ECLI:NL:RBROT:2017:432
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging privégebruik dienstauto politie en financiële compensatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 januari 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen de korpschef van politie (verweerder) en een ambtenaar (eiser) over de beëindiging van het privégebruik van een dienstauto. Eiser, werkzaam bij de politie sinds 1 juni 2002, had vanaf 1 juli 2006 een dienstauto ter beschikking gekregen die hij ook privé mocht gebruiken. Op 18 juni 2015 heeft verweerder besloten het privégebruik van de dienstauto per 1 januari 2016 te beëindigen, met een financiële tegemoetkoming van € 161,51 bruto per maand voor de periode van 1 januari tot 1 juli 2016. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt en beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelde dat de beëindiging van het privégebruik niet onredelijk was.
De rechtbank overwoog dat de overgangsregeling, die eiser de mogelijkheid bood om tot 1 januari 2016 privé gebruik te maken van de dienstauto, niet op de wettelijk voorgeschreven wijze was gepubliceerd, maar dat dit niet betekende dat verweerder zich niet op deze regeling mocht beroepen. De rechtbank concludeerde dat de beëindiging van het privégebruik van de dienstauto gerechtvaardigd was, gezien het belang van de overheid om efficiënt om te gaan met middelen en de financiële compensatie die aan eiser werd geboden. Eiser had voldoende tijd om zich voor te bereiden op de beëindiging en had zelf gekozen om zijn dienstauto niet eerder in te leveren.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.