In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, is op 11 januari 2017 vonnis gewezen in een incident betreffende de zekerheidstelling voor proceskosten. De eiseres, Ace Petrosource & Logistics Limited, gevestigd in Lagos, Nigeria, was in deze procedure betrokken bij een geschil met de gedaagde, Van Vliet Trucks Holland B.V., gevestigd in Nieuwerkerk aan den IJssel. De rechtbank had eerder in een tussenvonnis van 2 november 2016 bepaald dat Ace Petrosource zekerheid moest stellen in de zin van artikel 224 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) ten behoeve van Van Vliet. Deze zekerheid diende te worden gesteld door middel van een bankgarantie van een eersteklas Nederlandse bank.
Ace Petrosource stelde in haar antwoordakte dat zij een bankgarantie had verkregen via haar bank in Nigeria, Ecobank Nigeria Ltd, die een garantie had gegeven aan Deutsche Bank AG. Deze laatste zou op haar beurt een garantie hebben gegeven aan Van Vliet. Ace Petrosource voerde aan dat het voor haar niet mogelijk was om een bankgarantie van een Nederlandse bank te verkrijgen, omdat zij geen rekening had bij een Nederlandse bank en haar Nigeriaanse bank geen relatie had met een Nederlandse bank.
De rechtbank oordeelde echter dat uit de overgelegde stukken niet kon worden afgeleid dat Ace Petrosource voldoende zekerheid had gesteld conform het tussenvonnis. De rechtbank benadrukte dat de stukken die Ace Petrosource had overgelegd, geen verklaring bevatten van Deutsche Bank dat deze zich jegens Van Vliet garant stelde voor de proceskosten. Hierdoor werd Ace Petrosource niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering en werd zij veroordeeld in de proceskosten van Van Vliet, die tot dat moment waren begroot op € 3.903,-- aan griffierecht. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.