ECLI:NL:RBROT:2017:4314

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 mei 2017
Publicatiedatum
6 juni 2017
Zaaknummer
10/811019-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan diefstal met braak, verbreking en inklimming

Op 18 mei 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan diefstal met braak, verbreking en inklimming. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 januari 2017 in Rotterdam, samen met een medeverdachte, een geldbedrag van 198 euro heeft weggenomen, en dat hij op 19 februari 2016 in Krimpen aan den IJssel betrokken was bij een andere diefstal. De officier van justitie heeft vrijspraak geëist voor enkele tenlastegelegde feiten, maar de rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de meeste beschuldigingen. De rechtbank heeft echter bewezen verklaard dat de verdachte medeplichtig was aan de diefstallen, waarbij hij op de uitkijk stond en de vluchtvoertuigen bestuurde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 71 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en begeleiding door een instelling voor verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft ook beslist over in beslag genomen voorwerpen en de vordering van de benadeelde partij, die niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de voorzitter, mr. J.L.M. Boek, de uitspraak heeft gedaan in aanwezigheid van de andere rechters en de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/811019-17
Datum uitspraak: 18 mei 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. Le Cocq d’Armandville, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 4 mei 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Westerhof heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair en 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 71 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering en zich onder begeleiding stelt van stichting [naam stichting] of soortgelijke instelling voor de aanpak van zijn verslaving en sociale problematiek.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
Subsidiair
[naam medeverdachte] , althans een persoon op of omstreeks 22 januari 2017 te
Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een geldbedrag (198 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan die [naam medeverdachte] en/of zijn mededader(s) en/of aan
verdachte,
waarbij die [naam medeverdachte] en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats
des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren)
onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of
verbreking,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest
door op de uitkijk te staan en/of de vlucht scooter te besturen;
2.
Subsidiair
[naam medeverdachte] , althans een persoon op of omstreeks 19 februari 2016
te Krimpen aan den IJssel,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een groot geldbedrag,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan die [naam medeverdachte] en/of zijn mededader(s) en/of aan
verdachte,
waarbij die [naam medeverdachte] en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats
des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren)
onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of
verbreking,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest
door op de uitkijk te staan en/of de vlucht auto te besturen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1 subsidiair
Medeplichtigheid aan diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking
Feit 2 subsidiair
Medeplichtigheid aan diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten,
de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
Verdachte is meermalen behulpzaam geweest bij bedrijfsinbraken door op de uitkijk te staan en het besturen van het vluchtvoertuig. Hij heeft daarmee een faciliterende rol gespeeld en zijn medeverdachte in staat gesteld die inbraken te plegen en van de plaats delict weg te komen. Een inbraak getuigt van een gebrek aan respect voor de eigendommen van anderen. Daarnaast brengen dergelijke feiten naast de financiële schade ook overlast voor de betrokkenen teweeg en in het algemeen een gevoel van onveiligheid in de werk-/woonomgeving. Verdachte heeft zich niet bekommerd om de nadelige gevolgen van zijn handelen voor anderen. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 april 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland, afdeling reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 20 april 2017. Dit rapport houdt het volgende in.
De reclassering acht een redelijke kans aanwezig dat betrokkene wederom met politie en justitie in aanraking komt, mocht betrokkene opnieuw omgaan met personen in het drugsmilieu. Vanwege het geheel ontbreken van een dagbesteding is de kans daarop groot. Daarnaast logeert betrokkene bij zijn oudste broer die aan drugs verslaafd is. Zelf is betrokkene ook bekend met overmatig alcohol- en cocaïnegebruik. Het ontbreken van een vast woonadres en een vast inkomen, gecombineerd met schulden en een gokverslaving, maakt dat betrokkene nog meer afhankelijk is van zijn sociale omgeving voor onderdak en onderhoud in financiële zin. Toch is er de afgelopen maanden een duidelijke kentering ingetreden in de houding en het gedrag van betrokkene. Met de hulp van stichting [naam stichting] zijn de eerste stappen gezet op het gebied van financiën en aanpak schulden door middel van een aanvraag uitkering en intakegesprek bewindvoering. Vervolgens kan naar eigen huisvesting worden uitgekeken. Het meest belangrijk is het voornemen om geheel te stoppen met het gebruik van alcohol en drugs, ingegeven door een ernstige reumatische aandoening en plots optredende blindheid sinds maart jongstleden. Middelengebruik belemmert de werking van reumamedicatie. Hoewel de ziekte een externe prikkel vormt om te stoppen met alcohol en drugs en een terugval op de loer blijft, constateert de reclassering dat het betrokkene inmiddels aardig lukt om abstinent te blijven. Betrokkene is gemotiveerd zijn leven op de rails te krijgen. Verder gelden zijn huidige partner en kinderen als beschermende factoren.
Geadviseerd wordt om reclasseringstoezicht op te leggen en begeleiding door Stichting [naam stichting] of een soortgelijke instelling. Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal het huidig opgezette hulpverleningstraject en de gepleegde inspanningen bemoeilijken en in het ergste geval teniet doen. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Hierbij worden de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd:
  • Meldplicht: betrokkene houdt zich aan de voorschriften en aanwijzingen hem gegeven door of namens de reclassering. Betrokkene moet zich binnen de proeftijd melden zo lang en frequent als deze instelling nodig acht.
  • Andere voorwaarden het gedrag betreffende: betrokkene stelt zich onder begeleiding van stichting [naam stichting] of een soortgelijke instelling voor de aanpak van zijn verslaving en sociale problematiek.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in min of meer soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de
rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het onder verdachte uit de fouillering in beslag genomen geldbedrag van € 19 terug te geven aan de verdachte nu dit geldbedrag niet direct te linken is aan het strafbare feit en de in beslag genomen snorfiets verbeurd te verklaren, nu het strafbare feit daarmee is begaan. Het inbeslaggenomen geldbedrag van € 198 aan euromunten (zaak [naam slachtoffer 2] ) dient verbeurd te worden verklaard, nu dit door middel van het strafbare feit is verkregen.
8.2.
Beoordeling
Uit het proces-verbaal van bevindingen [proces-verbaalnummer] volgt dat de verdachte bij verhoor heeft verklaard dat de onder hem inbeslaggenomen snorfiets (kenteken [kentekennummer] )
eigendom was van zijn broer, genaamd [naam] . Uit het register van de Rijksdienst voor het wegverkeer volgt dat de tenaamgestelde van voornoemde snorfiets [naam] betrof.
Uit artikel 33a Wetboek van Strafrecht volgt dat voorwerpen die niet aan de veroordeelde toebehoren alleen verbeurd kunnen worden verklaard indien degene aan wie zij toebehoren bekend was met het gebruik of de bestemming in verband met het strafbare feit, dan wel dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden.
Daarvan is de rechtbank thans niet gebleken.
Ten aanzien van de in beslag genomen snorfiets zal dan ook de bewaring worden gelast ten behoeve van de rechthebbende.
Ten aanzien van het onder verdachte uit de fouillering in beslag genomen geldbedrag van € 19 zal een last tot teruggave aan de verdachte worden gegeven.
Ten aanzien van in beslag genomen 198 euromunten (zaak [naam slachtoffer 2] ) zal de bewaring worden gelast ten behoeve van de rechthebbende, nu dit niet aan de verdachte toebehoort en niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 33a, tweede lid Sr, meer in het bijzonder nu de rechtbank vaststelt dat [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] de rechthebbende is.

9.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het onder 4 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 4.213, 72 aan materiële schade.
9.1.
Beoordeling
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk dient worden verklaard, nu de verdachte wordt vrijgesproken van het tenlastegelegde feit en aan hem geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
9.2.
Conclusie
Uit dit vonnis vloeit voor de verdachte geen betalingsverplichting voort.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 48, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 70 dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaren, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, afdeling reclassering, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder begeleiding stellen van stichting [naam stichting] of een soortgelijke instelling voor de aanpak van zijn verslavings- en sociale problematiek, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de instelling verantwoord vindt;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan de verdachte van € 19:
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van € 198 en de snorfiets (kenteken [kentekennummer] );
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. A. van Luijck en M. Timmerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Van Wingerden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Zijnde de voorzitter buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 22 januari 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen een geldbedrag (198 euro), in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks
nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), dat weg te nemen geldbedrag
onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door braak en/of verbreking en/of
inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[naam medeverdachte] , althans een persoon op of omstreeks 22 januari 2017 te
Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een geldbedrag (198 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan die [naam medeverdachte] en/of zijn mededader(s) en/of aan
verdachte,
waarbij die [naam medeverdachte] en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats
des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren)
onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of
verbreking,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest
door op de uitkijk te staan en/of de vlucht scooter te besturen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij
op of omstreeks 19 februari 2016
te Krimpen aan den IJssel
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een grillroom heeft
weggenomen
een groot geldbedrag,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of
de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[naam medeverdachte] , althans een persoon op of omstreeks 19 februari 2016
te Krimpen aan den IJssel,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een groot geldbedrag,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan die [naam medeverdachte] en/of zijn mededader(s) en/of aan
verdachte,
waarbij die [naam medeverdachte] en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats
des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren)
onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of
verbreking,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest
door op de uitkijk te staan en/of de vlucht auto te besturen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode van 28 april 2015 tot en met 14 november 2015
in de gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan [adres delict]
aldaar, een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 259, althans een groot
aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van
meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks de periode van
28 april 2015 tot en met 14 november 2015 in de gemeente Rotterdam, met
elkaar, althans één van hen, opzettelijk
heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in een pand aan de
[adres delict] aldaar een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 259, althans een
groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een
hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of
omstreeks de periode van 28 april 2015 tot en met 14 november 2015 in de
gemeente Rotterdam, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen
heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend
gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van
hennepplanten ter beschikking te stellen;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
4.
hij in of omstreeks de periode van 28 april 2015 tot en met 14 november 2015
in de gemeente Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft/hebben weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 4] , in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij
verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van 28
april 2015 tot en met 14 november 2015 in de gemeente Rotterdam, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een hoeveelheid
elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[naam slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die
onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of zijn/hun mededader(s) en/of aan
verdachte, waarbij die onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of zij/hun
mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam
is geweest door een pand gelegen aan de [adres delict] aldaar en/of de
in voornoemd pand aanwezige elektriciteitsvoorzieningen voor de teelt/het
kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht