15.2.Het betoog van verzoekster dat alleen zij wordt bestraft en dat degene die handelde, vrij rondloopt op straat, leidt er niet toe dat verweerder jegens verzoekster niet handhavend mocht optreden. De sluiting van het café is primair gericht op herstel van de openbare orde en staat los van een strafrechtelijk traject tegen de cafébezoeker bij wie een handelshoeveelheid harddrugs is gevonden.
16. Verzoekster betoogt dat verweerder een onjuiste belangenafweging heeft gemaakt. Zij verliest haar inkomsten en de banen van vier mensen staan op de tocht. Dat de sluiting van haar café voor verzoekster en haar medewerkers grote financiële gevolgen heeft, biedt naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen grond voor het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid de bescherming van de openbare orde en veiligheid heeft kunnen laten prevaleren en niet tot sluiting heeft kunnen bevelen. Deze financiële gevolgen zijn inherent aan sluiting van het café. Verzoekster heeft niet aannemelijk gemaakt dat door de sluiting faillissement dreigt.
17. Het betoog dat verzoekster anders wordt behandeld dan [Cafe A] , faalt. In de brief van 30 september 2016, waarbij verzoekster is meegedeeld dat verweerder voornemens is het café voor zes maanden te sluiten, is verzoekster erop gewezen dat het opleggen van een bestuurlijke maatregel gevolgen kan hebben voor aan haar verleende vergunningen. Verweerder heeft ter zitting onbestreden betoogd dat in het besluit tot sluiting van [Cafe A] niet werd aangegeven dat de sluiting gevolgen kon hebben voor andere vergunningen. Voor zover verzoekster betoogt dat zij anders wordt behandeld dan [Cafe B] , is een verschil dat in [Cafe B] geen harddrugs, maar softdrugs zijn aangetroffen. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt dus niet.
Bijzondere omstandigheden
18. Volgens het huidige handhavingsbeleid is bij constatering van meer dan een handelshoeveelheid harddrugs in een café, sluiting voor de duur van zes maanden aangewezen. Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt verweerder overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. In haar uitspraak van 26 oktober 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2840 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overwogen dat een bestuursorgaan ook omstandigheden die bij het opstellen van een beleidsregel zijn verdisconteerd, dan wel moeten worden geacht te zijn verdisconteerd, dient te betrekken in zijn beoordeling en dient te bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb die maken dat het handelen overeenkomstig de beleidsregel gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. 19. Verzoekster heeft verschillende bijzondere omstandigheden aangevoerd.
20. Het betoog dat verzoekster al ruim 37 jaar een goede reputatie heeft, is onvoldoende onderbouwd, gelet op de incidenten in het café zoals vastgelegd in het rapport van 10 november 2016.
21. Verzoekster betoogt dat de sluiting en de daarmee samenhangende consequenties (intrekking van de exploitatievergunning en het weigeren van een nieuwe exploitatievergunning) tot gevolg kan hebben dat de beheerders, gezien hun leeftijden (65 en 70) feitelijk het café moeten opgeven. Uit het bestreden besluit blijkt niet in hoeverre verweerder dit heeft meegewogen. Ook blijkt niet in hoeverre is meegewogen dat er in de tijd tussen het geweldsincident (16 augustus 2016) en het besluit tot sluiting (30 september 2016) geen nieuwe incidenten zijn geweest. Verzoekster betoogt verder dat de sluiting zou moeten worden opgeschort omdat de gemeenteraad van Dordrecht bij motie van 20 december 2017 de burgemeester heeft opgeroepen het horeca-handhavingsbeleid aan te passen. De motie verzoekt de burgemeester te onderzoeken of de duur van een eerste sluiting van een horecabedrijf tot maximaal vier weken kan worden beperkt en daarover de gemeenteraad uiterlijk 1 april 2017 te berichten. Verzoekster betrekt daarbij dat de burgemeester in februari 2017 afscheid zal nemen en dat een nieuwe burgemeester soepeler beleid zou kunnen hanteren, dat voor verzoekster dan te laat komt. Ter zitting heeft verweerder vastgehouden aan de sluiting van zes maanden. Verweerder heeft ter zitting benadrukt niet voornemens te zijn het handhavingsbeleid bij de constatering van handel in harddrugs in horeca-inrichtingen vergaand te versoepelen. Tussen zes maanden en de in de motie gevraagde maximering van vier weken zit een te groot verschil. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zou wijziging van het sluitingsbeleid in de toekomst er toe kunnen leiden dat in de nabije toekomst in retrospectief bezien verzoekster een te zware maatregel is opgelegd. Verzoekster schetst de gevolgen als onomkeerbaar. Dit is niet in het bestreden besluit betrokken.
22. Het betoog ter zitting dat in het bestreden besluit wel is overwogen dat er geen sprake is van andere omstandigheden die in dit geval tot onevenredige gevolgen leiden, doet onvoldoende recht aan de onder 18 genoemde vereiste wijze van beoordeling.
23. Op grond van hetgeen is overwogen onder 21 en 22 is de voorzieningenrechter van oordeel dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. De voorzieningenrechter ziet daarbij onder ogen dat een besluit tot intrekking van de exploitatievergunning nu nog niet genomen is. Verweerder heeft niet alle relevante omstandigheden betrokken bij zijn beoordeling op grond van artikel 4:84 van de Awb. Dit kan verweerder in bezwaar herstellen. Daarbij is niet uitgesloten dat verweerder tot een andere afweging komt, en een sluitingsduur van korter dan zes maanden beveelt.
24. Onder 10 is al aan de orde geweest dat het mogelijk is dat pas half mei – vier maanden na de sluiting – uitsluitsel komt op het bezwaarschrift. Uit het verloop van de besluitvorming blijkt niet dat verweerder grote haast heeft met het treffen van een bestuurlijke maatregel. Op 28 maart 2016 heeft de politie een gesprek gehad met een medebeheerder van Café de Pul over het vermoeden van drugshandel door een bezoeker van het café, op 7 juli 2016 en 22 juli 2016 heeft de politie gepost bij het café, op 26 augustus 2016 was sprake van een geweldsincident en op 14 december 2016 is het sluitingsbevel aan verzoekster gedaan, waarbij verzoekster ruim een maand de tijd kreeg om tot sluiting over te gaan. De situatie is niet acuut.
25. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding het bevel tot sluiting te schorsen. Het is in eerste instantie aan verweerder en niet aan de voorzieningenrechter om te bepalen of gezien de specifieke omstandigheden van het geval, tezamen bezien, sluiting van Café de Pul voor de duur van zes maanden aangewezen is (zie r.o. 4.6 van de onder 18 genoemde uitspraak van de Afdeling van 26 oktober 2016). Omdat dit aan verweerder is, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om te bepalen dat schorsing langer nodig is dan totdat verweerder op het bezwaar heeft beslist. Om echter een tijdsklem bij dan eventueel in te roepen rechtsbescherming te voorkómen, bepaalt de voorzieningenrechter dat de schorsing na de datum van de beslissing op bezwaar nog twee weken zal voortduren.
25. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht (van € 333,-) vergoedt.
27. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (naar het tarief van 2017) vast op in totaal € 1007,45 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 495,- en wegingsfactor 1 en een bedrag van € 14,80 aan reiskosten en een bedrag van € 2,65 aan verschotten).
28. Met deze uitspraak is het bevel tot sluiting van Café de Pul voor de duur van zes maanden geschorst. Dit heeft tot gevolg dat het café nu niet dicht hoeft. Verweerder moet in bezwaar beoordelen of zij het besluit tot sluiting voor de duur van zes maanden, ook met meewegen van de door verzoekster genoemde specifieke omstandigheden, wil handhaven.