ECLI:NL:RBROT:2017:4292

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 maart 2017
Publicatiedatum
6 juni 2017
Zaaknummer
10/997543-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer, opzettelijk begaan

Op 3 maart 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan de overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 17 november 2016, waarbij de verdachte betrokken was bij het vervoer van illegaal vuurwerk. De officier van justitie eiste een bewezenverklaring van meerdere feiten en een jeugddetentie van 9 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de feiten 1 en 4, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij de lading vuurwerk samen met anderen voorhanden had. De rechtbank oordeelde dat de verdachte weliswaar betrokken was bij het transport, maar dat zijn handelingen niet voldoende waren om hem te veroordelen voor de ten laste gelegde feiten. De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan de feiten 2 en 3, waarbij hij professioneel vuurwerk ter beschikking had gesteld aan anderen. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 100 dagen, waarvan 58 dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, en een taakstraf van 80 uren. De rechtbank motiveerde de straf op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij rekening werd gehouden met zijn jeugdige leeftijd en kwetsbaarheid.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10
/997543-16
Datum uitspraak: 3 maart 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. T. Prijn, advocaat te Noordwijk.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 februari 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Broere heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 1 en 4
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat de verdachte medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] op 17 november 2016 heeft vervoerd naar hun leverancier van illegaal vuurwerk in Zwolle. Daarnaast heeft de verdachte de Opel Combo beschikbaar gesteld aan [naam medeverdachte 3] en heeft hij [naam medeverdachte 3] aangestuurd. Zonder de verdachte had het vuurwerktransport op 17 november 2016 dan ook niet plaats kunnen vinden. Er is dan ook sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en medeverdachten [naam medeverdachte 3] , [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] . Het onder feit 1 ten laste gelegde medeplegen kan derhalve wettig en overtuigend bewezen worden.
Ten aanzien van feit 4 is door de officier van justitie aangevoerd dat de verdachte wist dat het wapen in de Opel Combo lag op 17 november 2016, omdat de verdachte verklaard heeft dat [naam medeverdachte 2] het vuurwapen voorafgaand aan de rit in het dashboardkastje had gelegd. Bovendien heeft de verdachte de Opel Combo op 16 november 2016 zelf bestuurd.
4.1.2.
Beoordeling
Het staat vast dat de verdachte betrokken was bij het vuurwerktransport op 17 november 2016. Immers, hij heeft medeverdachte [naam medeverdachte 3] de dag ervoor gevraagd als bestuurder van de Opel Combo en voorts bestuurde hij op 17 november 2016 een auto die vóór de door medeverdachte [naam medeverdachte 3] bestuurde Opel Combo uitreed. Bij de verdachte achterin zaten de twee hoofdverdachten, [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] . Zij hadden geen rijbewijs en lieten zich bij het transport van vuurwerk vervoeren, ditmaal door verdachte. Het vuurwerk was eerder die dag opgehaald in Zwolle bij de vuurwerkleverancier van [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] . Op de terugweg is medeverdachte [naam medeverdachte 3] in de Opel Combo aangehouden en is de partij vuurwerk aangetroffen.
Aan de andere kant blijkt uit het dossier niet dat de lading vuurwerk zich op enig moment in de feitelijke beschikkingsmacht van de verdachte bevond. Bovendien staat voor de rechtbank vast dat de lading vuurwerk aan [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] toebehoorde, en niet ook (deels) aan de verdachte. Hij had er, ook tijdens het transport geen zeggenschap over. De eerder genoemde handelingen van de verdachte – kort gezegd het regelen van een chauffeur voor een partij vuurwerk die niet van hem is, en het optreden als chauffeur voor de eigenaren van die partij vuurwerk – worden door de rechtbank aangemerkt als handelingen waarmee het door andere begane misdrijf is bevorderd. Deze handelingen zijn echter van onvoldoende gewicht om het oordeel te kunnen dragen dat de verdachte de lading vuurwerk samen met anderen voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van feit 4 overweegt de rechtbank als volgt.
De verdachte heeft verklaard dat het vuurwapen niet van hem was, maar van [naam 1] (lees: [naam medeverdachte 2] ). Die zou het wapen in het dashboardkastje hebben gelegd. Uit het dossier wordt niet voldoende duidelijk of de verdachte het vuurwapen op enig moment ‘op of omstreeks 16 en/of 17 november 2016’ ook zelf in handen heeft gehad. De enkele wetenschap dat het wapen op enig moment in het dashboardkastje van de Opel Combo lag, is in ieder geval onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen van het in vereniging voorhanden hebben van het wapen op de tenlastegelegde dag(en). Om die reden moet verdachte ook van feit 4 worden vrijgesproken.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 en 4 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 2 en 3
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit. De verdachte ontkent dozen vuurwerk in de auto van [naam 2] te hebben geladen. Voorts is aangevoerd dat de verdachte geen (voorwaardelijk) opzet had op het onder 2 ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging eveneens vrijspraak bepleit. Niet duidelijk is beschreven op welke wijze verdachte vuurwerk ter beschikking zou hebben gesteld aan [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] en [naam medeverdachte 4] . Het is juist laatstgenoemde die vuurwerk ter beschikking had en verkocht aan diverse personen, terwijl de verdachte hier geen enkele bemoeienis mee had.
4.2.2.
Beoordeling
Blijkens een tapgesprek van 16 november 2016 tussen de verdachte en [naam medeverdachte 4] blijkt dat de verdachte onderweg is naar [naam medeverdachte 4] met een “volle lading”. [naam medeverdachte 4] heeft verklaard dat [naam verdachte] die dag in een Opel Combo bij zijn woning kwam en daar dozen heeft uitgeladen, samen met een lange dunne jongen. Een van de klanten die avond was [naam 2] . [naam medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat de verdachte dozen in een zwarte BMW heeft geladen. De Verdachte heeft over de levering aan [naam 2] wisselende verklaringen afgelegd. Zo heeft hij aanvankelijk verklaard dat hij door [naam 2] was beroofd, maar later is hij hierop teruggekomen en verklaarde hij dat de beroving een leugen was die hij samen met [naam 2] had verzonnen, omdat [naam 2] een conflict had met [naam 1] (lees: [naam medeverdachte 2] ) over geld. [naam 2] heeft verklaard dat hij de verdachte niet heeft beroofd, maar dat hij de verdachte € 1.000, - heeft gegeven en er vervolgens met vier dozen is vertrokken. Er bleven die avond uiteindelijk een paar dozen vuurwerk bij [naam medeverdachte 4] achter. In die dozen blijken later, als de politie op 18 november 2016 de slaapkamer van [naam medeverdachte 4] in komt, shells te zitten. Gelet op het voorgaande kan het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen worden.
Ten aanzien van feit 3 is de rechtbank van oordeel dat ook dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. De rechtbank acht enkel bewezen het ter beschikking stellen aan [naam 3] . Uit verklaringen van medeverdachte [naam medeverdachte 4] en [naam 3] leidt de rechtbank af dat de pakjes Cobra 6 die [naam 3] verkocht van verdachte waren en dat [naam 3] die pakjes Cobra 6 in opdracht van verdachte verkocht.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is het onder 2 en 3 ten laste gelegde.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij op of omstreeks 16 november 2016 te Nieuwerkerk aan den IJssel, gelegen in de gemeente Zuidplas, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, aan (een) ander(en) ter beschikking gesteld, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) aan [naam medeverdachte 4] en/of [naam 2] , in elk geval aan één of meer personen, een hoeveelheid shells, in ieder geval professioneel vuurwerk, ter beschikking gesteld;
3.
hij in of omstreeks
deperiode van 1 november 2016 tot en met 17 november 2016, te Nieuwerkerk aan den IJssel, gelegen in de gemeente Zuidplas, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, aan (een) ander(en) ter beschikking heeft gesteld, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) meermalen, althans éénmaal, aan [naam 3] en/of [naam 4] en/of aan [naam 5] en/of aan [naam 6] (zich noemende [nickname] ), in elk geval aan één of meer personen, telkens een hoeveelheid knalvuurwerk (Super Cobra 6), in ieder geval professioneel vuurwerk, ter beschikking gesteld;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
2.
Medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer, opzettelijk begaan
3.
Medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer, opzettelijk begaan
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich ingelaten met de handel in shells en Cobra 6. Dit betreft massa-explosief vuurwerk; wanneer er één ontploft, ontploft de hele lading in één keer. Het gaat dus om zeer gevaarlijk vuurwerk dat ernstig letsel en veel schade kan veroorzaken. Uit het dossier komt naar voren dat de verdachte weliswaar werd aangestuurd door anderen, maar dat hij op zijn beurt een coördinerende rol vervulde bij de vuurwerkhandel. De rechtbank acht dit zeer ernstig.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 november 2016, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 31 januari 2017. De reclassering adviseert het jeugdstrafrecht toe te passen omdat de verdachte jonger over komt dan zijn kalenderleeftijd doet vermoeden en de verdachte kwetsbaarheidskenmerken vertoont. De reclassering ziet geen meerwaarde in het opleggen van bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank ziet wel aanleiding om deze niet langer te laten duren dan het reeds ondergane voorarrest. Daarnaast wordt de verdachte een werkstraf en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Nu de reclassering adviseert het adolescentenstrafrecht toe te passen, zal de rechtbank de verdachte deels voorwaardelijke jeugddetentie opleggen.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de op de beslaglijst genoemde telefoon verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat die telefoon dient te worden terug gegeven aan de verdachte.
8.3.
Beoordeling
Ten aanzien van de in beslag genomen telefoon zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 77c, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 100 (honderd) dagen, en bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
58 (achtenvijftig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
80 (tachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
40 dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen telefoon.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. Snitker, voorzitter,
en mrs. E.G. Fels en M. Beusmans-Verwijs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Hemert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 17 november 2016 te Bodegraven, gelegen in de gemeente Bodegraven-Reeuwijk, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten 350, althans één of meer, stuks knalvuurwerk (Bangers) en/of (ongeveer) 31000, althans één of meer, stuks knalvuurwerk (nitraten) voorhanden heeft gehad;
(strafbaarstelling: artikel 1a onder 1, 2 en 6 Wet op de economische delicten juncto artikel 9.2.2.1. Wet milieubeheer juncto artikel 1.2.2. lid 1 Vuurwerkbesluit juncto artikel 47 en 91 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 16 november 2016 te Nieuwerkerk aan den IJssel, gelegen in de gemeente Zuidplas, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, aan (een) ander(en) ter beschikking gesteld, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) aan [naam medeverdachte 4] en/of [naam 2] , in elk geval aan één of meer personen, een hoeveelheid shells, in ieder geval professioneel vuurwerk, ter beschikking gesteld;
(strafbaarstelling: artikel 1a onder 1, 2 en 6 Wet op de economische delicten juncto artikel 9.2.2.1. Wet milieubeheer juncto artikel 1.2.2. lid 1 Vuurwerkbesluit juncto artikel 47 en 91 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij in of omstreeks periode van 1 november 2016 tot en met 17 november 2016, te Nieuwerkerk aan den IJssel, gelegen in de gemeente Zuidplas, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, aan (een) ander(en) ter beschikking heeft gesteld, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) meermalen, althans éénmaal, aan [naam 3] en/of [naam 4] en/of aan [naam 5] en/of aan [naam 6] (zich noemende [nickname] ) en/of [naam medeverdachte 4] , in elk geval aan één of meer personen, telkens een hoeveelheid knalvuurwerk (Super Cobra 6), in ieder geval professioneel vuurwerk, ter beschikking gesteld;
(strafbaarstelling: artikel 1a onder 1, 2 en 6 Wet op de economische delicten juncto artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer juncto artikel 1.2.2 lid 1 Vuurwerkbesluit juncto artikel 47 en 91 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 16 november 2016 en/of 17 november 2016 te Nieuwerkerk aan den IJssel, gelegen in de gemeente Zuidplas, en/of Bodegraven, gelegen in de gemeente Bodegraven-Reeuwijk, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, een wapen van categorie III, te weten een (omgebouwde) (gas)revolver (Bruni, model Olympic, kaliber.22 LR), voorhanden heeft gehad en/of heeft vervoerd;
(strafbaarstelling: artikel 22 lid 1 Wet wapens en munitie juncto 26 lid 1 Wet
wapens en munitie juncto artikel 55 Wet wapens en munitie juncto artikel 47 en
91 Wetboek van Strafrecht)