ECLI:NL:RBROT:2017:4385

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 mei 2017
Publicatiedatum
8 juni 2017
Zaaknummer
10/740447-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging zware mishandeling en mishandeling levensgezel; geen causaal verband tussen foto’s en letsel; wegname telefoon zonder oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 mei 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling en mishandeling van zijn levensgezel. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen causaal verband bestaat tussen de foto’s en de beschrijving van het letsel van de aangeefster en de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de mishandeling, omdat de verklaring van de aangeefster niet voldoende steun vond in het bewijs. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte, dat de mishandeling het gevolg was van een stoeipartij onder invloed van alcohol, niet op voorhand onaannemelijk was.

Daarnaast werd de verdachte ook vrijgesproken van de beschuldiging van diefstal van de telefoon van de aangeefster. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de telefoon met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening had weggenomen. De verklaringen van getuigen ondersteunden de verklaring van de verdachte dat hij de telefoon had gekregen van de aangeefster.

De rechtbank heeft wel bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan vernieling en mishandeling in andere feiten, waarvoor hij een taakstraf van 80 uren opgelegd kreeg. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslavingsproblematiek en het feit dat hij geen vaste woon- of verblijfplaats had. De rechtbank heeft de verdachte ook in aanmerking laten komen voor reclasseringstoezicht, maar heeft dit niet als voorwaarde aan de straf verbonden, gezien de relatief geringe ernst van de feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/740447-16
Datum uitspraak: 18 mei 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw S. Bomans, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 4 mei 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. Segerink heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 204075-16 onder 1, 2, 3 en 4 en het onder parketnummer 740447-16 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 175 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, ook als dit inhoudt: klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken, gevolgd door ambulante begeleiding bij een (forensische) instelling voor verslavingszorg en verblijven in een instelling voor begeleid wonen/maatschappelijke opvang, of een soortgelijke instelling.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder parketnummer 204075-16 onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Vrijspraak (feiten 1 en 2 van parketnummer 740447-16)
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat de verklaring van aangeefster [naam slachtoffer 1] gedetailleerd is en dat deze steun vindt in de bij [naam slachtoffer 1] aangetroffen blauwe plekken en (steek-)verwonding aan het been. Daar staat slechts tegenover de verklaring van de verdachte dat hij het niet meer weet, terwijl hij bij de reclassering heeft laten weten dat aangeefster en de verdachte onder invloed waren en toen hebben gestoeid. Tijdens het stoeien zou het mes, dat aangeefster zou hebben vastgehad, in het been van aangeefster zijn gegleden. De feiten kunnen bewezen verklaard worden.
4.2.2.
Beoordeling
Naar het oordeel van rechtbank kan niet worden vastgesteld dat er een causaal verband bestaat tussen de foto’s en beschrijving van het letsel van de aangeefster in het dossier en de mishandelingen die volgens haar aangifte hebben plaatsgevonden op 9, 10 en 12 oktober 2016. Nu ander steunbewijs ontbreekt, is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
4.3.
Vrijspraak (feit 3 van parketnummer 740447-16)
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat de verklaring van aangeefster [naam slachtoffer 1] steun vindt in de omstandigheid dat getuigen hebben gezien dat de verdachte de telefoon heeft gepakt en is weggerend en dat de telefoon korte tijd later bij de verdachte in zijn zak wordt aangetroffen. Het feit is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.2.
Beoordeling
Voor de verklaring van aangeefster [naam slachtoffer 1] dat de verdachte, voordat hij er van door ging, haar telefoon uit haar jaszak heeft gehaald, ontbreekt in het dossier enig steunbewijs. In het bijzonder wordt deze verklaring niet ondersteund door de verklaringen van de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] die volgens [naam slachtoffer 1] op dat moment ter plaatse waren. Daar komt bij dat de verdachte ter zitting heeft verklaard dat aangeefster en hij over en weer elkaars spullen, waaronder ook de mobiele telefoon, leenden. De verdachte heeft verklaard dat hij de telefoon van [naam slachtoffer 1] had gekregen en bij zich droeg om deze te gebruiken en dat, zo begrijpt de rechtbank de verklaring van de verdachte, hij deze op enig moment zou teruggeven aan [naam slachtoffer 1] . De rechtbank acht deze verklaring niet op voorhand onaannemelijk. Gezien het voorgaande kan niet worden bewezen dat de verdachte de telefoon van [naam slachtoffer 1] met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening van aangeefster heeft weggenomen. De verdachte wordt van dit feit vrijgesproken.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 204075-16 onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
(parketnummer 204075-16)
1.
hij op of omstreeks 04 oktober 2016 te Schiedam
opzettelijk en wederrechtelijk een toegangs-/portiekdeur (behorende bij een portiek gelegen op/aan [adres delict] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stichting Woonplus , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2.
hij op of omstreeks 04 oktober 2016 te Schiedam
[naam slachtoffer 2] heeft mishandeld door meermalen, althans éénmaal, tegen/op het oor, althans tegen/op het hoofd van die [naam slachtoffer 2] te slaan en/of te stompen;
3.
hij op of omstreeks 04 oktober 2016 te Schiedam, althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk de binnenverlichting van een dienstvoertuig, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Politie Eenheid Rotterdam, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
4.
hij op of omstreeks 21 februari 2017 te Schiedam
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
twee repen chocolade, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan COOP Schiedam, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.Vernieling

2.Mishandeling

3.Vernieling

4.Diefstal.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft, terwijl hij onder invloed en in een zeer agressieve bui was, op straat, een portiekdeur vernield door daar meermalen tegenaan te schoppen. Ook heeft hij die middag een willekeurige voorbijganger zonder enige aanleiding hard tegen het hoofd geslagen. Na zijn aanhouding heeft de verdachte de binnenverlichting van een politievoertuig kapot getrapt. Tot slot heeft hij in een supermarkt twee repen chocolade gestolen.
Dit zijn vervelende feiten die veel overlast en (financieel) ongemak veroorzaken. Ook heeft de verdachte bij de willekeurige voorbijganger angst veroorzaakt en hem pijn toegebracht.
Bij de keuze voor de strafsoort en de duur daarvan heeft de rechtbank de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting als uitgangspunt genomen. De rechtbank heeft meegewogen dat de verdachte blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 april 2017 niet eerder is veroordeeld. Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding een werkstraf op te leggen en wel voor de duur van 80 uren.
Ten aanzien van de eis van de officier van justitie om een voorwaardelijk strafdeel op te leggen en hieraan reclasseringstoezicht met bijzondere voorwaarden te verbinden, overweegt de rechtbank als volgt. Bij beslissing van 24 maart 2017 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank de voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van
7 april 2017 onder voorwaarden geschorst. Deze voorwaarden omvatten onder meer een opname in een verslavingskliniek en/of een instelling voor begeleid wonen. De verdachte heeft thans ter zitting meegedeeld dat deze opnames nog niet hebben plaatsgevonden en dat ook het reclasseringstoezicht nog niet goed van de grond is gekomen. Ook heeft hij verklaard dat het op dit moment niet goed met hem gaat; hij heeft geen vaste woon- of verblijfplaats en is teruggevallen in het gebruik van harddrugs. De verdachte wil met de reclassering overleggen of hij in het kader van zijn bijzondere voorwaarden bij stichting “ [naam instelling] ”, instelling voor verslavingszorg in Den Haag, kan worden opgenomen.
De verdachte gehoord hebbende, acht de rechtbank een bij een voorwaardelijk strafdeel op te leggen reclasseringstoezicht weliswaar passend en geboden. Echter gelet op de (relatief) geringe ernst van de feiten komt de rechtbank aan het opleggen hiervan niet toe. De rechtbank stelt evenwel vast dat de verdachte bij (onherroepelijk) vonnis van 14 april 2017 van de politierechter in deze rechtbank reeds een reclasseringstoezicht opgelegd heeft gekregen, zodat hij in dat kader met de reclassering aan de slag kan.
De rechtbank acht oplegging van een werkstraf van 80 uren passend en geboden. Op deze werkstraf worden de dagen die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in totaal 116 dagen, in mindering gebracht, zodat 0 uren resteren.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 22c, 22d, 57, 63, 300, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder parketnummer 740447-16 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder parketnummer 204075-16 onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
tachtig (80) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
0 (nul) urente verrichten taakstraf resteert;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Boek, voorzitter,
en mrs. Van Luijck en Timmerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Van Empelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 mei 2017.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 09 oktober 2016 te Rotterdam, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer 1] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op de knie, althans het been, van voornoemde [naam]
[naam slachtoffer 1]heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 9 oktober 2016 te Rotterdam, althans in Nederland,
zijn levensgezel, [naam slachtoffer 1] , althans een persoon,
heeft mishandeld door voornoemde [naam slachtoffer 1] met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp in haar been/lichaam steken.
2.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01
10oktober 2016 tot en met 12 oktober 2016 te Rotterdam, althans in Nederland,
zijn levensgezel, [naam slachtoffer 1] , althans een persoon, heeft mishandeld door voornoemde [naam slachtoffer 1]
- meermalen, althans éénmaal, in/op/tegen het gezicht en/of het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- ( met kracht) op/tegen de schouder te duwen, waardoor voornoemde [naam slachtoffer 1] met haar schouder tegen de muur aan kwam, en/of
- bij de/het bovenbe(e)n(en) te pakken en/of (vervolgens) meermalen, althans eenmaal in het bovenbeen te bijten en/of
- bij de keel, althans de nek, te pakken en/of (vervolgens) in de keel, althans de nek, te knijpen;
3.
hij op of omstreeks 12 oktober 2016 te Rotterdam
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
(parketnummer 204075-16)
1.
hij op of omstreeks 04 oktober 2016 te Schiedam
opzettelijk en wederrechtelijk een toegangs-/portiekdeur (behorende bij een portiek gelegen op/aan [adres delict] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stichting Woonplus , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2.
hij op of omstreeks 04 oktober 2016 te Schiedam
[naam slachtoffer 2] . heeft mishandeld door meermalen, althans éénmaal, tegen/op het oor, althans tegen/op het hoofd van die [naam slachtoffer 2] te slaan en/of te stompen;
3.
hij op of omstreeks 04 oktober 2016 te Schiedam, althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk de binnenverlichting van een dienstvoertuig, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Politie Eenheid Rotterdam, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
4.
hij op of omstreeks 21 februari 2017 te Schiedam
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
twee repen chocolade, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan COOP Schiedam, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.