ECLI:NL:RBROT:2017:4201

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 mei 2017
Publicatiedatum
1 juni 2017
Zaaknummer
10/811315-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en beschadiging van eigendommen met een auto

Op 17 mei 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling en het opzettelijk beschadigen van twee vrachtauto's. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 10 oktober 2016 in Rotterdam met zijn auto tweemaal opzettelijk op een beveiliger is ingereden, waardoor deze moest wegspringen om niet geraakt te worden. De verdachte had in paniek gehandeld omdat zijn vriendin niet opnam, maar de rechtbank achtte het bewijs van opzet voldoende. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor poging tot doodslag, maar de rechtbank sprak de verdachte vrij van deze aanklacht. De verdachte werd wel schuldig bevonden aan poging tot zware mishandeling en het opzettelijk beschadigen van twee vrachtauto's. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 16 dagen op, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf van 160 uur. Daarnaast werd de verdachte voor 12 maanden de bevoegdheid ontzegd om motorrijtuigen te besturen. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn motivatie voor behandeling van zijn emotionele problemen. De benadeelde partijen kregen schadevergoeding toegewezen voor de geleden schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/811315-16
Datum uitspraak: 17 mei 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
wonende te [adres verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. Z. Yeral, advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 mei 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.J.A. de Bruijn heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair impliciet primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair impliciet subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 dagen met aftrek van voorarrest;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen;
  • ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 12 maanden.

4.Vrijspraak poging tot doodslag

Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onder 1 impliciet primair ten laste gelegde poging tot doodslag niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.

5.Waardering van het bewijs

5.1
Standpunt verdediging/verdachte
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte ten aanzien van feit 1 primair impliciet subsidiair, de poging tot zware mishandeling, en de feiten 2 en 3 dient te worden vrijgesproken. Deze feiten kunnen niet wettig en overtuigend worden bewezen.
De raadsman heeft ter onderbouwing het navolgende aangevoerd:
  • Ten aanzien van feit 1 kan niet worden vastgesteld dat de verdachte het opzet had om [naam slachtoffer 1] van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De verdachte was in paniek omdat zijn vriendin de telefoon niet beantwoordde. Hij wilde het haventerrein zo snel mogelijk verlaten. De verdachte is niet moedwillig op [naam slachtoffer 1] ingereden. Hij is tot tweemaal toe met een voor het bedrijventerrein afgestemde snelheid om [naam slachtoffer 1] heen gereden;
  • In de eerste situatie heeft de verdachte zijn auto op 5 meter afstand voor aangever tot stilstand gebracht. De verdachte heeft [naam slachtoffer 1] vervolgens door middel van een hoog toerental gewaarschuwd dat hij weer ging rijden;
  • Betwist wordt dat aangever opzij heeft moeten springen. Nu technisch onderzoek van de politie ontbreekt, kan niet worden vastgesteld dat wat de getuigen zeggen te hebben gezien daadwerkelijk is gebeurd.
Ten aanzien van feiten 2 en 3 erkent de verdediging dat de verdachte de schade aan de vrachtauto’s heeft veroorzaakt. De daaraan ten grondslag liggende botsing is veroorzaakt door een inschattingsfout van de verdachte. Van opzet om schade toe te brengen was geen sprake.
5.2
Beoordeling
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte met zijn auto tweemaal opzettelijk op [naam slachtoffer 1] is ingereden zodat sprake is van poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Uit de aangifte van [naam slachtoffer 1] volgt dat hij in zijn functie van beveiliger de verdachte een stopteken had gegeven. De verdachte bracht aanvankelijk zijn auto tot stilstand. Vervolgens liet de verdachte eerst de motor met hoge toeren draaien en reed toen op de aangever af, waardoor laatstgenoemde moest wegspringen om niet door de auto van de verdachte geraakt te worden. De auto van de verdachte kwam met de rechtervoorkant van zijn auto tegen de linker achterkant van de stilstaande Poolse vrachtauto tot stilstand. De verdachte reed vervolgens achteruit in de richting van de aangever waardoor hij opnieuw moest wegspringen. De verklaring van de aangever vindt steun in de verklaringen van de drie afzonderlijke getuigen; [naam getuige 1] , [naam getuige 2] en [naam getuige 3] .
De verklaring van de verdachte op de zitting dat hij tweemaal om de aangever heen is gereden, wordt, gelet op het voorgaande, niet geloofwaardig geacht. Aan het voorgaande doet niet af dat door de politie geen technisch onderzoek naar de toedracht van het incident is verricht.
Beoordeeld naar de uiterlijke verschijningsvorm is het hiervoor bedoelde handelen van verdachte gericht op en geschikt tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat indien een auto, zelfs met een beperkte snelheid van 20 à 30 kilometer per uur tegen een persoon aanrijdt, naar algemene ervaringsregels de kans groot is dat zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht in de vorm van meerdere botbreuken en/of inwendig letsel.
Op eenzelfde wijze is de rechtbank van oordeel dat sprake is van opzet op het beschadigen van de vrachtauto’s. De verdachte heeft koste wat kost het haventerrein willen afrijden en is daarbij toen tegen twee geparkeerde vrachtauto’s aangereden, terwijl er onvoldoende ruimte was om deze vrachtauto’s te passeren zonder schade te maken.
5.3
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
primair
hij op of omstreeks 10 oktober 2016 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer 1] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een (grote) personenauto meermalen, althans eenmaal, met hoge/verhoogde snelheid is afgereden op/gereden in de richting van die [naam slachtoffer 1] (waardoor die [naam slachtoffer 1] opzij moest springen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 10 oktober 2016 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een vrachtwagen (een trekker van het merk/type DAF AX105 met kenteken [kentekennummer 1] met oplegger van het merk/type Groeneweg met kenteken [kentekennummer 2] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd. en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij op of omstreeks 10 oktober 2016 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een vrachtwagen (een trekker van het merk/type MAN TGA-2 met kenteken [kentekennummer 3] met oplegger van het merk/type Koegel S24 met kenteken [kentekennummer 4] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (de onderneming) [naam bedrijf] en/of [naam slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd. en/of onbruikbaar gemaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

4.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd;

2.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
3.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

5.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering straffen

6.1
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
6.2
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door met zijn auto tweemaal op een beveiligingsfunctionaris in te rijden. Voorts heeft de verdachte met zijn auto opzettelijk twee vrachtauto’s beschadigd.
6.3
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 maart 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsmisdrijven.
7.3.2
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
20 december 2016. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Betrokkene is een 30-jarige man die kampt met emotieregulatie problemen en piekeren waardoor hij in paniek raakt en vlucht in middelengebruik. Betrokkene was onder invloed van een halve gram cocaïne en in zijn beleving is dit niet van invloed geweest op zijn inschattingsvermogen en belevingswereld. Echter lijkt het ons aannemelijk dat dit wel het aan de orde is geweest. Betrokkene is geschorst uit preventieve hechtenis met een schorsingstoezicht en een behandelverplichting. Door de toezichthouder is betrokkene aangemeld bij de GGZ daar het omgaan met emoties de primaire problematiek is en het cocaïnegebruik een vluchtmechanisme. Betrokkene is gemotiveerd voor deze behandeling en is ook bereid om deze binnen een vrijwillig kader te volgen.
Daar er geen problemen op de andere leefgebieden zijn en betrokkene gemotiveerd is voor een behandeling, zien wij geen toegevoegde waarde in reclasseringsbemoeienis.
Inschatting recidiverisico
Het recidiverisico wordt (op basis van de beschikbare informatie) ingeschat als laag.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
6.4
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Tevens is in beginsel het opleggen van een ontzegging van de rijbevoegdheid op zijn plaats. De verdachte heeft aangegeven vanwege deze delicten aanvankelijk op staande voet te zijn ontslagen. Later heeft de werkgever dit omgezet in voorzetting van de arbeidsrelatie tot dat de verdachte een andere betrekking heeft gevonden. Inmiddels heeft de verdachte deze nieuwe werkkring gevonden en heeft daarvoor de beschikking over zijn rijbewijs nodig.
Om deze redenen zal de rechtbank rekening houden met de persoonlijke belangen van de verdachte en hem een straf opleggen die rekening houdt met deze nieuwe arbeidssituatie.
De rechtbank zal daartoe de gevangenisstraf beperken tot de duur van het voorarrest en de ontzegging van de rijbevoegdheid van 12 maanden, zoals door de officier van justitie gevorderd, voorwaardelijk opleggen. Gezien de ernst van de feiten zal de rechtbank bovendien een taakstraf van na te noemen duur opleggen.
Alles afwegend worden na te noemen straffen passend en geboden geacht.

7.Vorderingen benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 1] (feit 1) en
[naam benadeelde 2] (feit 2).
De benadeelde partij [naam benadeelde 1] vordert een vergoeding van € 400,10 ter zake van materiële schade en een vergoeding van € 1.500,- aan immateriële schade.
De benadeelde partij [naam benadeelde 2] vordert een vergoeding van € 1.800,- aan materiële schade.
7.1
Standpunt officier van justitie:
De officier van justitie heeft gevorderd tot matiging van de vordering van [naam slachtoffer 1] ten aanzien van de immateriële schade tot een bedrag van €750,- en dat deze en de vergoeding voor materiële schade voor toewijzing vatbaar zijn. Zij heeft met betrekking tot de vordering van [naam slachtoffer 3] de niet-ontvankelijkheid gevorderd, nu deze vordering geen onderbouwing heeft gekregen.
7.2
Standpunt verdediging
Verdachte is bereid om enkele posten van de vordering van [naam slachtoffer 1] ten aanzien van de materiële schade te vergoeden, te weten de kosten voor slaaptabletten en de reiskosten voor medisch consult voor een bedrag van € 46,06 euro [€14,16 + € 31,90].
De vergoeding voor immateriële schade dient niet ontvankelijk te worden verklaard dan wel te worden afgewezen, nu geen causaal verband kan worden vastgesteld tussen het in feit 1 ten laste gelegde en de gestelde schade.
De vordering van [naam slachtoffer 3] kan niet in behandeling genomen worden, nu deze niet bij de aanvang van de zitting is voorgedragen, dan wel niet-ontvankelijk te worden verklaard of meer subsidiair te worden afgewezen.
7.3
Beoordeling
De benadeelde partij [naam benadeelde 2] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de vordering niet is onderbouwd en daarmee niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het onder 2 bewezen verklaarde feit. Deze vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Omdat is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreek materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal dit deel van de vordering - ondanks de gedeeltelijke betwisting door de verdachte - worden toegewezen.
Voorts is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 750,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer of anders is gevorderd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 10 oktober 2016.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
7.4
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 1] een schadevergoeding betalen van
€ 1.150,10, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b,14c, 22c, 22d, 27, 36a, 36f, 45, 47, 57, 302, 350 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179a van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair impliciet primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair impliciet subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat deze ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
160 (honderzestig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
80 (tachtig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] , te betalen een bedrag van
€ 1.150,10 (zegge: eenduizend eenhonderd en vijftig euro en tien eurocent ), bestaande uit € 400,10 aan materiële schade en € 750,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 oktober 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 1.150,10 (hoofdsom, zegge: eenduizend eenhonderd en vijftig euro en tien eurocent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 1.150,10 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
21 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. J. de Lange en G.P. van de Beek, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.C. Fraaij, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 mei 2017.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 10 oktober 2016 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer 1] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een (grote) personenauto meermalen, althans eenmaal, met hoge/verhoogde snelheid is afgereden op/gereden in de richting van die [naam slachtoffer 1] (waardoor die [naam slachtoffer 1] opzij moest springen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 287 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 oktober 2016 te Rotterdam [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend meermalen, althans eenmaal, als bestuurder van een (grote) personenauto met hoge/verhoogde snelheid afgereden op/gereden in de richting van die [naam slachtoffer 1] (waardoor die [naam slachtoffer 1] opzij moest springen);
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 10 oktober 2016 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een vrachtwagen (een trekker van het merk/type DAF AX105 met kenteken [kentekennummer 1] met oplegger van het merk/type Groeneweg met kenteken [kentekennummer 2] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
(artikel 350 Wetboek van Strafrecht)
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 10 oktober 2016 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een vrachtwagen (een trekker van het merk/type MAN TGA-2 met kenteken [kentekennummer 3] met oplegger van het merk/type Koegel S24 met kenteken [kentekennummer 4] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (de onderneming) [naam bedrijf] en/of [naam slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
(artikel 350 Wetboek van Strafrecht)
"U dient er rekening mee te houden dat degene die rechtstreeks schade heeft
geleden door een op deze dagvaarding vermeld strafbaar feit, zich ter zake van
zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij kan voegen in het
Strafproces. Conform het bepaalde in artikel 51 b van het Wetboek van
Strafvordering is het mogelijk dat de vordering later schriftelijk, namelijk
voor de aanvang van de terechtzitting, dan wel mondeling tijdens de
terechtzitting wordt ingediend. Indien thans aan het openbaar ministerie
bekend is of benadeelde partij zich heeft gevoegd, treft u de inhoud van diens
vordering en de daarbij vermelde gronden op deze dagvaarding aan."
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht