ECLI:NL:RBROT:2017:4259
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in strafzaak wegens onvoldoende bewijs en niet kunnen ondervragen van getuigen
In deze strafzaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 mei 2017 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld en bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van de aangevers niet ter zitting zijn afgelegd, maar enkel zijn vastgelegd in een proces-verbaal. Hierdoor heeft de verdediging het recht om de aangevers te ondervragen niet kunnen uitoefenen, omdat de aangevers zich op hun verschoningsrecht hebben beroepen. De rechtbank oordeelt dat de verklaringen van de aangevers niet voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen, waardoor de verdachte niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat hij de feiten heeft gepleegd.
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd, en zowel de officier als de verdediging zijn van mening dat de ten laste gelegde feiten niet bewezen kunnen worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de aangevers lijnrecht tegenover die van de verdachte staan en dat er geen dwang of bedreiging uit de afgeluisterde telefoongesprekken blijkt. Daarom komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte moet worden vrijgesproken.
Daarnaast zijn er benadeelde partijen die schadevergoeding vorderen, maar omdat de verdachte wordt vrijgesproken, worden deze vorderingen niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de benadeelde partijen ook veroordeeld in de kosten die de verdachte heeft gemaakt ter verdediging tegen de vorderingen, welke kosten op nihil zijn begroot. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer voor strafzaken van de Rechtbank Rotterdam.