ECLI:NL:RBROT:2017:417

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 januari 2017
Publicatiedatum
17 januari 2017
Zaaknummer
C/10/507272 / HA ZA 16-772
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zekerheidsstelling voor proceskosten in civiele procedure met internationale elementen

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, is op 11 januari 2017 vonnis gewezen in een incident betreffende de zekerheidstelling voor proceskosten. De eiseres, Ace Petrosource & Logistics Limited, gevestigd in Lagos, Nigeria, was in deze procedure betrokken bij een geschil met de gedaagde, Van Vliet Trucks Holland B.V., gevestigd in Nieuwerkerk aan den IJssel. De rechtbank had eerder in een tussenvonnis van 2 november 2016 bepaald dat Ace Petrosource zekerheid moest stellen in de zin van artikel 224 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) ten behoeve van Van Vliet. Deze zekerheid diende te worden gesteld door middel van een bankgarantie van een eersteklas Nederlandse bank.

Ace Petrosource stelde in haar antwoordakte dat zij een bankgarantie had verkregen via haar bank in Nigeria, Ecobank Nigeria Ltd, die een garantie had gegeven aan Deutsche Bank AG. Deze laatste zou op haar beurt een garantie hebben gegeven aan Van Vliet. Ace Petrosource voerde aan dat het voor haar niet mogelijk was om een bankgarantie van een Nederlandse bank te verkrijgen, omdat zij geen rekening had bij een Nederlandse bank en haar Nigeriaanse bank geen relatie had met een Nederlandse bank.

De rechtbank oordeelde echter dat uit de overgelegde stukken niet kon worden afgeleid dat Ace Petrosource voldoende zekerheid had gesteld conform het tussenvonnis. De rechtbank benadrukte dat de stukken die Ace Petrosource had overgelegd, geen verklaring bevatten van Deutsche Bank dat deze zich jegens Van Vliet garant stelde voor de proceskosten. Hierdoor werd Ace Petrosource niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering en werd zij veroordeeld in de proceskosten van Van Vliet, die tot dat moment waren begroot op € 3.903,-- aan griffierecht. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/507272 / HA ZA 16-772
Vonnis van 11 januari 2017
in de zaak van
de rechtspersoon naar het recht van Nigeria
ACE PETROSOURCE & LOGISTICS LIMITED,
gevestigd te Lagos, Nigeria
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M. Goedhart te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN VLIET TRUCKS HOLLAND B.V.,
gevestigd te Nieuwerkerk aan den IJssel,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. M.A.D. Bol te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Ace Petrosource en Van Vliet genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis in het incident van 2 november 2016;
  • de akte van Van Vliet;
  • de antwoordakte van Ace Petrosource, met producties;
  • de antwoordakte van Van Vliet.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank beslist dat Ace Petrosource zekerheid in de zin van artikel 224 Rv dient te stellen ten behoeve van Van Vliet ter zake van de proceskosten tot betaling waarvan Ace Petrosource veroordeeld kan worden. Deze zekerheid dient blijkens de beslissing in het tussenvonnis gesteld te worden door middel van een bankgarantie van een eersteklas Nederlandse bank.
2.2.
Bij antwoordakte heeft Ace Petrosource gesteld dat zij de desbetreffende bankgarantie heeft gesteld. Zij heeft aangevoerd dat haar bank in Nigeria (Ecobank Nigeria Ltd) een garantie aan Deutsche Bank AG heeft gegeven, die op haar beurt een garantie heeft gegeven aan Van Vliet. Ace Petrosource heeft aangevoerd dat het haar niet mogelijk is zekerheid te stellen door middel van een bankgarantie van een Nederlandse bank, omdat zij zelf niet bij een Nederlandse bank bankiert. Ook haar eigen (Nigeriaanse) bank kan geen garantie aan een Nederlandse bank geven, omdat die bank geen relatie met enige Nederlandse bank onderhoudt. Om die reden heeft Ace Petrosource gekozen voor de constructie van een garantie via haar bank en Deutsche Bank.
2.3.
Uit het betoog van Ace Petrosource en de door haar overgelegde stukken kan niet worden afgeleid dat zij genoegzaam zekerheid heeft gesteld op de wijze van of in lijn met hetgeen in het tussenvonnis is bepaald. Dat betekent dat zij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering. Ter toelichting wijst de rechtbank op het volgende.
2.4.
Denkbaar is dat, hoewel niet volledig conform de veroordeling tot het stellen van zekerheid is gehandeld, de geboden zekerheid toch als voldoende moet worden beschouwd.
Te denken valt bijvoorbeeld aan een situatie zoals door Ace Petrosource geschetst, waarin het stellen van een bankgarantie door een eersteklas Nederlandse bank op praktische problemen stuit. Om in een dergelijk geval toch te kunnen oordelen dat de geboden zekerheid volstaat, zal ten minste duidelijk moeten zijn dat de partij in wier belang de verplichting tot zekerheidsstelling is opgelegd op het desbetreffende bedrag zonder moeite verhaal zal kunnen nemen (zie artikel 6:51 lid 2 BW). Daarvan is in dit geval niet gebleken. Uit geen van de door Ace Petrosource overgelegde stukken blijkt dat Deutsche Bank zich jegens Van Vliet daadwerkelijk garant heeft gesteld voor de proceskosten. De overgelegde stukken behelzen:
  • een “bank guarantee” van Ecobank aan Ace Petrosource ter zake van kosten die Van Vliet mogelijk jegens Ace Petrosource verschuldigd zal worden;
  • een brief van Ecobank aan Ace Petrosource inzake een “counter bank guarantee – facility letter”, waarin als “purpose” van een en ander wordt genoemd “to enable Deutsche Bank Amsterdam issue a Bank Guarantee in favour of Rotterdam District Court” uit hoofde van het tussenvonnis;
  • een mail van 6 december 2016 waarin is opgenomen de tekst van een bericht van Ecobank aan Deutsche Bank AG met betrekking tot een door Ecobank aan Deutsche Bank AG verstrekte tegengarantie.
De stukken zien aldus op de relatie tussen Ace Petrosource en Ecobank respectievelijk Ecobank en Deutsche Bank AG. Zij bevatten geen verklaring van Deutsche Bank (al dan niet in Amsterdam) dat deze zich jegens Van Vliet voor de proceskosten garant stelt. Reeds om deze reden is van genoegzame zekerheidsstelling niet gebleken.
2.5.
Uit de antwoordakte van Ace Petrosource moet mogelijk worden afgeleid dat zij in tijdnood was om binnen vier weken na het tussenvonnis een (aan Van Vliet gerichte) bankgarantie te verkrijgen. Als dat zo is, dan had van haar verwacht mogen worden zulks tijdig aan de rechtbank kenbaar te maken met het verzoek de termijn te verlengen (artikel 616 lid 4 Rv). In dat geval zou de rechtbank het verzoek, met inachtneming van de visie daaromtrent van Van Vliet, hebben kunnen beoordelen. Dat Ace Petrosource niet voor die in de wet voorziene route heeft gekozen, komt voor haar risico.
2.6.
De slotsom hiervan moet zijn dat Ace Petrosource niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering. Zij zal worden veroordeeld in de proceskosten.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart Ace Petrosource niet-ontvankelijk;
3.2.
veroordeelt Ace Petrosource in de proceskosten van Van Vliet, tot op heden begroot op € 3.903,-- aan griffierecht;
3.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2017.
1980/
2221