ECLI:NL:RBROT:2017:4312

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 april 2017
Publicatiedatum
6 juni 2017
Zaaknummer
C/10/517646/FT RK 16/765
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot definitieve verlening van surseance van betaling in faillissementsprocedure

Op 7 april 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een faillissementsprocedure betreffende de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [naam 1]. De rechtbank heeft kennisgenomen van de beschikking van 29 december 2016, waarbij aan de schuldenares voorlopig surseance van betaling was verleend. Tijdens de schuldeisersvergadering op 27 maart 2017 heeft de bewindvoerder verklaard dat alle schuldeisers op de hoogte zijn gesteld van de vergadering. Mr. De Jong heeft namens de schuldeisers gestemd voor het definitief verlenen van surseance van betaling, terwijl mrs. Laddé en Egeler hebben aangegeven dat Hewlett-Packard (HP) overweegt om niet in te stemmen met de verlening. De rechtbank heeft de stemming aangehouden om HP de gelegenheid te geven om nader overleg te voeren. Uiteindelijk heeft HP op 31 maart 2017 laten weten niet in te stemmen met de verlening van surseance van betaling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat niet aan het vereiste van artikel 218, lid 2 van de Faillissementswet is voldaan. De rechtbank heeft de vorderingen van Eurotrading International S.P. Zoo en Top Jet Image SL niet tot de stemming toegelaten, omdat deze niet voldoende aannemelijk waren. HP beschikte met een vordering van € 126.680,- over meer dan één vierde van de ter vergadering vertegenwoordigde schuldvorderingen. De rechtbank heeft geoordeeld dat zij, bij verschil, beslist over de toelating tot de stemming en heeft de betwisting van de schuldenares over de hoogte van de vordering van HP gepasseerd.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van de schuldenares tot definitieve verlening van de surseance van betaling afgewezen. Tevens is het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op € 11.202,11 en de verschotten op € 448,08, beide ten laste van de schuldenares. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. V.M. de Winkel, rechter, in aanwezigheid van N. van Gaans, griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
afwijzing verzoek definitief verlenen surseance van betaling
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 7 april 2017
Beschikking in de voorlopige surseance van betaling van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam 1] ,
[adres]
[plaats] ,
schuldenares,
bewindvoerder: mr. M.M.E. Bowmer.

1.De procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de beschikking van 29 december 2016, waarbij aan schuldenares voorlopig surseance van betaling is verleend.
Ter schuldeisersvergadering van 27 maart 2017 zijn verschenen:
  • [naam 2] , werkzaam als manager bij [naam 1] ;
  • Mr. R. de Jong, advocaat van [naam 1] ;
  • mr. M.M.E. Bowmer, bewindvoerder,
  • mrs. R. Laddé en M. Egeler, advocaten namens Hewlett-Packard Development Company, L.P., schuldeiser (hierna: HP).
De bewindvoerder heeft verklaard dat alle schuldeisers in kennis zijn gesteld van de schuldeisersvergadering.
Mr. De Jong, voornoemd, heeft namens de schuldeisers, door wie hij is gevolmachtigd, gestemd voor het definitief verlenen van surseance van betaling aan schuldenares.
Mrs. Laddé en Egeler, voornoemd, hebben ter zitting van 27 maart 2017 aanvankelijk verklaard dat HP overweegt om niet in te stemmen met het definitief verlenen van surseance van betaling aan schuldenares. De rechtbank heeft de stemming aangehouden tot 31 maart 2017 te 14:00 uur om mrs. Laddé en Egeler in de gelegenheid te stellen met HP nader overleg te voeren en om vervolgens de definitieve stem van HP kenbaar te maken. Bij fax van 31 maart 2017 heeft mr. Laddé bericht dat HP niet wenst in te stemmen met het definitief verlenen van surseance van betaling aan schuldenares.
De rechtbank heeft eveneens kennisgenomen van het advies van de bewindvoerder van 21 maart 2017 en het advies van de rechter-commissaris van 22 maart 2017.
De rechtbank heeft voorts op 4 april 2017 een fax van mr. De Jong ontvangen.
De uitspraak is bepaald op heden.
2.
De beoordeling
De rechtbank stelt vast dat niet aan het vereiste van artikel 218, lid 2 van de Faillissementswet (hierna: Fw) is voldaan. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De rechtbank heeft, naar aanleiding van de bevindingen van de bewindvoerder, ter zitting bepaald dat de vorderingen van Eurotrading International S.P. Zoo en Top Jet Image SL niet tot de stemming worden toegelaten, omdat deze vorderingen niet voldoende aannemelijk zijn gebleken. HP beschikt met een vordering van € 126.680,- derhalve over meer dan één vierde van het bedrag van de ter vergadering vertegenwoordigde, in artikel 233 bedoelde, schuldvorderingen.
Ingevolge artikel 218 lid 3 Fw beslist de rechtbank, bij verschil, over de toelating tot de stemming. De rechtbank laat zich niet uit over de gegrondheid en daarmee het daadwerkelijk bestaan van de vordering, zij oordeelt slechts over de aannemelijkheid van de bewering van de betreffende schuldeiser dat hij een vordering heeft en de hoogte daarvan. De rechtbank heeft de vordering van HP met die achtergrond voldoende aannemelijk geacht. De rechtbank gaat voorts niet speculeren over de uitkomst van een herstelverzoek aan de rechtbank Den Haag. De rechtbank passeert dan ook de betwisting van schuldenares van de hoogte van de vordering van HP.
Het nadere verweer van schuldenares in haar (overigens te laat ingediende) brief van 4 april 2017 laat de rechtbank buiten beschouwing, aangezien het beoordelingskader binnen artikel 218 Fw geen ruimte biedt dit verweer te betrekken in het oordeel.
Nu aan het vereiste van artikel 218, lid 2 Fw niet is voldaan behoeven de afwijzingsgronden in artikel 218, vierde lid, Fw geen verdere bespreking.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek om aan schuldenares definitief surseance van betaling verlenen afwijzen.

3.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek van schuldenares tot definitieve verlening van de surseance van betaling;
- stelt het salaris van de bewindvoerder vast op € 11.202,11 (exclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting) en brengt dit bedrag ten laste van schuldenares;
- stelt de verschotten vast op € 448,08 (exclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting) en brengt dit bedrag ten laste van schuldenares.
Deze beschikking is gegeven door mr. V.M. de Winkel, rechter, en in aanwezigheid van
N. van Gaans, griffier, in het openbaar uitgesproken op 7 april 2017. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.