ECLI:NL:RBROT:2017:4291

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 maart 2017
Publicatiedatum
6 juni 2017
Zaaknummer
10/998256-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer, opzettelijk begaan

Op 3 maart 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was in de PI Krimpen aan den IJssel. De verdachte werd beschuldigd van medeplichtigheid aan de overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 17 november 2016 in Bodegraven professioneel vuurwerk voorhanden had en op 16 november 2016 in Nieuwerkerk aan den IJssel professioneel vuurwerk ter beschikking heeft gesteld aan anderen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een derde tenlastegelegde feit, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij op de hoogte was van een vuurwapen dat in de auto aanwezig was. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het opleggen van de straf. De verdachte heeft psychische problemen en heeft hulp gezocht, wat door de rechtbank is meegewogen. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 45 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/998256-16
Datum uitspraak: 3 maart 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de PI Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. W.S.A.H. Croes, advocaat te Bodegraven.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 februari 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Broere heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 1
Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Vrijspraak feit 3
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
In de gegeven omstandigheden kan geen geloof worden gehecht aan de verklaring van de verdachte dat hij niet wist dat hij een vuurwapen voorhanden had. De verdachte werd op 17 november 2016 aangehouden in een auto met in het dashboardkastje een geladen revolver. Daarnaast verklaart medeverdachte [naam medeverdachte 1] dat de lange jongen met de schildersbroek (de verdachte) het wapen in zijn zak had tijdens de aflevering van het vuurwerk bij zijn flat op 16 november 2016. Een andere medeverdachte heeft verklaard dat hij denkt dat het wapen door de eigenaar van het vuurwerk voor de veiligheid van de verdachte in het dashboardkastje is gelegd, en dat die persoon vlak voor de aanhouding tegen de verdachte had gezegd dat hij het wapen uit het raam moest gooien.
4.2.2.
Beoordeling
De verdachte ontkent dat hij op 16 november 2016 bij de flat van medeverdachte [naam medeverdachte 1] een vuurwapen in zijn zak heeft gehad. Uit het dossier blijkt onvoldoende overtuigend van het tegendeel.
De rechtbank is van oordeel dat evenmin kan worden vastgesteld dat de verdachte op 17 november 2016 wist van het vuurwapen in de Opel Combo. De verdachte heeft verklaard dat hij voorafgaand aan die rit enkel een paar persoonlijke spullen in het in het middenconsole van die auto heeft gelegd, dat hij niet in het dashboardkastje heeft gekeken en niet wist dat daarin een wapen lag.
Aan de officier van justitie kan worden toegegeven dat er aanwijzingen zijn dat de verdachte kennis droeg van het wapen in de auto die hij bestuurde. De verdachte reed rond met een grote lading illegaal vuurwerk. Denkbaar is dat in gemeen overleg een wapen in de auto is gelegd om in geval van een ripdeal belagers van zich af te kunnen houden. De verklaring van medeverdachte [naam medeverdachte 2] geeft steun aan die gedachte. Bij afwezigheid van andere bewijsmiddelen die de verdenking van wapenbezit ondersteunen vindt de rechtbank die verklaring evenwel onvoldoende concreet en specifiek voor de rechterlijke overtuiging dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van het vuurwapen.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 3 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering feit 2
4.3.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient vrijgesproken te worden van het onder 2 ten laste gelegde feit. Hij ontkent op het adres te zijn geweest en in de telefoontap tussen de verdachte en [naam medeverdachte 2] wordt niet gesproken over vuurwerk. In ieder geval kan het ten laste gelegde medeplegen niet bewezen kan worden, omdat de rol van de verdachte daarvoor te klein is geweest.
4.3.2.
Beoordeling
Blijkens een tapgesprek tussen [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] is [naam medeverdachte 2] met een ‘volle lading’ onderweg vanuit Den Haag naar [naam medeverdachte 1] . [naam medeverdachte 1] woont aan de [adres] in Nieuwerkerk aan den IJssel. [naam medeverdachte 2] belt vervolgens de verdachte en zegt hem dat hij naar ” [adres] ” komen. In dit tapgesprek wordt ook gesproken over problemen met de auto waarin de verdachte op dat moment reed. Bij de politie heeft de verdachte verklaard dat dit gaat over de recent door [naam medeverdachte 2] gekochte Golf Cabrio. [naam medeverdachte 1] verklaart dat [naam medeverdachte 2] en een onbekende lange dunne gozer bij de kelderbox van zijn woning aan de [adres] (in Nieuwerkerk aan den IJssel) stonden te wachten. De lange dunne gozer reed in de Golf Cabrio van [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 2] zelf bestuurde de Opel combo, aldus medeverdachte [naam medeverdachte 1] . Een aantal dozen die uit de Opel combo kwamen, zijn toen bij [naam medeverdachte 1] achterbleven. Dit blijken dozen met shells te zijn. Uit de verklaring van [naam medeverdachte 1] (zie persoonsdossier [naam medeverdachte 1] p. 45) volgt dat de verdachte ook dozen heeft getild op de [adres] te Nieuwerkerk aan den IJssel.
Uit het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, volgt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen zogenoemde shells ter beschikking heeft gesteld aan [naam medeverdachte 1] .
4.3.3.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring (van feit 2) redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring (van feit 1) redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op of omstreeks 17 november 2016 te Bodegraven, gelegen in de gemeente Bodegraven-Reeuwijk, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten 350, althans één of meer, stuks knalvuurwerk (Bangers) en/of (ongeveer) 31000, althans één of meer, stuks knalvuurwerk (nitraten) voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 16 november 2016 te Nieuwerkerk aan den IJssel, gelegen in de gemeente Zuidplas, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, aan (een) ander(en) ter beschikking gesteld, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) aan [naam medeverdachte 1] en/of [naam] , in elk geval aan één of meer personen, een hoeveelheid shells, in ieder geval professioneel vuurwerk, ter beschikking gesteld;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
Medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer, opzettelijk begaan
2.
Medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer, opzettelijk begaan
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
Shells, bangers en nitraten zijn massa-explosief vuurwerk. Wanneer er één ontploft, ontploft de hele lading in één keer. Het gaat daarbij om vuurwerk dat ernstig letsel en veel schade kan veroorzaken. De verdachte heeft dit gevaarlijke vuurwerk in een zeer grote hoeveelheid (450 kilo) vervoerd met een busje. Hij heeft hierbij niet nagedacht over de mogelijke gevolgen wanneer dit vuurwerk onderweg, dan wel op de plaats van bestemming zou ontploffen. Daarnaast heeft de verdachte samen met anderen shells ter beschikking gesteld aan [naam medeverdachte 1] . Dit zijn ernstige feiten. De verdachte heeft bij het plegen van de feiten kennelijk enkel gedacht aan zijn eigen financiële gewin en heeft niet stilgestaan bij het gevaar waar hij anderen aan blootstelde.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 november 2016, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport d.d. 19 januari 2017 over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt het volgende in.
De psychische problemen van de verdachte, alsmede zijn denkpatronen gedrag, vaardigheden en zijn financiële situatie zijn delict gerelateerd. Betrokkene geeft zelf aan dat hij de verkeerde keuzes heeft gemaakt vanwege stress met betrekking tot zijn financiën en dat hij 'in een waas' leefde en dat dan de 'regels verwateren'. De verdachte heeft hulp gezocht bij Delta Psychiatrisch centrum, hij is hier sinds drie maanden in behandeling. Hij is gediagnosticeerd met ADHD en PTSS. Gelet hierop wordt geadviseerd om een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden de meldplicht, een ambulante behandeling bij Delta, en de verplichting aan de verdachte om zijn financiën op orde te stellen. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank ziet aanleiding om een deel daarvan voorwaardelijk op te leggen. Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank aan dit voorwaardelijke deel van de straf de voorwaarden verbinden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de onder 2 tot en met 5 genoemde goederen op de beslaglijst te onttrekken aan het verkeer, en de onder 1 en 6 op de beslaglijst vernoemde goederen, de Opel combo en de telefoon, verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging bepleit teruggave van de telefoon aan de verdachte en refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het overige beslag.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen Opel combo, genoemd onder 1 op de beslaglijst, zal verbeurd worden verklaard. De bewezen feiten zijn met betrekking tot dit voorwerp begaan. Het voorwerp is daarbij tot het begaan van de bewezen misdrijven aangeschaft.
Het in beslag genomen vuurwerk, genoemd onder 2 tot en met 5 op de beslaglijst zal worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en de bewezen feiten zijn met betrekking tot voornoemde voorwerpen begaan.
Ten aanzien van de in beslag genomen telefoon, genoemd onder 6 op de beslaglijst, zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) dagen, en bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
45 (vijfenveertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van Delta of soortgelijke instelling, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de instelling verantwoord vindt;
de veroordeelde zal meewerken aan de verplichting zijn financiën op orde te stellen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd de Opel Combo, genoemd onder 1 op de beslaglijst
- verklaart onttrokken aan het verkeer: het vuurwerk, genoemd onder 2 tot en met 5 op de beslaglijst;
- gelast de teruggave aan verdachte van: de telefoon, genoemd onder 6 op de beslaglijst;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. Snitker, voorzitter,
en mrs. E.G. Fels en M. Beusmans-Verwijs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Hemert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 17 november 2016 te Bodegraven, gelegen in de gemeente
Bodegraven-Reeuwijk, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten 350, althans één of meer, stuks knalvuurwerk (Bangers) en/of (ongeveer) 31000, althans één of meer, stuks knalvuurwerk (nitraten) voorhanden heeft gehad;
(strafbaarstelling: artikel 1a onder 1, 2 en 6 Wet op de economische delicten
juncto artikel 9.2.2.1. Wet milieubeheer juncto artikel 1.2.2. lid 1
Vuurwerkbesluit juncto artikel 47 en 91 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 16 november 2016 te Nieuwerkerk aan den IJssel, gelegen in
de gemeente Zuidplas, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, aan (een) ander(en) ter beschikking gesteld, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) aan [naam medeverdachte 1] en/of [naam] , in elk geval aan één of meer personen, een hoeveelheid shells, in ieder geval professioneel vuurwerk, ter beschikking gesteld;
(strafbaarstelling: artikel 1a onder 1, 2 en 6 Wet op de economische delicten juncto artikel 9.2.2.1. Wet milieubeheer juncto artikel 1.2.2. lid 1 Vuurwerkbesluit juncto artikel 47 en 91 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 16 november 2016 en/of 17 november 2016 te Nieuwerkerk aan
den IJssel, gelegen in de gemeente Zuidplas en/of Bodegraven, gelegen in de
gemeente Bodegraven-Reeuwijk in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans
eenmaal, een wapen van categorie III, te weten een (omgebouwde) (gas)revolver
(Bruni, model Olympic, kaliber.22 LR), voorhanden heeft gehad en/of heeft
vervoerd;
(strafbaarstelling: artikel 22 lid 1 Wet wapens en munitie juncto artikel 26 lid 1 Wet wapens en munitie juncto artikel 55 Wet wapens en munitie juncto
artikel 47 en 91 Wetboek van Strafrecht)