld dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen in een bedrijfspand heeft gekraakt, waarvan het gebruik door de rechthebbende was beëindigd. De rechtbank heeft de bewijswaardering uitvoerig besproken en geconcludeerd dat de verdachte wederrechtelijk in het pand aanwezig was. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het kraken en heeft de strafmaat gemotiveerd, waarbij rekening is gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het strafblad. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van vier weken opgelegd, waarvan twee weken voorwaardelijk, en heeft een proeftijd van twee jaar vastgesteld. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren.