ECLI:NL:RBROT:2017:4261

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 mei 2017
Publicatiedatum
2 juni 2017
Zaaknummer
10/681035-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot het voorhanden krijgen van een vuurwapen met vrijspraak voor het voorhanden hebben van een vuurwapen in een ander feitencomplex

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 mei 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het voorhanden krijgen van een vuurwapen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het eerste feit, namelijk het voorhanden hebben van een vuurwapen, omdat de rechtbank van oordeel was dat de verklaring van de verdachte niet als een bekennende verklaring kon worden beschouwd. De verdachte had verklaard dat hij niet wist dat er een wapen in zijn auto lag en had andere mogelijke oorzaken aangedragen voor de aanwezigheid van het vuurwapen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om aan te nemen dat de verdachte zich bewust was van het wapen.

Het tweede feit betrof de poging tot het voorhanden krijgen van een vuurwapen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen naar een woning was gegaan met de intentie om een vuurwapen aan te schaffen. De verdachte had voorafgaand aan deze ontmoeting afspraken gemaakt over de aankoop en had zelfs het geld bij zich. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een begin van uitvoering van het delict, ondanks dat het wapen op het moment van de afspraak niet aanwezig was. De verdachte werd schuldig bevonden aan de poging tot het voorhanden krijgen van een vuurwapen en kreeg een gevangenisstraf van zes maanden opgelegd, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht.

De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de risico's die het ongecontroleerde bezit van vuurwapens met zich meebrengt voor de veiligheid van anderen. De verdachte had eerder soortgelijke strafbare feiten gepleegd, wat meegewogen werd in de strafmaat. De rechtbank besloot dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, in mindering zou worden gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/681035-17
Datum uitspraak: 18 mei 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. G.R. Stolk, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 4 mei 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Bonnes heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 1
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat feit 1 bewezen kan worden verklaard: In de auto van de verdachte is een vuurwapen aangetroffen en de verdachte heeft in zijn verhoor bij de politie verklaard dat het vuurwapen van hem is.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank volgt de officier van justitie niet. Waar de officier van justitie verwijst naar een door de verdachte afgelegde bekennende verklaring, berust dat naar het oordeel van de rechtbank op een te nauwe lezing van die verklaring. Als de verklaring van de verdachte in zijn geheel wordt bezien, dan ontkent de verdachte dat hij wist dat er een wapen in zijn auto lag. Hij heeft reeds bij de politie aangegeven dat er andere mogelijke oorzaken zijn voor de aanwezigheid van dat vuurwapen. Zo heeft hij verklaard zijn auto uit te lenen aan anderen en zijn auto niet altijd op slot te doen als hij hem verlaat. De verdachte heeft om die reden in een eerder stadium van de procedure gevraagd om DNA-onderzoek. Dat DNA-onderzoek is niet uitgevoerd. Nu de rechtbank de verklaring bij de politie niet beschouwt als een bekennende verklaring, is wat resteert aan bewijs enkel dat de verdachte is aangetroffen in zijn auto met daarin verborgen een vuurwapen. Hoewel er kennelijk spanningen bestaan tussen de verdachte en andere mensen in Dordrecht en de verdachte eerder is veroordeeld voor het voorhanden hebben van een wapen, is dat onvoldoende om aan te nemen dat de verdachte zich in meer of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van het vuurwapen.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 2 omdat het begin van uitvoering van een strafbare poging in het onderhavige geval ontbreekt. De verdachte heeft zich met anderen naar de woning begeven om zich te oriënteren op de aanschaf van een vuurwapen, niet om een wapen te kopen. Er zijn geen feitelijke handelingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het delict. De broer van de verdachte had geld bij zich, maar die bevond zich niet meer in de woning. Daarnaast is er in de woning geen wapen geweest dat door de verdachte gekocht kon worden; er is geen wapen getoond aan de verdachte en hij heeft ook geen wapen in zijn handen gehad.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte aan [naam] had gevraagd om te bemiddelen in de aankoop van een vuurwapen. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij samen met zijn broer een wapen wilde aanschaffen. De verdachte is daartoe op 16 maart 2016 naar Rotterdam met zijn broer en [naam] gegaan. De verdachte had vooraf foto’s gezien van het aan te schaffen wapen en er waren afspraken gemaakt over het kaliber en het aantal mee te leveren patronen. Ook de verkoopprijs was al overeengekomen. Aangekomen in Rotterdam is men op aanwijzing van de verkopende partij een woning binnengegaan omdat daar een man met het wapen naartoe zou komen. Op dat moment had de broer van de verdachte het overeengekomen aankoopbedrag van € 1.300, - bij zich. In de woning is gesproken over andere wapens die de verkopende partij zou kunnen leveren, en de prijs daarvan. Naar de uiterlijke verschijningsvorm zijn de hiervoor genoemde gedragingen van de verdachte – mede in samenhang met die van zijn broer, die als medepleger wordt beschouwd – gericht op het voorhanden krijgen van een vuurwapen. Er is daarom sprake van een begin van uitvoering van het ten laste gelegde. Dat het vuurwapen - anders dan de verdachte verwachtte - (nog) niet in de woning aanwezig was en dat de verkopende partij heeft geprobeerd om de verdachte van het aankoopbedrag te beroven, doet daar niet aan af.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in of omstreeks de periode van 13 maart 2016 tot en met 16 maart 2016 te Rotterdam en/of Sliedrecht en/of Dordrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hem, verdachte, en/of een of meer mededader(s) voorgenomen misdrijf om een pistool, kaliber 9mm (millimeter), in elk geval een vuurwapen van Categorie II en/of Categorie III, voorhanden te krijgen,
- [naam] heeft gevraagd om iemand te benaderen voor het kopen van een pistool, in elk geval een vuurwapen, kaliber 9mm, (met een mogelijkheid tot 15 of 16 kogels/patronen in het magazijn) en/of
- ( nadat die [naam] contact met een verkoper van een vuurwapen had gelegd, bemiddeld had over de verkoopprijs (van 1.300 euro) en een afspraak voor de verkoop had gemaakt) naar de afgesproken plaats voor de koop van het vuurwapen is gereden in een auto en/of
- met de verkoper van het vuurwapen naar de woning aan de [adres delict] te Rotterdam is gegaan, waar de koop van het vuurwapen zou worden voltrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft geprobeerd een vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden te krijgen. De verdachte heeft verklaard dat hij het vuurwapen wilde aanschaffen vanwege de vele vijanden die hij heeft. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens levert een onaanvaardbaar gevaar voor de veiligheid van andere personen op, omdat het voorhanden hebben van een vuurwapen het gebruik van dat vuurwapen mogelijk maakt en, naar de ervaring leert, ook vaak met zich meebrengt. Hiertegen dient daarom streng te worden opgetreden. Dit geldt te meer nu de verdachte - inherent aan de plaats waar de levering van het vuurwapen zou plaatsvinden - het wapen op de openbare weg, in zijn auto, bij zich zou hebben gehad op de terugweg.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 april 2017, waaruit blijkt dat de verdachte reeds meermalen is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en op het feit dat sprake is van herhaling.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Ten aanzien van de aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest wordt het volgende overwogen. De verdachte heeft in de zaak met parketnummer [nummer] ter zake van verdenking poging doodslag van 16 maart 2016 tot en met 2 juni 2016 vastgezeten. Aanvankelijk was de verdachte gedagvaard, maar die dagvaarding is vervolgens ingetrokken. In de onderhavige zaak heeft hij ter zake van het voorhanden hebben van een vuurwapen sinds 6 februari 2017 vastgezeten. De verdachte heeft geen voorlopige hechtenis ondergaan voor het feit waarvoor hij thans veroordeeld wordt.
Zowel de officier van justitie als de verdediging heeft verzocht om in het vonnis te bepalen dat de tijd door de verdachte doorgebracht in voorlopige hechtenis voor feit 1 in de onderhavige zaak, en voor de zaak met parketnummer [nummer] , in aftrek zal worden gebracht op een eventueel op te leggen straf.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank in het dictum bepalen dat de tijd doorgebracht in voorarrest in de onderhavige zaak en in de zaak met parketnummer [nummer] in mindering zal worden gebracht op de thans op te leggen straf.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen vuurwapen te onttrekken aan het verkeer. Tevens heeft zij medegedeeld dat de personenauto reeds is teruggegeven aan de rechthebbende.
8.2.
Beoordeling
Niet kan worden vastgesteld aan wie het in beslag genomen vuurwapen toebehoort, maar het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet. Het in beslag genomen vuurwapen zal worden onttrokken aan het verkeer.
De rechtbank stelt vast dat het beslag ten aanzien van de personenauto reeds is opgeheven.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36b, 36c, 45 en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht voor feit 1 van de onderhavige zaak en in de zaak met parketnummer [nummer] , bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis voor feit 1 van de onderhavige zaak en in de zaak met parketnummer [nummer] , gelijk zal zijn aan die van de opgelegde gevangenisstraf;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer: 1 STK vuurwapen FN/1922 ( [beslagnummer] ).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
en mrs. K. Bakker en A.A.T. Werner, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 06 februari 2017 te Dordrecht een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk FN, type 1922, kaliber 7,65 mm en/of munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van categorie III, te weten 9 kogelpatronen, kaliber 7,65 mm, voorhanden heeft gehad;
2.
hij in of omstreeks de periode van 13 maart 2016 tot en met 16 maart 2016 te Rotterdam en/of Sliedrecht en/of Dordrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hem, verdachte, en/of een of meer mededader(s) voorgenomen misdrijf om een pistool, kaliber 9mm (millimeter), in elk geval een vuurwapen van Categorie II en/of Categorie III, voorhanden te krijgen,
- [naam] heeft gevraagd om iemand te benaderen voor het kopen van een pistool, in elk geval een vuurwapen, kaliber 9mm, (met een mogelijkheid tot 15 of 16 kogels/patronen in het magazijn) en/of
- ( nadat die [naam] contact met een verkoper van een vuurwapen had gelegd, bemiddeld had over de verkoopprijs (van 1.300 euro) en een afspraak voor de verkoop had gemaakt) naar de afgesproken plaats voor de koop van het vuurwapen is gereden in een auto en/of
- met de verkoper van het vuurwapen naar de woning aan de [adres delict] te Rotterdam is gegaan, waar de koop van het vuurwapen zou worden voltrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.