ECLI:NL:RBROT:2017:4241

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 mei 2017
Publicatiedatum
2 juni 2017
Zaaknummer
10/741091-15 en 10/039435-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht: Verkrachting en mishandeling door verdachte met medeverdachten

Op 30 mei 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met twee medeverdachten zich schuldig heeft gemaakt aan de verkrachting van een veertienjarig klasgenootje in een keldergang nabij hun school. De verdachte heeft ook een leeftijdsgenoot mishandeld op een metrostation. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in de periode van 1 november 2014 tot en met 31 december 2014, door geweld en bedreiging het slachtoffer heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het eerste feit, maar heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de mishandeling en de verkrachting. De officier van justitie had een jeugddetentie van 210 dagen geëist, waarvan 142 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder behandeling voor agressieregulatie en seksualiteit. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen en heeft uiteindelijk een jeugddetentie van 180 dagen opgelegd, waarvan een deel voorwaardelijk. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummers: 10/741091-15 en 10/039435-16
Datum uitspraak: 30 mei 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres],
raadsvrouw: mr. L.A. Middelkoop, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 16 mei 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De rechtbank heeft de feiten die in de dagvaardingen zijn opgenomen van een doorlopende nummering voorzien. De rechtbank zal die nummering in dit vonnis en in de bijlagen aanhouden.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. Swaak heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 210 dagen met aftrek
van voorarrest, waarvan 142 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, ook als dat inhoudt dat hij een behandeling op het gebied van agressieregulatie en seksualiteit dient te volgen bij De Waag of De Fjord, en een contactverbod met [slachtoffer 1].

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 1
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
4.1.2.
Beoordeling
Van belang is of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat er tussen de verdachte en aangeefster seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Het dossier bevat op dit punt slechts de belastende verklaring van aangeefster. Er is dan ook onvoldoende wettig bewijs voorhanden om op dit punt tot een bewezenverklaring te kunnen komen. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2 primair
hij in de periode van 1 november 2014 tot en met 31 december 2014 te [plaats] ,
tezamen en in vereniging met anderen, door geweld en andere feitelijkheden en
/of door bedreiging met geweld en bedreiging met een andere feitelijkheid iemand, te weten [slachtoffer 1], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het door verdachte en zijn mededaders:
- brengen en houden van zijn/hun penis in de mond van die [slachtoffer 1] en
- brengen en houden van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1],
het geweld en andere feitelijkheden en de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkheden hebben bestaan uit het door verdachte en zijn mededaders:
- afpakken van de tas van die [slachtoffer 1] en
- aan die [slachtoffer 1] toevoegen van de woorden: "Wil jij je tas?" en
- brengen van die [slachtoffer 1] naar een kelder en
- aan die [slachtoffer 1] toevoegen van de woorden: "Nu ga je ook [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] pijpen, want anders ga ik het de hele school zeggen." en "Je krijgt pas
je tas als je mij hebt gepijpt." en
- naar/in de kelder trekken van die [slachtoffer 1] en
- op de knieën duwen van die [slachtoffer 1] en
- vastpakken van het hoofd van die [slachtoffer 1] en
- optillen en (vervolgens) op de grond leggen van die [slachtoffer 1] en
- naar beneden trekken van de broek en onderbroek van die [slachtoffer 1] en
- slaan in het gezicht van die [slachtoffer 1];
3.
hij op 3 december 2015 te [plaats] [slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem met de vuist te stompen tegen het gezicht (waardoor die [slachtoffer 2] ten val is gekomen);
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

2.primair.

verkrachting, gepleegd door twee of meer verenigde personen;

3.
mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich met twee medeverdachten schuldig gemaakt aan verkrachting van een veertienjarig klasgenootje in een keldergang vlak bij school. Toen het meisje uit school kwam is haar tas afgepakt en is haar gezegd dat ze haar tas pas terugkreeg als ze de medeverdachten zou pijpen. Het meisje is meegenomen naar een keldergang en heeft daar de verdachte moeten pijpen en de verdachte heeft haar vaginaal verkracht. Vervolgens heeft het meisje ook de medeverdachten moeten pijpen.
Het meisje is door de verdachte en zijn medeverdachten respectloos en als een gebruiksvoorwerp behandeld. De verdachte en zijn medeverdachten hebben slechts oog gehad voor hun eigen lusten. Door zo te handelen hebben de verdachten op grove wijze misbruik gemaakt van een jong en kwetsbaar meisje en op ernstige wijze haar lichamelijke en geestelijke integriteit geschonden.
De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan de mishandeling van een leeftijdsgenoot op een metrostation. De verdachte heeft het slachtoffer een rake klap gegeven waardoor het slachtoffer is gevallen en knock-out is gegaan.
Dergelijke misdrijven veroorzaken gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en in de maatschappij in het algemeen. De rechtbank houdt er rekening mee dat zich ten tijde van het feit mensen op het metrostation bevonden, welke mensen ongewild getuige zijn geworden van het handelen van de verdachte.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 april 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
Psycholoog M. van Heteren heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd
10 oktober 2015. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Bij [verdachte] is sprake van een gebrekkige ontwikkeling. Hij heeft een belaste voorgeschiedenis met huiselijk geweld. Er is sprake van een ouder-kindrelatieprobleem waarin zowel overprotectie (door moeder) als eerdere mishandelingen door vader een rol spelen. Er is sprake van een stoornis van de impulsbeheersing NAO. [verdachte] is zeer matig seksueel voorgelicht. [verdachte] is gediend bij een ambulant behandelaanbod gericht op het verminderen van de psychische draaglast ten gevolge van behandeling en een zeer traumatische gebeurtenis. [verdachte] is hiermee reeds gestart. Op enig moment zal [verdachte] ook inzicht moeten verkrijgen of er sprake is geweest van het seksualiseren van macht bij hem. Een justitiële stok achter de deur bij een bewezenverklaring kan het seksuele aspect van de behandeling borgen.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 6 februari 2017. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De score van [verdachte] op de Preselect Recidive is hoog. [verdachte] is een geparentificeerde jongen die meerdere ingrijpende gebeurtenissen heeft meegemaakt, als getuige en als slachtoffer. Als gevolg hiervan heeft [verdachte] moeite met het op een goede manier uiten van zijn emoties en ervaart hij agressieregulatieproblemen. [verdachte] herhaalt aan anderen wat hem is overkomen door te vechten, zodat de onmacht die hij ervaart wordt omgezet in macht. Middels gesprekken bij Lucertis en de behandeling die hij wekelijks volgt bij De Waag, heeft [verdachte] inmiddels geleerd om op een goede manier om te gaan met zijn gevoelens van boosheid en met de ingrijpende gebeurtenissen die hij heeft meegemaakt. Op alle leefgebieden heeft [verdachte] zich de afgelopen periode met de hulp van moeder en Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond goed ontwikkeld waardoor zijn situatie fors verbeterd is.
Mocht [verdachte] schuldig worden bevonden dan acht de Raad behandeling gericht op seksualiteit bij De Waag noodzakelijk. Door die behandeling kan voor [verdachte] inzichtelijk worden of er bij hem sprake is geweest van het seksualiseren van macht, kan hij zijn vaardigheden voor seksuele interactiecompetentie verbeteren, kan hij leren om impulsief en inadequaat gedrag te reguleren en kan hij adequaat leren omgaan met groepsdruk of andere vormen van sociale beïnvloeding. Voortzetting van de begeleiding door de jeugdreclassering wordt noodzakelijk geacht om de positieve schoolgang van [verdachte] te waarborgen, om eventuele vervolghulp in te zetten en om [verdachte] te ondersteunen en motiveren in zijn behandeling bij De Waag.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: JBRR) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 4 mei 2017. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Het gaat goed met [verdachte]. [verdachte] stelt zich open voor hulpverlening en behandeling en zijn moeder ervaart geen moeilijkheden in de opvoeding. [verdachte] zit op het startcollege van [naam] , waar hij ook een stageplaats heeft. [verdachte] doet meerdere keren per week aan sport en hij gaat om met pro-sociale jongeren. [verdachte] is in het verleden mishandeld en hij is getuige geweest van mishandeling. Hij heeft therapie gevolgd om zijn trauma’s op dit gebied te verwerken. Na het aan hem ten laste gelegde geweldsdelict is [verdachte] vrijwillig in therapie gegaan bij De Waag om te leren om goed met zijn emoties om te gaan.
Ten aanzien van het strafadvies sluit de JBRR zich aan bij het advies van de Raad.
De Waag heeft op 19 januari 2017 gerapporteerd dat de verdachte zich goed inzet voor zijn behandeling. De behandeling van de verdachte bij De Waag is in eerste instantie gericht op de agressie- en emotieregulatieproblemen middels Agressieregulatie op Maat-modules. Er is aandacht voor de belaste voorgeschiedenis van de verdachte. De verdachte volgt ook een EMDR-behandeling. Geconcludeerd wordt dat de verdachte inzet toont, dat hij op afspraken aanwezig is en dat hij het werken aan zijn problemen serieus neemt.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen reden om (ongeveer) twee en een half jaar na de onder 2 primair bewezen pleegperiode aan de verdachte nog een detentiestraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel zo groot is dat de verdachte na aftrek van voorarrest nog een onvoorwaardelijk deel van de straf zou moeten gaan uitzitten.
Hierbij is het tijdsverloop meegewogen. Dit tijdsverloop is niet te wijten aan de verdachte, maar grotendeels aan zijn voormalige raadsman die meerdere keren niet ter zitting is verschenen zonder voor vervanging zorg te dragen. Daarnaast is meegewogen dat de verdachte zich heeft gehouden aan de voorwaarden die zijn gesteld aan de schorsing van zijn voorlopige hechtenis en dat hij de afgelopen tijd op positieve wijze behandelingen heeft gevolgd voor zijn agressieregulatie en het omgaan met emoties. Ook is meegewogen dat de verdachte first offender is en dat hij na de onderhavige feiten niet meer in contact is gekomen met politie of justitie.
Dat de verdachte sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis in maart 2015 diverse behandelingen heeft gevolgd voor zijn agressieregulatie maakt tevens dat kan worden volstaan met een proeftijd van één jaar.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

8.Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregelen

Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 1], domicilie kiezende ten kantore van haar raadsvrouw mr. D. Koeslan-van Walsum, ter zake van het onder 2 tenlastegelegde feit.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 5.000,-- als voorschot aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om € 500,-- als voorschot toe te wijzen en de benadeelde partij voor het overige in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. Voorts heeft de officier van justitie verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering af te wijzen dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 primair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal op dit moment naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op
€ 500,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 500,--.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 2], wonende te [plaats] , ter zake van het onder 3 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 49,48 aan materiële schade en een bedrag van € 500,- aan immateriële schade.
8.5.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen tot een bedrag van € 504,48 met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie heeft gevorderd dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering.
8.6.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft de vordering van de benadeelde partij primair betwist nu de benadeelde partij de gevorderde schade aan het horloge niet heeft onderbouwd en nu het dossier geen bewijsstukken bevat van de door de benadeelde partij gestelde hersenschudding. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden gematigd.
8.7.
Beoordeling
Ten aanzien van de gevorderde kosten voor de post ‘Herstelkosten horloge’ is overwogen dat dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd en dat uit het dossier niet blijkt dat er schade is ontstaan aan het horloge van de benadeelde partij. Dit deel van de vordering wordt dan ook afgewezen.
Nu voor het overige is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering in zoverre genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen tot een bedrag van € 12,60.
Daarnaast is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal op dit moment naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op
€ 250,-, vermeerderd met de wettelijke rente. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.8.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 2] een schadevergoeding betalen van totaal € 262,60.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 57, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 242, 248 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2 primair en 3 ten laste gelegde feien, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 180 (honderdtachtig) dagen,
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot 142 (honderdtweeënveertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de
proeftijdvast op
1 (één) jaaronder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (jeugdreclassering) te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zich zal laten behandelen bij de forensische polikliniek De Waag, of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de jeugdreclassering, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, waarbij de behandeling moet zien op seksueel grensoverschrijdend gedrag:
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1], geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst;
wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], domicilie kiezende ten kantore van haar advocaat mr. Koeslan-van Walsum toetot een bedrag van
€ 500,-- (vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan de benadeelde partij te betalen;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 1] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] te betalen
€ 500,--(vijfhonderd euro); beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 500,-- vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
5 dagen; toepassing van de vervangende jeugddetentie heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te [adres] toetot een bedrag van totaal
€ 262,60 (tweehonderdtweeënzestig euro en zestig eurocent), bestaande uit € 12,60 aan materiële schade en € 250,- aan immateriële schade, en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan de benadeelde partij te betalen;
bepaalt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 december 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de gevorderde immateriële schade; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
wijst af het door de benadeelde partij [slachtoffer 2] meer of anders gevorderde;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€262,60 (tweehonderdtweeënzestig euro en zestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 december 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 262,60 vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
2 (twee) dagen; toepassing van de vervangende jeugddetentie heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F. Aukema-Hartog, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. M.J.M. Marseille en S. Woudman-Bijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.A. Commandeur, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 mei 2017.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2014 tot en met 30 november 2014
te [plaats]
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met
geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten
[slachtoffer 1], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden
uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk
het:
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de mond
van die [slachtoffer 1] en/of
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die
[slachtoffer 1],
het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met
geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben
bestaan uit het:
- af (laten) pakken van het (ketting)slot van die [slachtoffer 1] en/of
- aan die [slachtoffer 1] toevoegen van de woorden: "Jij krijgt het slot pas terug,
als je met mij gaat." en/of "Jij gaat mij pijpen of ik ga jou slaan." en/of
- vastpakken van de arm van die [slachtoffer 1] en/of
- brengen van die [slachtoffer 1] naar een kelderbox en/of
- creëren van een dusdanige dreigende en/of intimiderende situatie dat die
[slachtoffer 1] zich daaraan niet kon en/of durfde te onttrekken en/of
- aan die [slachtoffer 1] toevoegen van de woorden: "loop naar beneden" en/of
- ( met kracht) vastpakken en/of vasthouden van het hoofd van die [slachtoffer 1]
en/of
- brengen en/of duwen van het hoofd van die [slachtoffer 1] naar zijn, verdachtes,
penis en/of
- optillen en/of (vervolgens) op de grond leggen van die [slachtoffer 1] en/of
- uittrekken en/of naar beneden trekken van de broek en/of legging en/of
onderbroek, in elk geval een of meer kledingstukken van die [slachtoffer 1] en/of
- uit elkaar duwen en/of trekken van de benen van die [slachtoffer 1] en/of
- aan die [slachtoffer 1] toevoegen van de woorden: "Je mag het tegen niemand
zeggen";
art 242 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2014 tot en met 30 november 2014
te [plaats]
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had
bereikt, te weten met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 1]), buiten
echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden
uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het:
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 1] en/of
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1];
art 245 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2014 tot en met 31 december 2014
te [plaats] ,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met
geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten
[slachtoffer 1],
heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het door
verdachte en/of zijn mededader(s):
- brengen en/of houden van zijn/hun penis in de mond van die [slachtoffer 1] en/of
- brengen en/of houden van zijn/hun penis in de vagina van die [slachtoffer 1],
het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met
geweld en/of de bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben
bestaan uit het door verdachte en/of zijn mededader(s):
- afpakken van de tas van die [slachtoffer 1] en/of
- aan die [slachtoffer 1] toevoegen van de woorden: "Wil jij je tas?" en/of
- brengen van die [slachtoffer 1] naar een kelderbox en/of
- creëren van een dusdanige dreigende en/of intimiderende situatie dat die
[slachtoffer 1] zich daaraan niet kon en/of durfde te onttrekken en/of
- aan die [slachtoffer 1] toevoegen van de woorden: "Nu ga je ook [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] pijpen, want anders ga ik het de hele school zeggen." en/of "Je krijgt pas
je tas als je mij hebt gepijpt." en/of
- naar/in de kelderbox trekken van die [slachtoffer 1] en/of
- op de knieën duwen van die [slachtoffer 1] en/of
- vastpakken van het hoofd van die [slachtoffer 1] en/of
- optillen en/of (vervolgens) op de grond leggen van die [slachtoffer 1] en/of
- uittrekken en/of naar beneden trekken van de broek en/of onderbroek, in elk
geval een of meer kledingstukken van die [slachtoffer 1] en/of
- meermalen, althans éénmaal, (telkens) slaan in het gezicht van die [slachtoffer 1];
art 242 Wetboek van Strafrecht
art 248 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks van 1 november 2014 tot en met 31 december 2014
te [plaats]
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had
bereikt, te weten met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 1]), buiten
echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden
uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het:
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 1] en/of
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1];
art 245 Wetboek van Strafrecht
art 248 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 3 december 2015 te [plaats] [slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem één of meerdere malen (met de vuist) te slaan/stompen op/tegen/in het gezicht, althans het lichaam (waardoor die [slachtoffer 2] ten val is gekomen);
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht